| |
| |
| |
Bibliografische afdeling
Algemene opmerking
De in de eerste drie onderdelen van de Bibliografische afdeling vermelde werken zijn naar hun inhoud en bedoeling niet altijd zo gemakkelijk van elkaar te onderscheiden als de afzonderlijke opschriften suggereren. In sommige publikaties die werden gerangschikt onder nr. 1 (Nederlandse literatuurtheorie) worden - uiteraard - ook problemen behandeld die nr. 3 (Nederlandse literatuurkritiek) betreffen; het omgekeerde bleek eveneens onvermijdelijk. Ook onder nr. 2 (buitenlandse werken) worden boeken vermeld die, behalve op de literatuurkritiek, gedeeltelijk betrekking kunnen hebben op de literatuurtheorie (= theoretische literatuurwetenschap en theorie van de afzonderlijke literatuurwetenschappen).
Ter aanvulling van de Bibliografische afdeling verwijs ik o.m. naar de bibliografieën in de onder nr. 1 genoemde werken van T.A. van Dijk (1971) en F.C. Maatje (derde druk, 1973), en in het onder nr. 3 genoemde boek van M. Janssens (1967). Bovendien wordt aan het slot van de eerste drie onderafdelingen verwezen naar publikaties waarvan de volledige titel is vermeld in de vierde onderafdeling (Beknopte bibliografie van Nederlandstalige critici) of in de Aantekeningen bij de afzonderlijke hoofdstukken (p. 277 e.v.). In het eerste geval gebeurt de verwijzing door middel van een cijfer, gevolgd door een jaartal tussen haakjes (bv. 4 (1969) = het in de onderafdeling 4 vermelde boek van deze auteur dat verscheen in 1969); in het tweede geval d.m.v. twee cijfers (bv. 5: 2 = Aantekening 2 bij Hoofdstuk V).
| |
1. Recente Nederlandstalige publikaties over literatuurtheorie
A.D. de Groot, Methodologie. Grondslagen van onderzoek en denken in de gedragswetenschappen, 's-Gravenhage 19716 (1961). |
F.C. Maatje, Literatuurwetenschap. Grondslagen van een theorie
|
| |
| |
van het literaire werk, eerste druk 1970; derde, herziene en uitgebreide druk, Utrecht 1974 (voor de ‘receptie’ van dit handboek, zie S. de Haan (1972-'73), en P.F. Schmitz en F.C. Maatje in Forum der letteren 16 (1975) 4, p. 159-167 en p. 236-248). |
T.A. van Dijk, Moderne literatuurteorie. Een eksperimentele inleiding, Amsterdam 1971 (voor de ‘receptie’ van dit handboek, zie: H. van Gorp in Wetenschappelijke tijdingen 29 (1970) 6, p. 435-442; D.W. Fokkema in Maatstaf 19, (1971) 7, p. 478-483; M.J.G. de Jong in Raam 80 (1972), p. 49-53; T. Anbeek en G. Booij in De gids 1972, p. 108-115; J.M. Maes in De Vlaamse gids 1973, 6, p. 27-35; G.F.H. Raat in Forum der letteren 16 (1975) 1, p. 45-53). |
|
M. Adriaens, Literatuurwetenschap en linguistiek. Verslagen van de colloquia 1972-'73, Leuven 1973. |
T. Anbeek, ‘De literatuurwetenschap en de lezers’ in De gids 1974, p. 159-175. |
T. Anbeek, ‘De interpretatie als hypothese-Enige bedenkingen’ in Forum der letteren 17 (1976) p. 239-248. |
F. Balk-Smit Duyzentkunst e.a., Controversen in de taal- en literatuurwetenschap, Wassenaar 1974. |
R. Bouckaert-Ghesquiere, ‘Fenomenologie en literatuurstudie’ in Spiegel der letteren 18 (1976) 2, p. 137-152 (bibliografisch overzicht: vgl. de bij R. Ghesquiere vermelde dissertatie). |
B. Brouwers, Literatuur en revolutie. Deel I. Inleiding tot de literatuursociologie, Meppel 1971. |
T.A. van Dijk, Taal Tekst Teken. Bijdragen tot de literatuurteoric, Amsterdam 1971. |
M.F. Fresco, ‘Zijn alfa-wetenschappen wetenschappelijk?’ in Wijsgerig perspectief op maatschappij en wetenschap 12 (1971-'72) 4, p. 252-271. |
M.F. Fresco, ‘Zijn er specifieke methoden voor “kunstwetenschappen” zoals de literatuurwetenschap?’ in Spektator 4 (1974) 9/10, p. 556-569. |
R. Ghesquiere, Fenomenologie en literatuurstudie, onuitgeg. proefschrift, Katholieke Universiteit Leuven, Faculteit van de Wijsbegeerte en de Letteren, Leuven 1975. |
S. de Haan, ‘Over de grondslagen van de literatuurwetenschap’ in Spektator. Tijdschrift voor neerlandistiek 2 (1972-1973) 6, p. 360-396 en 8, p. 505-534 (kritiek op het handboek van F.C. Maatje). |
M. Janssens, ‘Nieuwe methoden in de literatuurwetenschap’ in Handelingen 28e Vlaams filologencongres 1971, p. 47-63. |
| |
| |
A. Kibédi Varga, De wetenschappelijkheid van literatuurwetenschap, Assen 1974. |
G. Knuvelder e.a., ‘Liber Amicorum Dr. Gerard Knuvelder Aetate Sua LXX’ speciale aflevering van Raam 87, 88, 89 (1972). |
G. Knuvelder, ‘Aasgieren der filologie?’ in Verslagen en mededelingen Koninklijke Vlaamse Academie 1963, 5-8, p. 127-185. |
G. Knuvelder, ‘Roman Ingarden/In memoriam’ in Raam 68 (1970) p. 38-59. |
R. Kraayeveld (red.), ‘Hedendaagse aspecten van literatuurwetenschap’, speciale aflevering van Raam 104 (1974). |
R. Kraayeveld, ‘De extrinsieke studie van de literatuur. Enkele filosofische bedenkingen tegen de literatuurwetenschap’ in Raam 96 (1973), p. 11-21. |
R. Kraayeveld, ‘De literatuurwetenschap in een impasse? Recente ontwikkelingen: poging tot voorlopige inventarisatie’ in Raam 99 (1973), p. 30-50. |
R. Kraayeveld, ‘Over literaire kommunikatie(s) van literatuur’ in Ons erfdeel 17 (1974) 5, p. 670-682. |
J. Kuin, ‘De literatuurwetenschap en de literaire tekst’ in De gids 1975, p. 134-142 (reactie op Anbeek, 1975, met diens antwoord). |
L. Lamberechts, ‘Literatuursociologie en esthetische autonomie’ in Handelingen Kon. Zuidnederlandse maatschappij voor taal- en letterkunde en geschiedenis 1976, p. 89-107. |
J.-M. Maes, ‘Zin en onzin van de literatuurwetenschap’ in Nieuw Vlaams tijdschrift 26 (1973) 3, p. 292-303. |
K. Meeuwesse, ‘Over de interpretatie van het literaire kunstwerk’ in Raam 21 (1965), p. 30-48. |
J.J.A. Mooij, ‘Over de methodologie van het interpreteren van literaire werken’ in Forum der letteren 4 (1963) 3, p. 143-164. |
J.J.A. Mooij, ‘De motivering van esthetische waarde-oordelen’ in Algemeen Nederlands tijdschrift voor wijsbegeerte en psychologie 6 (1969) 4, p. 217-240. |
J.J.A. Mooij, ‘Problemen rondom literaire waardeoordelen’ in De gids 1974, p. 461-473. |
C. Neutjens, ‘Tekst en context als uitgangspunt van een moderne literatuurwetenschap’ in Handelingen Kon. Zuidnederlandse maatschappij voor taal- en letterkunde en geschiedenis 1971, p. 215-228. |
C. Neutjens, ‘Literaire tekst en werkelijkheid’, Id. '74, p. 245-254. |
C. Neutjens, ‘Grondslagenonderzoek van de literatuurstudie’, Idem 1976, p. 131-142. |
| |
| |
J.J. Oversteegen, ‘Hermeneutiek. Enkele kardinale vragen rond de wetenschappelijke interpretatie van literaire teksten’ in Lampas 4 (1971), p. 132-146. |
H. Parret, ‘Methodologische vragen rondom het statuut van de literatuurwetenschap’ in Handelingen van het 28 ste Vlaams filologencongres 1971, p. 108-116. |
K.J. Popma, ‘Opmerkingen over de interpretatie van het literaire werk’ in Algemeen Nederlands tijdschrift voor wijsbegeerte en psychologie 63 (1971) p. 189-202. |
C.J. van Rees, ‘Wellek Warren en de literatuurtheorie’ in Spektator 4 (1974-'75) 7, p. 434-450. |
F. de Rover, ‘De boodschap van de vent achter de vorm’ in Spektator 4 (1974-1975) 5, p. 249-268. |
J. Vandenbulcke, Hans-Georg Gadamer. Een filosofie van het interpreteren, Brugge 1973. |
L. Vander Kerken, Maar wat is literatuur? Een taalfilosofisch essay, Antwerpen-Utrecht 1973. |
H. Verdaasdonk (met medew. van K.D. Beekman en C.J. van Rees), ‘Vormen van literatuurwetenschap’ in De revisor 1 (1974) 7, p. 18-24; 8, p. 38-41; 2 (1975) 1, p. 62-68; 2, p. 35-40; 3, p. 56-62; 4, p. 57-65. (Reacties op deze artikelenreeks van T. Anbeek in De revisor 2 (1975) 6, p. 62-68 en van S. de Haan in De revisor 2 (1975) 5, p. 76-80, met nawoord van Verdaasdonk c.s., p. 81, 82). |
H. Verdaasdonk, ‘Montage, of: literaire technieken, hun fundament en funktie’ in J.F. Vogelaar e.a. Het mes in het beeld en andere verhalen, Amsterdam 1976, p. 213-261. |
H. Verdaasdonk/C.J. van Rees, ‘De lektuur van literaire teksten en de analyse van literaire teksten’ in Spektator 6 (1976) 4, p. 204-223. |
J. Weisgerber, ‘De hedendaagse richtingen in de literatuurstudie’ in Handelingen van het 27e Vlaams filologencongres 1969, p. 291-300. |
J.J. Wesselo, Het tijdbeeld (met een inleiding door P. de Wispelaere, 1974). |
P. de Wispelaere, ‘Beschouwingen omtrent materialistische literatuurtheorie’ in Ons Erfdeel 20 (1977: ter perse in 1976). |
| |
Zie verder voor titelbeschrijvingen:
R. Antonissen, 2: 14; W.J.M.A. Asselbergs, 4 (1952); R. Bakker, 2: 46; K. Beekman (red.), 2: 43; W. Blok, 3: 1/zie Kraayeveld, 1 (red., 1974); R.
