Tot lering en vermaak
(1976)–E. de Jongh– Auteursrechtelijk beschermdBetekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw
[pagina 158]
| |
[pagina 159]
| |
37 Kornelis de Man
| |
[pagina 160]
| |
omstanders hem op de open handpalm slaat. Zolang het slachtoffer mis raadt, wordt er geslagen - vandaar de ‘warme hand’. Het spel was overigens al in de middeleeuwen populair, getuige ook diverse uitbeeldingen ervan, bijvoorbeeld op 14de eeuwse Franse ivoren (afb. 37a) en op een Lombardisch miniatuur uit het einde van de 15de eeuw, waar de deelnemers bestaan uit naakte cupido's.Ga naar eind3 Kornelis de Man heeft het onderwerp enkele malen uitgebeeld en met hem hebben verscheidene tijdgenoten dat gedaan, onder wie Jan Miense Molenaer, Gerrit Lundens en David van der Plaes, en Vlamingen als Christoffel van der Lamen en Hieronymus Janssens.Ga naar eind4 In de 18de eeuw zou in Frankrijk Fragonard ‘La main chaude’ op geestige wijze uitbeelden, namelijk gesitueerd aan de voet van Falconet's bekende beeld L'amour menaçant, een schalkse cupido die, door een vinger op zijn lippen te leggen, tot zwijgen aanspoort (afb. 37b).Ga naar eind5 Zo openlijk onder auspiciën van de liefdesgod geplaatst zijn de Nederlandse interpretaties van het handjeklappen niet, maar amor blijkt in de geest meestal wel aanwezig. Ofschoon het er allemaal nogal onschuldig37b Honoré Fragonard, La main chaude. Washington DC, National Gallery
uitziet, althans op de schilderijen (bij De Man lijkt het de moeder die haar schoot ter beschikking heeft gesteld), viel het spel bij moralisten als Johan de Brune en Adriaen Poirters niet in goede aarde. De calvinist De Brune wijdde er een van zijn emblemen aan, onder het grimmige motto ‘Een hoeren schoot is duyvels boot’ (afb. 37c).Ga naar eind6 Het proza-commentaar hekelt op scherpe toon de ‘wel-lust des lichaems’, waaraan de deelnemers van het spel, volgens deze schrijver, zo jammerlijk lijden. ‘Daer en is geen doodelicker pest den menschen, van de Natuere, gegeven, als de wel-lust des lichaems’, aldus wordt Cicero aangehaald, terwijl in het voorafgaande gedicht een vergelijking wordt getrokken tussen de schoot waarin het slachtoffer zijn hoofd legt en de schoot van Delilah: Een lighter in de schoot, als een verwonnen knecht,
Die tot een doel zijn hand, voor yders handen leght.
Dit is Dalilas schoot, daer in veel menschen roncken:
Zy krijghen slagh op slagh, nochtans sy blijven droncken,
En sticken in haer vier; z'en kennen niet den man,
Die slaet, en lijf en ziel in d'helle werpen kan.Ga naar eind7
37c Embleem uit: Johan de Brune, Emblemata of zinne-werck ..., Amsterdam 1624
| |
[pagina 161]
| |
om de jeugd te waarschuwen tegen onbezonnen verbintenissen: O Iongheydt! let doch met verstandt
Wie u den slagh gheeft in de handt
Want ghy zijt naer, dat is de trouw,
Behouden, oft verloren vrouw';
Daerom vermaen'ick u Malloot,
Siet waer ghy't hooft leght in den schoot.
37d Embleem uit: Adriaen Poirters, Den alderheijlichsten naem ..., [Antwerpen] 1647
|
|