Tot lering en vermaak
(1976)–E. de Jongh– Auteursrechtelijk beschermdBetekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw
[pagina 202]
| |
[pagina 203]
| |
51 Jacob Ochtervelt
| |
[pagina 204]
| |
aanwezige amoureuze sfeer. De schaal met oesters, door de dienstbode aangedragen, zal het contact tussen de elkaar toelachende cisterspeler en zijn vriendin nog moeten intensiveren. Dat oesters bevorderlijk werden geacht voor de libido, daarover zijn 17de eeuwse geschriften voldoende duidelijk. Sommige auteurs, zoals Jacob Cats, spreken er in afkeurende zin over. De bekende arts Johan van Beverwyck blijft daarentegen neutraal: ‘Onder de Visch, die in harde schelpen besloten is, zijn de Oesters van allen tijden voor de delicaetste gehouden. Want sy verwecken appetijt, ende lust om te eten, en by te slapen, het welck alle beyde de lustighe ende delicate luyden wel aen-staet...’.Ga naar eind3 51b Illustratie uit: Johan van Dans, Scoperos satyra..., Amsterdam 1668
In Hieronymus Sweerts' De tien vermakelikheden des houwelycks krijgt een vrouw die na drie maanden huwelijk nog niet zwanger is, van een buurvrouw het advies: ‘Ik zou mijn man dikwils spijzen voorzetten daer ik zelf wel van voer, als Oesters, Eyeren, Hanekammen...’. Drie bladzijden verder evenwel heet het, in mineur: ‘Maar op 't eynd bevint men dat het elendig en te vergeefs is, daer 't de Vrou uyt de Apotheek; en de man uyt de Oester- of Eyer-schalen halen moet!’.Ga naar eind4 Ongeveer in dezelfde tijd als waarin Ochtervelt zijn Oestermaaltijd schilderde, schreef Johan van Dans een pikant gedichtje over een Venusbeeld en gebruikte de oester daarbij - traditioneel - als vrouwelijk symbool (dit bovendien geïllustreerd; afb. 51b): Hebje Venus moeder-naect
Niet gesien van steen gemaect
Of waer op een Bordt geschildert
Dat haer Oester was verwildert,
En dat aldersoetste pandt
Had bedeckt haer lincker-handt...Ga naar eind5
De verhouding van een dergelijk vers tot zo'n ‘verfijnd’ schilderij als Ochtervelts Oestermaaltijd dreigt voor de 20ste eeuwse lezer en kijker enigszins problematisch te blijven. Wij hebben de neiging deze uitingen op totaal verschillende niveaus te waarderen, zonder rekening te houden met de grillige lijn van de toenmalige fatsoensconventies. Inhoudelijk gezien stonden gedicht en schilderij oorspronkelijk dichter bij elkaar dan ze later zouden staan, onder invloed van een algemene verpreutsing. Wat in de 19de eeuw en daarna als platvloers werd ervaren, kon in de 17de eeuw in brede kring nog volkomen aanvaardbaar zijn.Ga naar eind6 Het versje van Van Dans hield voor zijn moralistische, maar zelden preutse tijdgenoten een ‘dobbele geestigheid’ in, die voor de meesten van hen de schaamtegrens niet zal hebben overschreden. Ongeveer op dezelfde wijze moet het schilderij van Ochtervelt zijn gewaardeerd - als een aardig tafereeltje, met een knipoog van de schilder naar de goede verstaander. |
|