| |
| |
Bouckaert-Ghesquiere, 2: 32/4: 10; J.M. Broekman, 2: 46; B. Brouwers, zie Kraayeveld, 1 (red., 1974); N.A. Donkersloot, 4 (1965); S. Dresden, 4 (1949) (1959) (1964, 1971); J. Fontijn e.a., 2: 48; H. van Gorp, 3: 1/zie Kraayeveld, 1 (red., 1974); G.W. Huygens, 2: 48; M.J.G. de Jong, 2: 43; Y. van Kempen e.a., 3: 15; G. Knuvelder, zie Kraayeveld, 1 (red., 1974); R.A.J. Kraayeveld, zie Knuvelder (Liber amic., 1972); F. Lulofs, 2: 14; M. Rutten, 4 (1956); 4: 76; H. Servotte, 3: 1; A.L. Sötemann, 3: 1; J.J. Overstegen, zie Kraayeveld, 1 (red., 1974); H. Verdaasdonk, 2: 44; S. Vestdijk, 4 (1946) (1950); A.G. Weiler e.a., 2: 46; A. Westerlinck, 4 (1946, 1950); P. de Wispelaere, 2: 48.
| |
2. Recente werken over moderne literatuurbeschouwing in het Duits, Engels en Frans.
H. Adams, The interest of criticism. An introduction to literary theory, Harcourt, Brace & World, New York etc. 1969. |
R. Barthes, Critique et vérité, Ed. du Seuil, Paris 1966. |
R. Baumgart, Die verdrängte Phantasie. 20 Essays über Kunst und Gesellschaft, Luchterhand, Darmstadt-Neuwied 1973. |
M.C. Beardsly & H.M. Schueller, Aesthetic inquiry. Essays on art criticism and the philosophy of art, Prentice Hall, Hemel Hempstead 1967. |
A. Beguin, Création et destinée. Essais de critique littéraire (Choix de textes et notes par Pierre Grotzer), Ed. du Seuil, Paris 1973. |
G. Blöcker e.a., Kritik in unserer Zeit. Literatur - Theater - Musik - Bildende Kunst, Vandenhoeck, Göttingen 1960. |
M. Bradbury & D. Palmer, Contemporary criticism, Edward Arnold, London 1970. |
F. Brady e.a. (ed.), Literary theory and structure. Essays in honour of William K. Wimsatt, Yale University Press, New Haven-London 1973. |
J. Casey, The language of criticism, Methuen & Co. ltd., London 1966. |
H.S. Daemmrich, Literaturkritik in Theorie und Praxis, W. Fink, München 1974. |
P. Demetz e.a. (ed.), The disciplines of criticism. Essays in literary theory, interpretation, and history, Yale University Press, New Haven and London 1968. |
S. Doubrovsky, Pourquoi la nouvelle critique. Critique et objectivité, Mercure de France, 1966. |
L.L. Duroche, Aspects of criticism. Literary study in present-day Germany, Mouton, The Hague 1967. |
| |
| |
J.M. Ellis, The theory of literary criticism. A logical analysis, University of California Press, Berkeley - Los Angeles - London 1974. |
R. Fayolle, La critique littéraire, Librairie Armand Colin3, Paris 1969. |
D.W. Fokkema e.a. (ed.), Comparative poetics in honour of Jan Kamerbeek Jr., Rodopi, Amsterdam 1976. |
N. Frye, The critical path. An essay on the social context of literary criticism, Indiana University Press, Bloomington (Ind.) 1971. |
N. Frye, The stubborn structure. Essays on criticism and society, Methuen & Co., London 1970. |
H.G. Gadamer, Wahrheit und Methode. Grundzüge einer philosophischen Hermeneutik, Mohr, Tübingen 19652 (1960). |
H. Göttner, Logik der Interpretation. Analyse einer literaturwissensschaftlichen Methode unter kritischer Betrachtung der Hermeneutik, Münchener Universitätsschriften 11, München 1973. |
G.J. Goldberg & N. Marmer (ed.), The modern critical spectrum. The major schools of modern literary criticism explained and illustrated for today's reader, Prentice Hall, New York 1962. |
J. Gross, The rise and fall of the man of letters. Aspects of English literary life since 1800, 2, Penguin Books, Harmondsworth 1973. |
U. Halfmann, Der amerikanische ‘New Criticism’. Ein Überblick über seine geistesgeschichtlichen Grundlagen mit einer ausführlichen Bibliographie, Athenäum Verlag, Frankfurt am Main 1971. |
P. Hamm (herausg.), Kritik - von wem/für wen/wie. Eine Selbstdarstellung deutscher Kritiker, Carl Hanser Verlag, München 1968. |
J. Hermand, Synthetisches interpretieren. Zur Methodik der Literaturwissenschaft, Nymphenburger, München 1968. |
E.D. Hirsch Jr., Validity in interpretation, Yale University Press, New Haven and London 1967. |
E.D. Hirsch, Gadamers Theorie der Interpretation. Prinzipien der Interpretation, W. Fink, München 1972. |
P.U. Hohendahl, Literaturkritik und Öffentlichkeit, Piper Verlag, München 1974. |
N.N. Holland, The dynamics of literary response, Oxford University Press, New York 1968. |
S.E. Hyman, The armed vision. A study in the methods of modern literary criticism, Alfred A. Knopf, New York 1952. |
| |
| |
S.E. Hyman, The critical performance. An anthology of American and British literary criticism of our century, Vintage Books, New York 1956. |
F. van Ingen e.a. (herausg.), Dichter und Leser. Studien zur Literatur, Utrechtse publikaties voor Algemene Literatuurwetenschap, Wolters-Noordhoff, Groningen 1972. |
F.Ph. Ingold, Literaturwissenschaft und Literaturkritik, Kandelaber Verlag, Bern 1970. |
Ch. Kaplan (ed.), The overwrought urn. A potpourri of parodies of critics who triumphantly present the real meanings of authors from Jane Austen to J.D. Salinger, Pegasus, New York 1969. |
M. Krieger, The play and place of criticism, John Hopkins, Baltimore 1967. |
H.-J. Lang, Studien zur Entstehung der neueren amerikanischen Literaturkritik, de Gruyter, Hamburg 1961. |
E. Leibfried, Kritische Wissenschaft vom Text. Manipulation, Reflexion, Transparante Poëtologie, S. Metzler, Stuttgart 1970. |
E. Leibfried, Identität und Variation. Prolegomena zur kritischen Poëtologie, S. Metzler, Stuttgart 1972. |
F. Lockemann, Literaturwissenschaft und literarische Wertung, Max Hueber, München 1965. |
D. Lodge (ed.), 20th century literary criticism, A reader, Longman, London 1972. |
P. de Man, Blindness and insight. Essays in the rhetoric of contemporary criticism, Oxford University Press, New York 1971. |
M. Maren-Grisebach, Methoden der Literaturwissenschaft, Francke Verlag, Bern-München 1970. |
M. Maren-Grisebach, Theorie und Praxis literarischer Wertung, W. Finke, München 1974. |
H. Mayer (herausg.), Deutsche Literaturkritik im zwanzigsten Jahrhundert, Goverts, Stuttgart 1965. |
N. Mecklenburg, Kritisches Interpretieren. Untersuchungen zur Theorie der Literaturkritik, Nymphenburger Verlagsbuchhandlung, München 1972. |
P. Moreau, La critique littéraire en France3, Librairie Armand Colin, Paris 1969. |
W. Müller-Seidel, Probleme der literarischen Wertung. Über die Wissenschaftlichkeit eines unwissenschaftlichen Themas2, J.B. Metzlersche Verlagsbuchhandlung, Stuttgart 1969. |
