Amsterdam, ca. 15 november 1946
[in bovenmarge, ondersteboven] À propos: je bent toch wel redacteur van Columbus?
Beste Hans,
a) Het Woord legt er bij het eind van dit jaar het bijltje bij neer: zo zie je, dat jullie in het spelletje dat wie het laatst lacht lacht het best heet alvast één tegenstander getroefd hebben. b) Vraag officieel bevestiging van de vraag, of de Vrije Bladen er echt mee ophouden, en schrijf het me. Het is voor mij van veel belang en Stuiveling wist verleden week nog van niets! [c. is doorgehaald] d) Morriën is toch nog niet zo slaperig, dat hij niet de Kafka-invloeden bij Rodenko met de vinger wist na te wijzen. Is het inderdaad een geval van hopeloos epigonisme? e) Hierbij aphorismen, ze (Crit) vonden er natuurlijk weer geen barst aan. Die knapen vinden allen Du Perron en zichzelf goed. Zet ze er gauw in, want binnenkort wou ik in het groot zaken met je doen. f) Ik ben namelijk aan één lang essay (een vervolg-essay) bezig, waarin ik in leesbare vorm mijn voornaamste topics eens recapituleer. Het wordt vier of vijf afleveringen. “De kunst van het lezen” I, II, III, IV en V. I is af, zou je het aandurven, om een blanco volmacht voor me te verwerven, zodat ik het rustig kan schrijven en telkens een stuk op jullie afschuiven? De kladden zijn hier natuurlijk ter inzage. Misschien kan dit als het af is een klein boekje op zichzelf worden. f) de manier, om op korte termijn alle auteurs van je