Verantwoording
Sprak men in de eerste oorlogsjaren in het algemeen van illegale literatuur, later kwam men tot de overtuiging dat er onderscheid gemaakt diende te worden - zoals dat ook in de ondertitel van deze bibliografie tot uiting komt - tussen illegale en clandestiene literatuur.
Wanneer men tracht de grenzen te trekken tussen deze beide groepen, dan moet vooropgesteld worden dat zij beiden het ideaal van de vrijheid in het algemeen en die van onze letterkunde in het bijzonder gediend en hoog gehouden hebben.
Illegaal waren het proza en de poëzie die rechtstreeks gericht waren tegen de bezetter en zijn trawanten. Clandestien daarentegen was de ‘normale’ literatuur die geschreven en uitgegeven werd door auteurs en uitgevers, die zich niet wensten te onderwerpen aan de door de bezetter gestelde voorwaarden. De voornaamste daarvan waren: het lidmaatschap van de in 1942 ingestelde kultuurkamer en de vergunning voor het gebruik van papier, waarmede de censuur door een achterdeurtje werd binnengehaald. Een kleine, aparte groep tenslotte vormt het werk van de auteurs van Joodsen bloede en van de Duitse deserteurs.
Er is naar gestreefd een zo volledig mogelijke beschrijving van de tot deze groepen behorende werken te geven. Niet opgenomen werden de clandestiene herdrukken van reeds voor de oorlog verschenen proza en poëzie. Evenmin werden opgenomen de talrijke afzonderlijk-verschenen, meestal getypte of gestencilde, gedichten en liedjes. Zij zullen een plaats vinden in een compleet ‘geuzenliedboek’, tot de samenstelling waarvan Gerrit Kamphuis en ik inmiddels van het Ministerie van onderwijs, kunsten en wetenschappen de opdracht ontvingen. Daarentegen werden wel opgenomen enkele uitgaven die niet tot de bellettrie behoren - maar die ook nergens elders een onderdak zouden kunnen vinden - en die uit-