M. Murray, Modern critical theory. A phenomenological introduction, Martinus Nijhoff, The Hague 1974. |
| |
| |
D. O'Connel, The opposition critics. The antisymbolist reaction in the modern period, Mouton, The Hague - Paris 1974. |
R. Picard, Nouvelle critique ou nouvelle imposture, J.J. Pauvert, Paris 1965. |
G.T. Polletta (ed.), Issues in contemporary criticism, Little, Brown and Company, Boston 1973. |
L. Pollmann, Literaturwissenschaft und Methode, Fischer, Frankfurt a. Main 1971. |
G. Poulet, La conscience critique, J. Corti, Paris 1971. |
Réflexions et recherches de nouvelle critique, Annales de la faculté des lettres et sciences humaines de Nice, 1969. |
J. Ricardou (ed.), Les chemins actuels de la critique. Centre culturel international de Cerisy-la-Salle, 2 septembre-12 septembre 1966. Sous la direction de Georges Poulet, Librairie Plon, Paris 1967. |
S.J. Schmidt, Ästhezität. Philosophische Beiträge zu einer Theorie des Ästhetischen, Bayerischer Schulbuch-Verlag, München 1971. |
O. Schwencke (herausg.), Kritik der Literaturkritik, W. Kohlhammer, Stuttgart etc. 1973. |
W.S. Scott, Five approaches of literary criticism. An arrangement of contemporary critical essays4, The Macmillian Company, New York 1968. |
J.K. Simon (ed), Modern French criticism. From Proust and Valéry to structuralism, The University of Chicago Press, Chicago - London 1972. |
L.P. Simpson, Possibilities of order. Cleanth Brooks & his work, Louisiana State University Press, Baton Rouge 1975. |
Ph. Sollers (ed), Théorie d'ensemble, Ed. du Seuil, Paris 1968. |
R.W. Stallman (ed.), Critiques and essays in criticism 1920-1948. Representing the achievement of modern British and American critics, Ronald, New York 1949. |
J. Starobinski, L'oeil vivant II. La relation critique, Ed. Gallimard, Paris 1970. |
J. Strelka, Vergleichende Literaturkritik. Drei Essays zur Methodologie der Literaturwissenschaft, Francke Verlag, Bern - München 1970. |
J.P. Strelka (ed.), Yearbook of comparative criticism: vol. 2. Problems of literary evaluation; vol. 5. Literary criticism and sociology; vol. 6. The personality of the critic, The Pennsylvania State University Press, University Park and London 1969, 1973, 1975. |
| |
| |
W. Sutton, Modern American criticism, Englewood Cliffs, N.J., 1963. |
The Times Literary Supplement, The critical moment, Essays on the nature of literature, Faber and Faber, London 1964. |
E.M. Thompson, Russian formalism and Anglo-American New Criticism. A comparative study, Mouton, The Hague 1971. |
L. Trilling, Literary criticism. An introductory reader, Holt, Rinehart and Winston, New York etc. 1970. |
H. Vormweg, Die Wörter und die Welt. Über neue Literatur, Luchterhand, Darmstadt - Neuwied - Berlin, 1968. |
H. Vormweg, Eine andere Lesart. Über neue Literatur, Luchterhand, Neuwied - Berlin 1972. |
G.G. Watson, The literary critics. A study of English descriptive criticism3, Penguin Books, Harmondsworth 1967. |
J.-P. Weber, Néo-critique et paléo-critique ou contre Picard, J.J. Pauvert, Paris 1966. |
R. Weimann, ‘New Criticism’ und die Entwicklung bürgerlicher Literaturwissenschaft. Geschichte und Kritik neuer Interpretationsmethoden, Niemeyer, Halle 1962 (tweede herwerkte druk, München 1974). |
R. Weimann, Literaturgeschichte und Mythologie. Methodologische und historische Studien, Aufbau Verlag, Berlin-Weimar 1974. |
R. Wellek, Concepts of criticism, ed. by St. G. Nichols Jr., Yale University Press, New Haven and Londen2, 1964. |
R. Wellek, A history of modern criticism: 1750-1950, vol. 4. The later ninetheenth century, Jonathan Cape, London 1966. |
D. Wellershoff, Literatur und Veränderung. Versuch zu einer Metakritik der Literatur, Kiepenheuer & Witsch, Köln 1969. |
D. Wellershoff, Literatur und Lustprinzip, Kiepenheuer & Witsch, Köln 1973. |
F. Will, The knife in the stone. Essays in literary theory, Mouton, The Hague - Paris 1973. |
W.K. Wimsatt Jr. & Cl. Brooks, Literary criticism. A short history5, Routledge & Kegan Paul, London 1970. |
W.K. Wimsatt (ed.), Literary criticism. Idea and act, University of California Press, Berkely - Los Angeles - London 1974. |
H. Winter, Literaturtheorie und Literaturkritik, Bagel, Düsseldorf-Francke, Bern und München 1975. |
| |
| |
M.D. Zabel (ed.), Literary opinions in America. Essays illustrating the status, methods and problems of criticism in the United States in the twentieth century3, 2 vols., Peter Smith, New York 1962. |
V. Zmegac u.Z. Skreb (herausg.), Zur Kritik literaturwissenschaftlicher Methodologie, Fischer, Frankfurt a. Main 1973. |
| |
Zie verder voor titelbeschrijvingen:
M.H. Abrams, 1: 1; R. Astbury, 3: 12; G. Bachelard, 2: 45 / 4: 10; J. Bark e.a., 3: 13; R. Barthes, 2: 60; J.-L. Baudry, 3: 18; W. Bauer e.a., 2: 48; R. Baumgart, 2: 56; H. Belke, 2: 48; M. Bémol, 1: 45; H. Bender, 3: 31; J.-M. Benoist, 2: 46; D.E. Berlyne e.a., 2: 48; A. den Besten, 4: 45; H. Blumensath, 2: 46; A. von Borman e.a., 4: 45; H. Brüggemann, 2: 23; R. Brüting, 2: 46; H. Burger, 2: 48; Chr. Bürger, 2: 48; A. Chesneau, 5: 38; A. Clancier, 5: 38; M. Corvez, 2: 46; E.R. Curtius, 1: 8 / 4: 11; P. Debray, 4: 64; P. Delbouille, 2: 6; T.A. van Dijk, 2: 43; G. Durand, 2: 45; U. Eco, 2: 42, 60; T.S. Eliot, 5: 53, 86; S. Etienne, 2: 6; K. Fohrbeck & A.J. Wiesand, 3: 12; D.W. Fokkema, 2: 59; H. Friedrich, 1: 29; N. Frye, 2: 45; H.N. Fügen, 3: 13; H. Gallas, 2: 23; L. Goldmann, 3: 17; F. le Grand, Inl. 4; G. Grimm, 2: 48; N. Groeben, 2: 48; P. Guiraud, 2: 31, 45; R. Günzenhäuser, 2: 60; M. Hamburger, 1: 1; A. Helbo, 2: 60; B. Hillebrand, 4: 7; G.R. Hocke, 4: 10; P.U. Hohendahl, 2: 48; E. Hohlenstein, 1: 33; G. Hough, 2: 45; S. Hynes, 2: 51; J. Ihwe, 2: 31, 44; R. Ingarden, Inl.: 4; W. Iser, Inl.: 4 / 2: 48; R. Jakobson, 1: 33; H. Jausz, 2: 48; M.J.G. de Jong, Inl.: 5 / 2: 59; P. Jósza, 2: 48; N. Kiell, 5: 38; H. Krauss, 2: 48; M. Krieger, 2: 45; J. Kristeva, 2: 44; G. Labroisse e.a., 2: 48; G. Lanson, zie H. Peyre; V. Leduc, 3: 18; L. Loewenthal, 3: 33; J.M. Lotman, 2: 60; P. Ludz, 3: 15; G. Lukács, 3: 15; M. Mansuy, 2: 45; P. von Matt, 5: 38; Ch. Mauron, 5: 38; J. Mehlman, 5: 38; A. Mitscherlich, 5: 38; G. Mounin, 2: 60; J. Mukarovsky, Inl.: 4 / 2: 64; K. Müller-Vollmer, 5: 35; M. Müller, 3: 20; M. Naumann, 2: 48; W. Nutz, 2: 48; H. Osborne, Inl.: 4; H. Paetzold, 3: 20; L.
