Tot lering en vermaak
(1976)–E. de Jongh– Auteursrechtelijk beschermdBetekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw
[pagina 280]
| |
[pagina 281]
| |
74 Adriaen van der Werff
| |
[pagina 282]
| |
Werffs schilderij. Als zodanig wordt zij op een centrale plaats afgebeeld in de gedaante van de gebeeldhouwde Hercules, die Invidia verslaat, de personificatie van haat en afgunst en de vijandin van de deugd in het algemeen.Ga naar eind6 Als (pseudo-)antiek beeld behoort deze groep tot de klassieke sculpturen die de schildersleerling geacht werd te bestuderen. Ook in overdrachtelijke zin fungeert het beeld als een voorbeeld voor leerlingen en beschouwers en daarmee tevens als sleutel tot het gehele schilderij. Het is de programmatische tegenstelling tot de herme van Pan die behoort tot de afkeurenswaardige groep op de voorgrond. De halfgod Hercules verpersoonlijkte sinds de oudheid de deugd. Karel van Mander schrijft in zijn Wtlegghingh van Ovidius' Metamorfosen: ‘Hercules wort veel ghehouden te wesen de deught, ... Soo dat Hercules niet en is anders als de deughtsaemheyt, het eerlijck cloeck ghemoedt, wijsheyt, redelijckheyt, en ghestadicheyt... want alle goedicheyt heeft haer te74b Pieter van der Werff, De tekenles. Amsterdam, Rijksmuseum
wapenen met ghedult in teghenspoet, om oock te verwinnen alle lusten des vleeschs ...’.Ga naar eind7 In dezelfde geest noemt Ripa Hercules als belichaming van de ‘heldische deughd of dapperheyd’ die in staat is door rede alle ‘sinnelijcke genegentheden’ te overwinnen.Ga naar eind8 De in mythologisch-allegorisch gewaad gestoken beeldengroep vat in feite de moraal samen die ook in de groepjes kinderen tot uitdrukking komt: de deugd wordt steeds bedreigd en dient voortdurend tegen aanvallen van ondeugd ten strijde te trekken. Dat Van der Werff juist schildersleerlingen koos om de didactische moraal van zijn stuk uit te beelden, moet worden verklaard vanuit zijn denkbeelden over beroep en ethos van de kunstenaar. Van Mander al had in zijn Leerdicht de schildersjeugd opgeroepen om niet alleen het vak goed te leren, maar zich ook in bijzondere mate door vlijt, deugd en geleerdheid te onderscheiden. Met deze aansporing74c Titelprent van: Johan van Gool. Nieuwe Schouburg ..., Den Haag 1750
| |
[pagina 283]
| |
dacht hij een bijdrage te kunnen leveren aan de strijd tegen de slechte faam die kunstenaars, mede doordat zij een sociaal laag gewaardeerd beroep uitoefenden, vanouds hadden gehad.Ga naar eind9 ‘Hoe schilder hoe wilder’ - met dit gezegde typeert Van Mander de reputatie van zijn vakgenoten. Toen de schilders in de renaissance probeerden zich los te maken uit het oude verband van het gilde, hanteerden zij daarbij voornamelijk twee middelen: ze propageerden een theoretisch, dat wil zeggen ‘wetenschappelijk’ fundament voor hun beroep (zoals Van Mander dat op schrift heeft gesteld), en ze legden sterke nadruk op het gedrag van de kunstenaar in ethisch opzicht. Van Mander formuleerde deze zedelijke eisen op beeldende wijze: Nu dan ghy jonghe Pictoriael sinnen,
Laet varen al onnutte kinder prachten,
Wilt ghy ten Throone deser Consten binnen,
Ghy moets' aenhanghen en stadich beminnen,
Want sy jeloers is, en oock seer te wachten,
Op 't ghepluymde bedde moet ghy niet achten,
De slaperighe traecheyt moet ghy swichten,
Oock Bacchi cruyck en Cupidinis schichten.Ga naar eind10
Deze waarschuwing wordt in latere literatuur steeds herhaald en op schildersportretten, atelierscènes en platen in schilderboeken in beeld gebracht. Nog in 1750 wordt op de titelprent van Johan van Gools Nieuwe schouburg de Waarheid uitgebeeld die, begeleid door de Wijsheid en de Roem, de daden der ‘schilder-helden’ optekent, terwijl de Nijd en Luiheid vertreden op de grond liggen (afb. 74c). Een reliëf op het basement dat de schrijfster tot lessenaar dient, laat zien hoe de schilder tot deze roem kan komen. Het geeft aan, in de woorden van de uitlegger van de titelprent, dat ...met wat vlyt
De Schilder, vadzigheid en wellust heeft te laeken,
Te vlieden als een pest; om, ryk van lof, te raeken
Ter kunstvolkomenheit, door oeffening en tyt.Ga naar eind11
Navolging van de deugd en strijd tegen elke neiging tot ondeugd propageert ook Adriaen van der Werff. Zijn geschilderde zedenles is zó uitgebeeld dat zij - en de prominente plaats die het tafereel in de keurvorstelijke galerij had, bewijst dit - niet alleen voor schildersleerlingen, maar voor iedere beschouwer kon gelden. |
|