Herinneringen
(1968)–B.C. de Jonge– Auteursrechtelijk beschermd4. F. Beelaerts van Blokland aan De Jonge, 27 nov. 1923.Ga naar voetnoot5Uit de courant hebt Gij waarschijnlijk gelezen welke opdracht H.M. de Koningin mij heeft toegedachtGa naar voetnoot6. Ten einde niet den schijn van gemakzucht op mij te laden heb ik verzocht de zaak in beraad te mogen houden, al moest ik reeds aanstonds mijn ernstigen twijfel uitspreken aan de mogelijkheid de mij toegedachte taak tot een goed einde te brengen. Ik ben nu bezig te onderzoeken of een extra-parlementair Kabinet, dat zich ten doel zou stellen eene sluitende begrooting te verkrijgen en tegelijkertijd de defensiebelangen te behartigen op zoodanige wijze dat de belangen in Indië geen minderen waarborg vinden dan door de verworpen Vlootwet het geval zou zijn geweest, levensvatbaar zou zijn. Op avontuur mag niet gezeild worden. Als over zes weken een nieuwe crisis uitbrak, zou het prestige der Kroon zeker worden geschaad en voor dat risico leen ik mij niet. Ik geloof dat de vraagstukken waarvoor 's lands Regeering voor het oogenblik gesteld is van te diep ingrijpenden aard zijn om die te kunnen oplossen zonder vasten steun van politieke groepen. Zou het mij evenwel blijken dat de bezwaren welke ik ducht te overwinnen zouden zijn, dan doet zich de vraag voor, of ik medewerkers zou kunnen vinden, bereid om aan deze uiterst moeilijke taak hunne krachten te geven. De langste levensduur van het Kabinet zou natuurlijk zijn tot de verkiezingen en de kans van een vroeger einde blijft onder alle omstandigheden groot. Wie politieke ambities heeft, zal in dit Kabinet geen zitting nemen. Alleen het besef van de zware verantwoordelijkheid welke men op zich zou laden door onder deze uiterst moeilijke omstandigheden medewerking te weigeren, kan m.i. thans er toe bewegen die te verleenen. Ik herhaal dat ik nog geenszins toe ben aan het aanvaarden van de opdracht. Maar indien ik daartoe ten slotte vrijheid vond, zou ik dan met eenige kans op goeden uitslag op Uwe medewerking, op welke ik in dat geval den allerhoogsten prijs zou stellen, een beroep mogen doen? |
|