IV
Het dagboek van een soldaat moet noodzakelijk iedere dag weer beginnen met de vaststelling van de mate, waarin op deze dag ‘de lijn getrokken’ is. Alles in dienst is er geloof ik op ingericht om de lijn te trekken, om de kostbare tijd op de minst on-amusante manier dood te slaan. Je bent in dienst. Je hebt het niet gewild. Instinktief voel je al de tijd, die je er in doorbrengt als verloren. En naar die idee richt je al je handelingen in. Tijd, die toch verloren is, moet je zo pleizierig mogelijk zien door te komen. Daarom trekt de soldaat, de korporaal, de sergeant, de hele bliksemse boel, de lijn.
Buiten dienst zou dat stuitend zijn van domheid en weerzinwekkende vadsigheid. In dienst verandert dat. Een lijntrekker is een psychologisch verschijnsel van grote betekenis. Het demonstreert de fatale, grondeloze stupiditeit van de moderne legerdwang. En het systeem zou er aan kunnen te gronde gaan als aan een lelijke, besmettelijke ziekte.
Je moet niet denken, dat de militaire lijntrekker een lamzalig, vadsig wezen is. Integendeel, Hij trekt de lijn energiek en geestdriftig, deskundig en joviaal, met inspanning van z'n beste krachten en instinkten; hij verbergt z'n bedrijf niet: hij komt er voor uit, hij voelt het onwillekeurig als een verdienstelijk werk, hij beroemt er zich op als op een nuttige en prettige bezigheid, waarvan niemand het nodige en zedelijk-werkende zal durven ontkennen: ‘Wat heb ik vandaag reusachtig de lijn getrokken! Geen poot uitgestoken, de hele dag op m'n wolletje liggen lanterfanten, man, fijn!’ En z'n hele gezicht lacht, straalt van voldoening. En hij heeft gelijk.
Een luitenant. Och, och, wat een stakker is zó'n man! Die trekt de lijn niet,