Perrone-Moisés, 5: 86; H. Peyre, 5: 35; G. Picon, 3: 25; F. Pire, 4: 10; R. Pittelkow, 3: 33; H.F. Plett, 2: 60; R. Posner, 2: 31; G. Poulet, 3: 29; L.J. Prieto, 2: 60; F.J. Raddatz e.a., 3: 15; J. Recanati, 5: 58; H. Read, 5: 38; J.A. Richards, 2: 9; M. Riffaterre, 2: 31; A. Robbe-Grillet, 3: 25; H.M. Ruitenbeek, 5: 38; J.-P. Sartre, 3: 30; M. Schecker, 2: 43; G. Schiwy, 2: 60; H. Schlaffer, 3: 15; R. Scholes, 2: 46; Th.A. Sebeok, 1: 33 / 2: 60; C. Segre, 2: 60; Ph. Sollers, 3: 21; S. Sontag; 3: 3; J. Spingarn, 4: 5; L. Spitzer, 4: 18; V. Therrien, 4: 10;B. Urban, 5: 38; P. Valéry, 3: 25; R. Warning, 2: 48; M. Warnock, 3: 30; R. Wellek, 2: 57; L. Wencélius, 5: 57; F. Wendel, 5: 57; G. Wienold, 2: 60; W.K. Wimsatt & M.C. Beardsley, 3: 22; P. Wunderli, 2: 43; V. Zmegac, 3: 15.
| |
3. Recente Nederlandse publikaties over moderne, vooral Nederlandstalige literatuurkritiek
M. Janssens, De schaduwloper, Leuven 1967 (voor de ‘receptie’ van dit boek, zie de kritieken van Blok, Van Itterbeek, De Jong, Rutten, Sötemann en De Wispelaere: 3: 7). |
| |
| |
A. Donker e.a., ‘De onbeslagen spiegel. Problemen der letterkundige critiek’, speciale aflevering van Critisch bulletin 1956. |
J. de Beer e.a. (red.), De Nederlandse dag- en weekbladkritiek sinds Merlyn. Symposium te Nijmegen op 6 mei 1976 (onuitgegeven werkmap met profielen van deelnemende critici en verslag van een enquête). |
H.A. Gomperts, ‘Achtergronden van hedendaagse literatuurkritiek’ in Levende talen 213 (1962), p. 49-60. |
Instituut voor perswetenschap, Interimrapport. Enquête onder redacteuren en medewerkers verbonden aan kunstredacties van Nederlandse dagbladen en opinieweekbladen (tweedelig gefotocopieerd typoscript, Amsterdam 1970). |
M. Janssens, ‘Moderne kritiek en essay’ in J.G. Jacobs e.a., Moderne literatuur, Servire, Wassenaar 1969, p. 114-138. |
M. Janssens, ‘Wegwijzers in de Nederlandse kritiek’ in Ons erfdeel 16 (1973) 4, p. 67-82. |
J.J. Oversteegen, ‘Het essay’ en ‘Konklusie’ in Literair lustrum 2, Amsterdam 1973, p. 58-95. |
C. Peeters, Het avontuurlijk uitzicht. Een essay over literatuur en kritiek, Amsterdam 1976. |
W.M. Roggeman e.a., ‘De crisis van de kritiek’, speciale aflevering van De Vlaamse gids 59 (1975) 6. |
T. Schalken e.a., ‘Kritiek en de common reader’, speciale aflevering van Yang. Werkschrift voor literatuur, 5 (1968) 1. |
H. Verhaar, ‘Aantekeningen over literatuurkritiek’ in Tirade 20 (1976) 215/216, p. 276-287, 218, p. 484-495. |
P. de Wispelaere, ‘De ontwikkeling van de moderne Nederlandse kritiek’ in Ons erfdeel 13 (1969) 2, p. 18-26. |
|
Een zeer beknopte voorstudie tot Over kritiek en critici is:
M.J.G. de Jong, ‘La critia letteraria del Novecento nell'area linguistica olandese’ in Annali. Sezione germanica. Istituto universitario Orientale, Napoli 1973, 1, p. 191-209. |
| |
Zie verder voor titelbeschrijvingen:
R. Antonissen, 2: 14; W.J.M.A. Asselbergs, 4 (1952); A. den Besten, 4 (1973); D.A.M. Binnendijk, 4 (1952) / 1: 17 / 5: 14; R. Blijstra, 2: 63; J.C. Bloem, 4 (1950); L.P. Boon, 4 (1969); H. Bousset, 4 (1973); M. ter Braak, 4 (v.w. 4, 1951); C. Buddingh, 4 (1967); J.H. Cartens, 1: 28; R.A. Cornets de Groot, 4 (1973); D. Coster, 4 (1970); L. Deflo, 2: 56; C.E.J. Dinaux, 4: 86; N.A. Donkersloot, 4 (1965); S. Dresden, 4 (1946), (1949), (1952), (1958); (1959); (1964),
| |
| |
(1971); P.H. Dubois, 2: 63 / 4 (1950), (1966); A. van Duinkerken, 4 (verz. geschr. dl. II, Debat en polemiek, 1962); P.N. van Eyck, 4 (v.w. 3, 6, 7: 1959, 1962, 1964); A. Feitsma e.a., 3: 36; K. Fens, 4 (1964); H.A. Gomperts, 4 (1963), (1966); J. Greshoff, 4 (1968: 2 ×); J.P. Guépin, 4 (1975); J. den Haan, 5: 80; P. Hadermann, 1: 28; F.W. van Heerikhuizen, 4 (1948); K. Heeroma, 5: 56; R. Henrard, 5: 31; E. van Itterbeek, 4 (1967), (1969), (1972); M. Janssens, 3: 14; K. Jonckheere, 4 (1955); M.J.G. de Jong, Inl.: 1, 3, 6 / 1: 35 / 5: 83 / 4 (1967), (1970), (1971), (1972); H. Kaleis, 4 (1969); G. Knuvelder, 4 (1945); H. Lampo, zie P. Hardy 4 (1973), dl. 1; P. Lasoen, 2: 51; A. Lehning. 1: 3, 23 / 5: 7; G. Lichtheim, 3: 15; A. Morriën, 4 (1959); A. Nuis, 2: 49; M. Nijhoff, 4 (1961); H.U. Jessurun d'Oliveira, 4 (1967); P. Oomes, 1: 15; P. van Ostaijen, 4 (1956); J.J. Oversteegen, 2: 39 / 4 (1969); K.L. Poll, 4 (1967); E. du Perron, 4 (1955); B. Ranke, 4: 85; C. Rijnsdorp, 4 (1952); P. Rodenko, 4 (1956); H. Romijn Meijer, 2: 40; M. Rutten, 2: 39; L. Scheer, 4: 34; F. Sierksma, 5: 26; H. Speliers, 4 (1965), (1973); J. Taels, 5: 57; L. Tegenbosch, 2: 63; W.D. Tieges, 3: 19; C. Verhoeven, 2: 49; S. Vestdijk, 4 (1947), (1952); J.F. Vogelaar, 3: 15 / 4 (1972), (1973); Th. de Vries, 1: 13 / 4: 11; H.A. Wage, 1: 46; J. Weisgerber, 2: 52; A. Westerlinck, 4: 25, 31; P. de Wispelaere, 4 (1966), (1974).
| |
4. Beknopte bibliografie van Nederlandstalige critici
Deze beknopte bibliografie van een aantal Nederlandstalige critici heeft uitsluitend betrekking op hun sedert 1945 in boekvorm gepubliceerde beschouwingen over literaire kritiek in het algemeen. en over Nederlandse auteurs van wie werk verscheen in de twintigste eeuw. Ze maakt geen aanspraak op volledigheid, maar dient o.m. als titelbeschrijving van boeken waarnaar in verkorte vorm wordt verwezen in deel 1 en deel 3 van deze Bibliografische afdeling, en in de Aantekeningen bij de afzonderlijke hoofdstukken (p. 277 e.v.).
