Tot lering en vermaak
(1976)–E. de Jongh– Auteursrechtelijk beschermdBetekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw
[pagina 138]
| |
[pagina 139]
| |
31 Salomon Koninck
| |
[pagina 140]
| |
31c Embleem uit: Adriaen Poirters, Het masker van de wereldt afgetrocken, ed. Antwerpen 1649
Twee jaar na het verschijnen van Kruls boek in Amsterdam dook een dubbelganger van de wegende oude man op in Poirters' te Antwerpen uitgegeven Het masker vande wereldt afgetrocken (afb. 31c).Ga naar eind5 Deze figuur wordt door de auteur zonder meer gediskwalificeerd als gierigaard en vrek en volgens beproefd recept vergeleken met de ezel die een mand met kostelijke spijzen op zijn rug draagt, maar zich met niets anders dan met distels voedt. Analoog aan Krul wijst Poirters er bovendien op dat degeen die veel ‘heeft vergaert, en bewaert, moet sonder geld gaen onder d'aert’. Zulke mensen, zegt hij, komen in de hel terecht, in tegenstelling tot degenen die hun geld besteden ten behoeve van hun naasten; die hebben kans op de hemel. De dood wordt op een voor het genre nogal uitzonderlijke manier, namelijk als evidente personificatie, ten tonele gevoerd in een schilderij van Jan Steen: een goud wegende oude man staat oog in oog met een kennelijk plotseling voor een venster verschenen31d Jan Steen, De goudweger. Kopenhagen, Statens Museum for Kunst
skelet (afb. 31d). De leidende gedachte is uiteraard dat het moment nabij is dat de oude man zelf zal worden gewogen, teneinde zijn laatste plaats, hetzij in de hemel, hetzij in de hel, te kunnen bepalen. Een soortgelijke associatie verwerkte Vermeer in zijn genoemde voorstelling van een vrouw met een weegschaal in een vertrek waar een schilderij met het Laatste Oordeel aan de wand hangt.Ga naar eind6 Dat het geld of goud wegen op schilderijen en prenten vrijwel altijd wordt gedaan door oude mensen is zeer opvallend, maar niet onbegrijpelijk als we weten dat het verband tussen ouderdom en gierigheid reeds in de oudheid was gelegd en tot een gemeenplaats uitgegroeid. Aristoteles rept ervan, zoals Cicero enkele eeuwen na hem. Cicero zegt niet te kunnen inzien welk doel de gierigheid van oude mensen dient: ‘... want is er iets dwazer dan een reiziger die zijn bagage uitbreidt naarmate het einde van de reis meer in het verschiet komt?’Ga naar eind7 Een uitspraak die zich goed laat vergelijken met de geciteerde, omgewerkte passage uit Lucas 12. In Ripa's Iconologia tenslotte, in het Nederlands verschenen in hetzelfde jaar als Kruls Pampiere wereld, wordt de personificatie van Avaritia.Gierigheyt ‘oud | |
[pagina 141]
| |
gemaelt [geschilderd], niet alleen om dat de Gierigheyt meest in alle Oude heerscht, maer zy wort genaemt Moeder van alle Schelmerye, gelijck Claudianus seght’.Ga naar eind8 Op grond van deze (en andere) gegevens is het zeer aannemelijk dat de wegende man op het schilderij van Salomon Koninck als een verbeelding van de gierigheid is bedoeld, met alle bijgedachten (aan de dood vooral) die deze ondeugd in de 17de eeuw placht op te roepen. Mocht de schilder het evenwel anders hebben bedoeld, dan zullen tijdgenoten die zijn werk onder ogen kregen en bekend waren met zulke boeken als van Krul en Poirters, deze negatieve betekenis er ongetwijfeld hebben ingelegd. |
|