‘Waarom zoveel omslag, Heer Schout, voor zo een kleine schelm?...... Roep de hangman en laat het uit zijn.’
‘Het recht moet zijn loop hebben,’ antwoordde Van der Does streng.
‘Och, als 't de Heren plezier doet...... ik heb alle tijd...... tot aan 't endje van de eeuwigheid......’
‘Laat die man zwijgen!’ beval de schout en een der wachters maakte een dreigende beweging. Pietje dook een weinig in elkaar en stelde voor:
‘Wacht nog een half uurtje en sla me dan...’
De bewaker keek hem verbouwereerd aan, verbeet dan een glimlach.
Vluchtig gleed de blik van den schout over dezen koelbloedigen kleinen duivel, die in het aangezicht van den dood nog schertsen kon.
Na korten tijd kwamen de heren terug. Opnieuw stelde Van der Does, na het vonnis te hebben uitgesproken, zijn vraag en de president antwoordde:
‘Schepenen verklaren dezen gevangene te zijn een kind des doods...’ Een geluidloze grijns vertrok de lippen van den veroordeelde, minachtend en geamuseerd. Maar hij zei niets en sloot verveeld de ogen.
‘Ik eisch in naam der justitie, dat het vonnis zal worden voltrokken door hem te hangen bij den hals, tot de dood erop volgt.’
Deze eis van den schout moest nu weer bekend gemaakt worden aan burgemeesteren. Maar deze maal liepen de schepenen in omgekeerde volgorde, Abraham Boom, de jongste voorop inplaats van de president. Weer vroeg deze de mening van burgemeesters en schepenen en toen zij het eens bleken, keerden de laatsten in dezelfde volgorde naar de rechtszaal terug, en de schout vroeg den sinjeur Boom hoe het vonnis zou luiden? Deze antwoordde:
‘Schepenen geven voor vonnis als bij den secretaris zal gelezen worden.’
Nu werd Pietje weer vlak voor den secretaris gebracht, die het vonnis in extenso met galmende stem voorlas. De patient keek hem zo scheel en honend aan, dat hij een ogenblik de draad kwijt raakte en de laatste zinnen nog eens voor moest lezen, waarvoor hij zich zeer schaamde en Pietje vernietigend aankeek met een rood hoofd.