W.J.M.A. ASSELBERGS (1903-1968; zie ook A. van Duinkerken)
Het tijdperk der vernieuwing van de Noordnederlandse letterkunde (deel IX v.d. Geschiedenis van de letterk. der Nederlanden, 1952); Vijftig jaar na Schaepmans dood. Een bladzijde uit de voorgeschiedenis der moderne interpretatie-methodiek (inaugurele rede te Nijmegen, 1953). |
|
J. BERNLEF (1937)
Een cheque voor de tandarts (met K. Schippers, 1967); Ga jij de klas maar uit! Informatie over de Nederlandse literatuur na 1945 (1969); Wie a zegt (1970). |
| |
| |
A. DEN BESTEN (1923)
Stroomgebied. Een bloemlezing uit de poëzie van de na-oorlogse dichtergeneratie (1953; derde uitgebreide en gewijzigde druk 1958); Stroomgebied 2. Een inleiding tot de poëzie van de na-oorlogse dichtergeneratie (1954); Dichters van morgen. Een bloemlezing uit de poëzie van jonge dichters (1958); Ik uw dichter. Een hoofdstuk uit de immanente poetica van de dichters van '50 (1968); Dichten als daad. Opstellen over hedendaagse poëzie (1973). |
|
D.A.M. BINNENDIJK (1902)
Een protest tegen den tijd. Inleiding tot de poëzie van P.C. Boutens (1946); Tekst en uitleg. Derde reeks (1946); Dichters van dezen tijd (Tevoren en nadien herhaaldelijk gedrukte en bijgewerkte bloemlezing, vijftiende druk, 1947); Forma Formans (1947); H. Marsman, Verzameld werk IV, Critisch proza (tekstuitgave, 1947); Tekst en uitleg. Bij twee en twintig gedichten (1950); Randschrift. Verzamelde critische beschouwingen (1951); Critiek op de tweesprong. Vertoog in brieven (met S. Dresden, 1952). |
|
J.C. BLOEM (1887-1966)
Verzamelde beschouwingen (1950); Terugblik op de afgelegde weg (1953); Poëtica (gedeeltelijke en verbeterde herdruk van de eerste titel, en herdruk van de tweede, 1969). |
|
L.P. BOON (1912)
Gustaaf Vermeersch (Monogr. over Vl. ltk., 1960); R.C. van de Kerckhove, Gedichten (bloeml., 1964); Geniaal... maar met te korte beentjes. Essays en polemieken (verzameld en van aantekeningen voorzien door Herwig Leus, 1969); Jan Walravens, Verzameld proza (inleiding, 1971). |
|
H. BOUSSET (1942)
Herman Teirlinck (Ontmoetingen, 1968); Bernard Kemp (Ontmoetingen, 1971); Schreien, schrijven, schreeuwen. Drie trends in de Nederlandse prozaliteratuur (1973). |
|
M. TER BRAAK (1902-1940)
De duivelskunstenaar. Een studie over S .Vestdijk (tweede druk, 1946); In gesprek met de vorigen (tweede druk, 1946); In gesprek met de onzen (Woord vooraf door A.t.B.-F. en met een korte biobibliografie achterin, 1946); Briefwisseling Ter Braak- Du Perron. Een bloemlezing. (De vrije bladen, Jaargang 21, Schrift 2, 1949); Verzameld werk. Deel 5. Kronieken. (Uitgave door M. van
|
| |
| |
Crevel, H.A. Gomperts en G.H. 's-Gravesande, met medewerking van A. ter Braak-Faber, J.W.G. ter Braak, J.M. Donkersloot, J. Greshoff en E. du Perron-de Roos, 1949); Verzameld werk. Deel 1 waarin o.a. Het carnaval der burgers, Afscheid van Domineesland, Man tegen man (1950); Verzameld werk. Deel 2, waarin o.a. Démasqué der schoonheid (1950); Verzameld werk. Deel 6. Kronieken (1950); Verzameld werk. Deel 4. In gesprek met de vorigen, Douwes Dekker en Multatuli, De duivelskunstenaar, Verspreide artikelen, Critisch journaal, Beschouwingen van de toneelcriticus, Nagelaten werk. (1951); Verzameld werk. Deel 7. Kronieken (1951); Briefwisseling 1930-1940 (met E. du Perron, 4 delen, 1962-1967, verzorgd door H. van Galen Last). |
|
W. BRANDT (1905)
Keurschrift uit de hedendaagse Noord- en Zuidnederlandse letteren (1964); Pruik en provo (1967). |
|
C. BUDDINGH' (1918)
Eenvouds verlichte waters. Een inleiding tot de poëzie van Lucebert (1960); Een pakje per dag (1967); Lexicon der poëzie (1968); Leve het bruine monster en andere schrifturen (1969). |
|
R.A. CORNETS DE GROOT (1929)
De chaos en de volheid (1966); De open ruimte (1967); De zevensprong (1967); Labirinteek (1968); Een wijze van lev(z)en. Een verhalend essay van een tijdgenoot van Poot, Feith en Gagarin (1969); Contra-terrein (1971); Vestdijk op de weegschaal (Literaire verkenningen, 1972); Intieme optiek. Een feuilletonessay (1973). |
|
D. COSTER (1887-1956)
Verzamelde werken (uitg. Piet Oomes): Over prozaschrijvers en dichters. Lezingen en redevoeringen (1967); Literatuur en leven. Kritieken en beschouwingen, 2 delen (1970); De Nederlandse poëzie in honderd verzen (bloemlezing, vierde druk, 1970); Nieuwe geluiden. Een keuze uit de Nederlandse poëzie tussen de beide wereldoorlogen (bloemlezing, zesde druk, 1970); Verzamelde werken. Brieven (1905-1956, 3 delen, uitg. Henriëtte L.T. de Beaufort). |
|
A. DEMEDTS (1906)
De Vlaamsche poëzie tussen 1918 en 1941 (2 delen; studie-bloemlezing, 1941; bijgewerkte herdruk onder de titel De Vlaamsche
|
| |
| |
poëzie sinds 1918, 2 delen, studie-bloemlezing, 1945); Hugo Verriest. De levenswekker (1945); Richard Minne (essay met bloemlezing, 1946); Stijn Streuvels (1955); Ernest Claes (Monogr. over Vl. Ltk., 1961); Johan Daisne (Ontmoetingen, 1962), Abel Coetzee (Ontmoetingen, 1964); Stijn Streuvels. Een terugblik op zijn leven en werk (1972). |
|
C.E.J. DINAUX (1898)
Gegist bestek. Benaderingen en ontmoetingen (2 delen, 1958 en 1961); Weerklank. Noordnederlandse honneurs voor Zuidnederlandse auteurs (1965); Auteurs van nu. Gegist bestek, deel III (1969); Zo schrijven de auteurs van nu. Bloemlezing (1969); Herzien bestek (1974). |
|
A. DONKER (1902-1965, zie ook N.A. Donkersloot)
Karaktertrekken der vaderlandsche letterkunde (1945); De vrijheid van den dichter en de dichterlijke vrijheid. Een critiek op de moederne poëzie (1946); Nijhoff, de levensreiziger. Een schets van zijn dichterschap (1954); Emanuel Querido. De mens, de schrijver, de uitgever (met A. Querido en Th. Wink, 1955); V in vers. De bezetting en het verzet in verzen op de voet gevolgd (bloemlezing met medewerking van E. Groeneveld, 1965). |
|
N.A. DONKERSLOOT (1902-1965; zie ook A. Donker)
Van den eerbied voor het boek (rede, 1952); Beeld van Tachtig (Bibliotheek der Ned. letteren, 1952); J.H. Leopold. Lotgevallen van een dichterschap (1965); Wij noemen het literatuur (1965). |
|
S. DRESDEN (1914)
Existentie-philosophie en literatuurbeschouwing (1946); Bezonken avonturen (1949); Critiek op de tweesprong. Vertoog in brieven (met D.A.M. Binnendijk, 1952); De structuur van de biografie (1956); Marionettenspel met de dood. Over het wezen van de detective-story (met S. Vestdijk, 1957); Over het lezen en het boek (1958); De literaire getuige (1959); Wereld in woorden. Beschouwing over romankunst (1964, tweede herziene druk 1971). |
|
P.H. DUBOIS (1917)
Een houding in de tijd (1950); Over F. Bordewijk. Een karakteristiek van zijn schrijversarbeid (1953); Voor eigen rekening (1954); Facetten der Nederlandse poëzie (bloemlezing in vijf delen met K. Jonckheere en L. van der Waals, 1954, 1955, 1958, 1960, 1962); Letterkunde (Hedendaagse Ned. kunst) uitgave in opdracht van het Min. van O.K. en W., 1956); Jan van Nijlen (Mo- |
