Tot lering en vermaak
(1976)–E. de Jongh– Auteursrechtelijk beschermdBetekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw
[pagina 116]
| |
[pagina 117]
| |
24 Barent Fabritius
| |
[pagina 118]
| |
24b Illustratie uit: Jacob Cats, Invallende gedachten ... (eerste druk 1656), ed. Amsterdam-Utrecht 1700
Een schilderij, toegeschreven aan Hendrick ten Oever, is in dit verband eveneens van belang.Ga naar eind5 Het toont een aan een ladder opgehangen varken in een stedelijke omgeving (Zwolle), terwijl precies naast het kadaver, op de muur waartegen de ladder staat, een zogenaamd pestkruis is aangebracht. De associatie met de dood en verderf zaaiende pest versterkt hier de vanitas-boodschap van het karkas. Zowel op de houtsnede uit de almanak, als op de schilderijen van Ten Oever en Fabritius, en zoals bovendien op de meeste interpretaties van dit onderwerp, zien we kinderen bezig de blaas van het geslachte varken op te blazen. Evenals het pestkruis ondersteunen deze tafereeltjes de vermaning die van het centrale motief uitgaat. Het opblazen van de blaas is namelijk een variant op het wijdverbreide thema van de homo bulla, het bellenblazende jongetje, dat elders uitvoerig wordt besproken.Ga naar eind6 Een gedicht van Cats uit de jaren vijftig van de 17de eeuw, en één van Jan Luiken van een halve eeuw later, verschaffen ons hierover duidelijke informatie. Beide dichters lichten een prent toe waarop jongens zich weer met zo'n blaas amuseren en daarbij leggen ze opnieuw de nadruk op de nietswaardigheid van het menselijk bestaan (afb. 24b en 24c):Ga naar eind7 ‘U leven is maer enckel waes’; en: ‘Wat is de Waereld, die het ziet? Een Blaas vol wind en anders niet ...’ Fabritius had, net zoals met de kinderen op de voorgrond, met de rokende mannen bij het vuur op de achtergrond wellicht een speciale bedoeling. Ook rook en de bezigheid van het roken werden immers opgevat als metaforisch voor de kortstondigheid van het leven.Ga naar eind8 Het schilderij van Fabritius heeft, zo mogen we concluderen,24c Embleem uit: Jan Luiken, Des menschen begin, midden en einde, Amsterdam 1712
de dood tot hoofdonderwerp. Anderzijds mag ons dit niet doen vergeten dat in de 17de eeuw aan het slachten van een varken nog een andere gedachte was verbonden, een gedachte die zowel met dood als met gierigheid te maken heeft. Zoals het varken zich vet vreet, zo verzamelt de vrek zijn schatten, aldus leren de literatuur, de emblematiek, en de 17de eeuwse volksmond.Ga naar eind9 Hun nut blijkt pas later, want niet eerder dan na hun dood leveren ze anderen (de slachters, respectievelijk de erfgenamen) de nodige voordelen op. De associatie van varken met gierigheid leeft tot in onze tijd voort in het fenomeen van het spaarvarken. Ook dit beest geeft pas na zijn dood de inhoud van zijn buik prijs. |
|