zich zo aan me zou vertonen...... Ik zou het niet kunnen verdragen’......
Zijn ogen werden wijd van ontzetting bij de gedachte.
Charles keek langs hem heen en zei zacht:
‘Ik ken die gedachte...... Ik kan precies zo denken aan het meisje, dat ik liefheb’......
Verrast keek Gerbrandt hem aan.
‘Je hebt een meisje lief?...... Daar wist ik niets van!’
‘Nee,’ antwoordde Quine niet zonder bitterheid, ‘je bent waarschijnlijk als alle dichters...... Je zweeft te hoog om te zien, wat er vlak bij je gebeurt...... en je eigen geschiedenis is te belangrijk om die van anderen te volgen...... Neem me niet kwalijk, Gerbrandt...... ik bedoel geen verwijt...... 't is alleen zo’......
Breêro was rood geworden van ergenis en schaamte beide. Stug zei hij:
‘Misschien heb je gelijk...... En wie is het meisje...... of is dat een geheim?’
Charles lachte, nog steeds met dezelfde bedwongen bitterheid.
‘Een geheim,’ zei hij zuchtend. ‘Als je maar uit een hoekje van je oog naar me gekeken had, zou je 't allang weten...... Ik hou immers van Stijntje’......
Gerbrandt sprong op en keek hem aan of hij uit de lucht viel.
‘Wat?’ riep hij, gapend van verbazing, ‘dat kleine ding?’
‘Kleine ding?’ herhaalde Charles, op zijn beurt verbaasd.
Breêro streek zich over het voorhoofd...... Stijntje, zijn kleine zusje...... Charles was verliefd op zijn kleine zusje, zijn speelnootje...... Het klonk zo vervloekt gek, dat hij het hem bijna kwalijk nam...... Daarna rekende hij...... ze was waarachtig een en twintig...... een volwassen vrouw...... sommige hadden al kinderen op die leeftijd......
Charles schudde treurig het hoofd.
‘Ze wil me niet...... Ze is erg op me gesteld, maar niet op die manier, zegt ze.’
‘Wel sacrament!’ vloekte Gerbrandt verbaasd. ‘Zegt ze dat?...... Zo'n wicht!...... Zo'n nest!...... Ik zal wel es met haar praten, Charles......dat komt best in orde......wij worden zwagers!’......
Quina zat verwonderd te kijken naar zijn vrolijk-grimmig gezicht.
‘Wat ben je toch een dwaas, Gerbrandt,’ zei hij toen met een