| |
| |
nogr. over Vl. ltk., 1959); Schrijversdebuten (bloemlezing, 1960); Ida Simons, Als water in de woestijn (bloemlezing, 1961); J. Slauerhoff, Bloemlezing uit zijn gedichten (1961); Marcellus Emants. Een schrijversleven (1964); J. Greshoff, Bloemlezing uit zijn gedichten (1966); Het geheim van Antaios (1966); Maurice Gilliams (Monogr. over Vl. Ltk., 1966); Het binnenste buiten. Aspekten van het moderne theater (1968); Mettertijd (1971); De verleiding van Gogol (1976). |
|
A. VAN DUINKERKEN (1903-1968, zie ook W.J.M.A. Asselbergs)
Ascese der schoonheid. Een commentaar op de poëzie van A. Roland Holst (tweede uitgebreide druk, 1945); Antoon Coolen (Schrijvers van heden I, 1949); Mensen en meningen (1951); De blijvende waarde van verzetspoëzie (1955); Zeven eeuwen katholieke poëzie (bloemlezing, 1956); Vlamingen (1960); Verzamelde geschriften (3 delen, 1962); Gorter, Marsman, Ter Braak (1967). |
|
P.N. VAN EYCK (1887-1954)
Over leven en dood in de poëzie (tweede druk, 1945); J.H. Leopold, Verzameld werk (tekstuitgave in twee delen, met medewerking van Johan B.W. Polak, 1951, 1952); Verzameld werk 3-7 (verzorgd door C. Bittremieux, H.A. Wage, e.a., 1959-1964). |
|
K. FENS (1929)
De eigenzinnigheid van de literatuur (1964); De gevestigde chaos (1966); Loodlijnen (1967); Voor wie dit leest. Proza en poëzie van 1950 tot heden (bloemlezing, 1971); Tussentijds (1972); Literair lustrum. Een overzicht van vijf jaar Nederlandse literatuur 1961-1966, 1967; idem dl. 2, 1966-1971, 1972 (redactie, samen met H.U. Jessurun d'Oliveira en J.J. Oversteegen); Er stapt een man in een auto (Het neo-realisme in Nederlandse teksten) (Bloemlezing uit Barbarber. Tijdschrift voor teksten. Een keuze uit dertig nummers door J. Bernlef, G. Brands en K. Schippers, Amsterdam 1964, vermeerderd met teksten uit het tijdschrift Barbarber van 1964 tot 1971, 1976). |
|
M. GIJSEN (1899)
De literatuur in Zuid-Nederland sedert 1830 (derde druk, 1945; vierde herziene en vermeerderde druk met een bijdrage van A. Demedts, 1951); Karel van den Oever 1879-1926 (Mon. over Vl. ltk., 1958); Peripathetisch onderricht. Kroniek der poëzie. Eerste bundel (tweede druk, 1962); Karel Jonckheere (Mon. over Vl. ltk., 1964); Kroniek der poëzie (gewijzigde herdruk van de in 1942 ver- |
| |
| |
schenen bundel Peripatetisch onderricht. Nieuwe kroniek der poëzie, 1965); August van Cauwelaert (Ontmoetingen, 1968); Marie Gevers (Ontmoetingen, 1969); Weer thuis. Bedenkingen bij de dingen van onze dagen (1972). |
|
M. GILLIAMS (1900)
De man voor het venster. Aantekeningen (1943; herdruk in Vita Brevis I, 1955); Een bezoek aan het prinsengraf. Essay over de dichter Paul van Ostaijen (1952, herdruk in Vita Brevis IV, 1959); De kunst van de fuga. Dagboekbladen en essays (1953, uitgebreide herdruk in Vita Brevis IV, 1959); Emmanuel de Bom 1868-1953 (Mon. over Vl. ltk., 1958). |
|
H.A. GOMPERTS (1915)
Jagen om te leven (1949); De schok der herkenning. Acht causerieën over de invloed in de literatuur (1959); De geheime tuin (1963); De twee wegen van de kritiek (inaugurele rede te Leiden, 1966); De eend op de zolder (toneelkritieken, 1970); Wachten op niets (toneelkritieken, 1970); Zie ook: M. ter Braak, E. du Perron. |
|
TH. GOVAART (1921)
Samenhang. Hoofdlijnen in de geschiedenis van de letterkunde na 1880 in Nederland en Vlaanderen (1959); Simon Vestdijk (Ontmoetingen, 1960); Het geclausuleerde beest. Index en opstellen over F. Bordewijk, Meesterschap over het monster en Hugo Claus, De krakende makelaar (1962); Lezen en leven. Vingerwijzingen en handreikingen (1967). |
|
J. GRESHOFF (1888-1971)
In de verstrooiing (bloemlezing, 1945); Verzameld werk. 2. Legkaart (1948); Verzameld werk. 3. Zwanen pesten (1948); Verzameld werk. 4. Grensgebied (1950); Verzameld werk. 5. Het boek der vriendschap (1950); Marnix Gijsen (met R. Goris, 1955); Volière (1956); Uitnodiging tot ergernis (1957); Bric à brac (1957); Menagerie (1958); Afscheid van Europa (1969). |
|
J.P. GUEPIN (1929)
In een moeilijke houding geschreven opstellen (1969); De tweede wet van Guépin (1975). |
|
H.S. HAASSE (1918)
Dat weet ik zelf niet. Jonge mensen in boek en verhaal (1959); Leestekens (1965); Zelfstandig, bijvoeglijk (1972). |
| |
| |
P. HARDY (1908)
Lectuurrepertorium (red., 3 delen 1952-1954; 3 delen supplement 1968-1970); Gaston Duribreux (Monogr. over Vl. ltk., 1963); Hubert Lampo (Monogr. over Vl. ltk., 1966); Bij benadering. Dagwerk van een recensent (2 dln, 1973). |
|
F.W. VAN HEERIKHUIZEN (1910-1969)
In het kielzog van de romantiek. Studies over nieuwe Nederlandse poëzie (1948); De strijd van Aart van de Leeuw (1951); Het werk van Arthur van Schendel. Achtergronden, karakter, ontwikkeling (1961); Albert Verwey (Ontmoetingen, 1963); Arthur van Schendel. Pessimist tegen wil en dank (Literaire verkenningen, 1969). |
|
E. VAN ITTERBEEK (1934)
Actuelen. Opstellen 1963-1967 (1967); Tekens van leven. Beschouwingen over het schrijverschap (1969); Daad en beschouwing. Beschouwingen over literatuur en maatschappij 1968-1970 (1972); Wij zullen u niet zien, lichtende vrede. Poëzie en politiek. Nederlandse gedichten van de XXe eeuw (tweetalige bloeml., 1976). |
|
M. JANSSENS (1932)
De schaduwloper (1967); Tachtig jaar na tachtig. De evolutie van het personage in de Nederlandse verhaalkunst van Couperus tot Michiels (Literaire verkenningen, 1969, derde druk 1974); S. Streuvels, Volledig werk II (Inleidende Studie, Brugge 1972); Ward Ruyslinck (Monogr. over Vl. ltk., samen met J. De Piere en J. Schoolmeesters, 1976). |
|
H.U. JESSURUN D'OLIVEIRA (1933)
Vondsten en bevindingen. Essays over Nederlandse poëzie (1967); Literair lustrum (redactie, zie: K. Fens). |
|
K. JONCKHEERE (1906)
Bertus Aafjes. De dichter van de poëzie (1953); Facetten van de Nederlandse poëzie (Bloeml., zie: P.H. Dubois); Van kritiek gesproken (1955); Poëzie en experiment (met Erik van Ruysbeek, 1956); De poëziemuur doorbreken (1958); De Vlaamse letteren vandaag (1958); De literatuur van de Nederlanden in de moderne tijd (met J.C. Brandt Corstius, 1959); Gemini. Een eeuw gedichten in België (bloeml., 1960); Raymond Brulez (Monogr. over Vl. ltk., 1961); Firmin van Hecke (bloeml., 1962); Uit het nest geroofd (bloeml., 1962); Ondergang en dageraad. Bijdrage tot een nieuw bewustzijn (met Erik van Ruysbeek, 1966). |
| |
| |
M.J.G. DE JONG (1929)
