De oude muzikant
Doegoe doegoe doegoe doegoe... Langzaam naderen ze de oever.
Opgelucht staan onze drie vrienden even later aan de kant.
‘Ik heb dorst,’ zegt Glenn. ‘Daar staat een schaafijswagen, zullen we wat kopen?’
‘Waah, sjène.’ roept Edje. ‘Kijk wat op de zijkant staat geschreven. SGAAF EIS 10 SENT.’ De
jongens lachen stiekem.
Even later slurpen ze aan hun ijsje.
‘Hé, kijk daar iets vreemds!’ Sonny wijst naar een oude man die onder een amandelboom zit. De grijsaard bespeelt een eigenaardig instrument. Over de holle kant van een kalebas is een stevige twijg vastgemaakt, dat is de hals. Vanaf de top van de hals lopen twee dunne koorden naar de onderkant. Met duim en wijsvinger bespeelt hij de snaren en met de vingers van de andere hand trommelt hij op de kalebas.
Edje, haantje de voorste als altijd, stapt naar voren en vraagt beleefd: ‘Goede morgen oupa, san na dati?’
‘Mi pikin, dit is een bintà. De kalebas is een doorgezaagde papagodo. Dit instrument zal je niet vaak tegenkomen.’ antwoordt de oude.
‘Oupa U hebt gelijk, ik zie voor het eerst een bintà.’
‘Ja, ik geloof dat veel kinderen hier het niet kennen.’
‘Oupa, ik vraag U beleefd, begi-begi, mag ik het hebben?’
‘Ben je gek Ed, die oude man kent jou niet eens,’ fluistert Sonny.
Het grijze mannetje glimlacht echter en zegt: ‘Hai mi boi je durft wel. Pak aan, ik ben al oud, ga jij maar flink oefenen hoor.’
Met deze woorden geeft hij de bintà aan de dolgelukkige Ed.
Opeens: Pèpeng, pèpeng! Ram toetert ongeduldig. De jongens moeten instappen. Ze gaan verder.
‘Dank je wel oupa, dank je wel, tan boen oupa, dag!’