Leopolds' Cheops. Een interpreterend essay met tekstuitgave (1966); Twintig poëziekritieken (1966); Van Bilderdijk tot Lucebert. Tekst en context van Nederlandse gedichten (1967); Flierefluiters apostel. Meningen en meningsverschillen (1970); Eén perron, maar drie treinen. Den Brabander, Van Hattum, Hoornik (Literaire verkenningen, 1970); Landen, steden, mensen. R. Blijstra: literatuur en architectuur (Literaire verkenningen, 1971); Bewijzen uit het ongerijmde. Het probleem Achterberg (1971); Nogmaals inzake Achterberg (1972). |
|
H. KALEIS (1928)
Schrijvers binnenste buiten. Essays (1969). |
|
C.J. KELK (1901)
De Nederlandse poëzie van haar oorsprong tot heden gekeurd en gekenschetst (II), sinds 1880 (1948); Guirlandes om de boekenkast. Acht gesprekken voor de vuist weg over boeken van onze eigen schrijvers (1957); Leven van Slauerhoff (1959); Ik keek alleen maar (1960). |
|
B. KEMP (1926; zie ook: B.F. Van Vlierden)
De Vlaamse letteren tussen gisteren en morgen 1930-1960 (1963); Albert van Hoogenbemt (Monogr. over Vl. ltk., 1966); Johan Daisne (Monogr. over Vl. ltk., 1971). |
|
G. KNUVELDER (1902)
Ars et vita (met Cola Debrot, 1945); Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde, dl IV (1952); Handboek tot de moderne Nederlandse letterkunde (1954); Problemen der literatuurgeschiedschrijving (1963); Kitty en de mandarijntjes (1964); Spiegelbeeld. Opstellen over hedendaags proza en enkele gedichtenbundels (1964); Stijn Streuvels (Monogr. over Vl. ltk., 1964); S. Streuvels, Volledig werk I (Inleidende studie, 1971); Onachterhaalbare tijd. Vijftig jaar grasduinen in literatuur (1974). |
|
H. LAMPO (1920)
De jeugd als inspiratiebron. De jeugd, haar wezen en haar problemen in de jongste Vlaamsche letteren (1943); De roman van een roman. Alain-Fournier en ‘Le grand Meaulnes’ of Van jongelingsavontuur tot letterkundig meesterwerk (1951); Toen Herakles spitte en Kirke spon (1957); Lode Zielens (Monogr. over Vl. ltk., 1957); Felix Timmermans (Monogr. over Vl. ltk., 1961); De ring
|
| |
| |
van Möbius (1967); Armand Boni (1967); Jean Ray, Malpertuis (vertaling en nawoord, 1970); De ring van Möbius 2 (1972); De zwanen van Stonehenge. Een leesboek over magisch-realisme en fantastische literatuur (1972). |
|
W.L.M.E. VAN LEEUWEN (1895)
Drie vrienden. Menno ter Braak / H. Marsman / E. du Perron (1947, 1963); Lezende onder de lamp (1947); De ivoren toren (1947); Drift en bezinning. Beknopte geschiedenis der nieuwe Noord-Nederlandse letterkunde (tweede, herziene en zeer vermeerderde druk, 1950); Rondom Forum. Een tijdsbeeld in documenten uit het werk van J. Slauerhoff, H. Marsman, E. du Perron, Menno ter Braak, S. Vestdijk (1951); Nieuwe romanciers uit Nederland en Vlaanderen (1961); Nederlandse auteurs van 5 generaties (1964). |
|
A. MARJA (1917-1964)
Schuchter en iets luider. Essays en kritische aantekeningen (1946); Binnendijks, buitendijks... Essays, kauserieën en kritische notities (1949); Buiten het boekje. Geschreven portretten van vrienden en vakgenoten (1954); Voor de bijl. Schrijvers slaags met de buitenwereld. Polemische uitingen in poëzie en proza uit twee eeuwen Nederlandse literatuur (bloemlezing, 1955); Over de kling. Schrijvers slaags met elkaar. Polemische uitingen in poëzie en proza uit twee eeuwen Nederlandse literatuur (bloemlezing 1956); Tussen de gemaskerden. Ver- en onbe- scheidenheden meest op letterkundig gebied (1958); Poëzieproeven. Over dichters, gedichten, beweegredenen resultaten (1963). |
|
H. MARSMAN (1899-1940)
Verzameld werk III. Critisch proza (1947); Verzameld werk IV. Critisch proza (uitg. door D.A.M. Binnendijk, 1947). |
|
A. MORRIËN (1912)
De gruwelkamer van W.F. Hermans of Ik moet altijd gelijk hebben (1955); Concurreren met de sterren (1959); Voor wie dit leest. Proza en poëzie van 1920 tot heden (bloemlezing, 1959); Cryptogram (1968); Al schrijvend. Proza en poëzie van 1920 tot 1950 (bloemlezing, 1971); Lasterpraat (1975). |
|
M. NIJHOFF (1894-1953)
Verzameld werk II. Kritisch, verhalend en nagelaten proza (uitg. door G. Borgers, 1961). |
| |
| |
P. VAN OSTAIJEN (1896-1928)
Music-hall. Een programma vol charlestons, grotesken, polonaises en dressuurnummers (bloemlezing door G. Borgers, 1955); Verzameld werk. Proza. Kritieken en essays (uitg. door G. Borgers, 1956). |
|
J.J. OVERSTEEGEN (1926)
Kort geding (bloeml. moderne verhalen, 1963); Vorm of vent. Opvattingen over de aard van het literaire werk in de Nederlandse kritiek tussen de twee wereldoorlogen (1969); Literair lustrum (red., zie: K. Fens). |
|
E. DU PERRON (1899-1940)
Cahiers van een lezer gevolgd door Uren met Dirk Coster (herziene herdruk van Voor kleine parochie, 1931; Vriend of vijand, 1931; Tegenonderzoek, 1933; Uren met Dirk Coster, 1933; 1946); In deze grootste tijd (Blocnote klein formaat 1936 en Graffiti, 1936 1947); Briefwisseling Ter Braak-Du Perron (bloeml.: zie M. ter Braak 1949); Verzameld werk II. Cahiers van een lezer. De smalle mens. (uitg. door E. du Perron- de Roos, F.E.A. Batten, H.A. Gomperts, 1955); Verzameld werk V. In deze grootse tijd. Scheepsjournaal van Arthur Ducroo. Onvoltooid werk. Verspreide stukken (1956); Verzameld werk VI. Essays. Boekbesprekingen en andere artikelen. Het sprookje van de misdaad. (1958); Briefwisseling 1930-1940 (1962-1967: zie M. ter Braak). |
|
K.L. POLL (1927)
De eigen vorm. Essays over poëzie (1967). |
|
C. RIJNSDORP (1894)
In drie étappen (1952); Aan de driesprong van kunst, wetenschap en religie (1964); De moderne roman in opspraak (1966). |
|
P. RODENKO (1920-1976)
Nieuwe griffels, schone leien. Van Gorter tot Lucebert, van Gezelle tot Hugo Claus. Een bloemlezing uit de poëzie der avantgarde (1954); Gerrit Achterberg, Voorbij de laatste stad (bloemlezing uit het gehele oeuvre, 1955); Tussen de regels. Wandelen en spoorzoeken in de moderne poëzie (1956); Met twee maten. De kern van vijftig jaar poëzie, geïsoleerd en experimenteel gesplitst (1956); De sprong van Münchhausen (1959); Op het twijgje der indigestie (1976). |
| |
| |
M. ROELANTS (1895-1966)
Schrijvers wat is er van de mens? (2 dln., 1956-'57). |
|
W.M. ROGGEMAN (1935)
Vijftig na 50. Bloemlezing van de nieuwe poëzie (met H. van de Waarsenburg, 1973); Albert Bontridder (Monogr. over Vl. ltk., 1976); Bij nader inzien. Van Achterberg tot weverbergh (1976). |
|
M. RUTTEN (1906)
Inleiding tot de literatuur (1956); Nederlandse dichtkunst van Kloos tot Claus (1957); Het proza van Karel van de Woestijne (1959); Nederlandse dichtkunst Achterberg en Burssens voorbij (1967); Karel van de Woestijne (Ontmoetingen 1970); De Interludiën van Karel van de Woestijne (1972). |
|
E. VAN RUYSBEEK (1915)
Karel Jonckheere als dichter (1947); De sluier van Isis. Schets voor een praktische menselijke cosmographie (1952); Poëzie en experiment. Dialoog in briefvorm over oud en nieuw in de dichtkunst (met K. Jonckheere, 1956); Grondslagen voor een poëzie van morgen (1957); Ondergang en dageraad. Bijdrage tot een nieuw bewustzijn (met K. Jonckheere, 1966); Bert Decorte (Monogr. over Vl. ltk., 1966); Waar is de eerste morgen? 3 (bloeml., 1967); Diogenes voor de drempel (1971). |
|
H. SPELIERS (1935)
Wij, galspuwers. Polemieken (1965); Omtrent Streuvels. Het einde van een myte. Anti-essay (1968); Die verrekte gelijkhebber. Polemieken (1973); Gerard Kornelis van het Reve & De groene anjelier (1973). |
|
G. STUIVELING (1907)
Herman Gorter, Kenteringssonnetten (tekstuitg., 1946); Rekenschap (tweede druk, 1947); Herman Gorter Verzamelde werken (tekstuitg. 8 dln. 1948-1952); Steekproeven (1950); Triptiek (1952); L. Couperus, Verzamelde werken (tekstuitg. met H.A. Ett, 11 dln., 1952-1957); H. Roland Holst, Vierentwintig sonnetten en Twintig nagelaten gedichten (bloemlez. 1954 en 1957); H. Gorter De dag gaat open als een gouden roos en Twintig gedichten in handschrift (bloemlez., 1956 en 1964); 1905-1955; Van jaar tot jaar, van boek tot boek. Hoogtepunten uit vijftig jaar letterkunde (bloeml. met J. Hulsker, 1956); Willem Elsschot (Mon. over Vl. ltk., 1960); Uren
|
| |
| |
Zuid. Drie dozijn ontmoetingen over de grens (1960); Excursies door de Nederlandse letteren (1960); Vakwerk. Twaalf studies in literatuur (1967); Willens en wetens. Twaalf essays (1967); S. Streuvels, Volledig werk IV (inleidende studie, 1973). |
|
S. VESTDIJK (1898-1971)
De Poolsche ruiter. Essays (1946); Muiterij tegen het etmaal. Deel I. Proza (tweede druk, 1947); Muiterij tegen het etmaal. Deel II. Poëzie en essay (1947); De glanzende kiemcel. Beschouwingen over poëzie. Acht lezingen over wezen en techniek der poëzie. Gehouden te St. Michiels Gestel in 1943 (1950); Essays in duodecimo (1952); Zuiverende kroniek. Essays (1956); Marionettenspel met de dood. Over het wezen van de detective-story (met S. Dresden, 1957); Voor en na de explosie. Opstellen over poëzie (1960); Gestalten tegenover mij. Persoonlijke herinneringen (1962); De zieke mens in de romanliteratuur (1964); De leugen is onze moeder en andere essays over: filosofie, psychologie, beeldende kunst, literatuur (1965); Gallische facetten (1968). |
|
A. VISSER (1913)
Kaïn sloeg Abel. Een studie in onbehagen (1963); Leven van de pen (1965); Onder de gordel. Erotiek en geweld in de misdaadroman (1968); 't Peerd van Ome Loeks (1970); Wie is de dader. De misdaadliteratuur van Edgar Allan Poe tot heden (Literaire verkenningen, 1971); Het klooster van Sint Jurriaan (1974). |
|
B.F. VAN VLIERDEN (1926, zie ook: B. Kemp)
Willem Elsschot (Ontmoetingen, 1958); Gerard Walschap (Ontmoetingen, 1958); De romankunst van Filip De Pillecijn (1961); Van In 't Wonderjaer tot De Verwondering. Een poëtica van de Vlaamse roman (1969). |
|
J.F. VOGELAAR (1944)
Kunst als kritiek. Voorbeelden van een materialistiese kunstopvatting (inleiding + vertalingen, 1972); Konfrontaties. Kritieken en kommentaren (1974). |
|
P. DE VREE (1909)
Maurice Gilliams (1947, bijgewerkte uitgave in de reeks Ontmoetingen, 1964); Schets der sociale achtergronden van de hedendaagse Vlaamse roman (1951); De sociale ruimte van de literator in Vlaanderen sedert Werldoorlog II (1958); Throw-in (1959); Close-up der Vlaamse dichtkunst van nu (4 dln., 1960- |
| |
| |
1963); Vlaamse avant-garde: poëzie en proza, 1921-1964 (bloemlezing, 1965); Paul van Ostaijen (met H.F. Jespers, 1967); Onder experimenteel vuur. Vademecum voor de Vlaamse experimentele poëzie, 1953-1967 (1968); Poëzie in fusie (bloemlezing, 1968); René Verbeeck (Monogr. over Vl. Itk., 1974). |
|
V.E. VAN VRIESLAND (1892-1974)
Johan Andreas der Mouw (Adwaïta), Verzamelde werken (6 dln.) en Een bloemlezing uit zijn gedichten (tekstuitg., 1947-1951, 1962); Spiegel van de Nederlandse poëzie door alle eeuwen 1900-1940 en Idem, 1940-1955 (bloemlezing, 1953, 1954); F. Bordewijk. Een inleiding tot en keuze uit zijn werk (Schrijvers van heden III, 1949); Onderzoek en vertoog. Verzameld critisch en essayistisch proza (2 dln., 1958); Het werkelijkheidsgehalte in de letterkunde (1962). |
|
A. WADMAN (1919)
Handdruk en handgemeen. Leesavonturen met Simon Vestdijk (1965). |
|
J. WALRAVENS (1920-1965)
Phenomenologie van de moderne poëzie (1951); Waar is de eerste morgen? (bloemlezing, 1955); Cultuur van deze tijd. Een reeks voordrachten (1956); Gaston Burssens (Monogr. over Vl. Itk., 1960); Jan Biorix (dagboek, 1965); Vijfde kolom. Jong Vlaams proza (bloeml., 1967). |
|
J. WEISGERBER (1924)
De Vlaamse literatuur op onbegane wegen. Het experiment van ‘De boomgaard’ 1909-1920 (1956); Aspecten van de Vlaamse roman 1927-1960 (1964); Hugo Claus. Experiment en traditie (Literaire verkenningen, 1970, tweede druk 1974); Stijn Streuvels. Een sociologische balans (1970); Proefvlucht in de romanruimte (1972); S. Streuvels, Volledig werk III (Inleidende studie, 1972). |
|
A. WESTERLINCK (1914)
Luister naar die stem. Studieën en kritieken (1942); Het lied van Tantalus. Bijdrage tot de studie van een menschelijkheidstype in de literaire kunstschepping op grond van een onderzoek over het werk van A. Demedts (1944); Prosper van Langendonck. Diagnose van een ongeneeslijke ziel (1946); Het schone geheim van de poëzie. Beluisterd niet ontluisterd (tweede herziene druk 1950; eerste druk 1946); De psychologische figuur van Karel van de Woestijne als dichter (1952); Stijlgeheimen van Karel van de Woestijne (on- |
| |
| |
der de naam J. Aerts, 1956); De innerlijke Timmermans (1957); De wereldbeschouwing van August Vermeylen (1958); Wandelen al peinzend (Verzamelde opstellen, dl. I, 1960); Alleen en van geen mens gestoord (Verzamelde opstellen, dl. II, 1964); Gesprekken met Walschap (I, 1969; II, 1970); Mens en grens. Over het mensbeeld in de moderne Europese literatuur (Verzamelde opstellen, dl. III, 1972); Musica humana (Verzamelde opstellen, dl. IV, 1973). |
|
WEVERBERGH (1930)
Bokboek (1965); P. de Wispelaere, Facettenoog (bloemlezing, 1968); Puin. Korzelig proza (1970); Boonboek (met H. Leus en L.P. Boon, 1972). |
|
P. DE WISPELAERE (1928)
Victor J. Brunclair (1899-1944) (Monogr. over Vl. Itk., 1960); Hendrik Marsman (Ontmoetingen, 1961); Het Perzische tapijt. Literaire essays en kritieken (1966); Met kritisch oog (1967); Facettenoog. Een bundel kritieken gekozen en ingeleid door weverbergh (1968); Paul-tegenpaul 1969-1970 (1970); Van Stem tot Anti-Stem. Een historisch beeld van het tijdschrift De Stem als brandpunt van humanistische en vitalistische stromingen in de Nederlandse literatuur tussen de twee wereldoorlogen (onuitgegeven proefschrift Universitaire Instelling Antwerpen, Departement Germaanse Filologie, 1974); Jan Walravens (Monogr. over Vl. Itk., 1974); Louis Paul Boon tedere anarchist. Omtrent het utopia in ‘Vergeten straat’ (1976). |
|
|