aandacht geboeid had en waarmee hij zalige uren had beleefd......
Eens, in de winter, die volgde, liep hij na een bijeenkomst in de Oude Kamer, met Pieter Cornelisz. Hooft, die uiterst belangstellend en vriendelijk voor hem bleef, druk pratend over de Nieuwe Dijk, toen Dieuwertje in een donkere mantel en met een wollen doek om het hoofd, vlak langs hem voorbij ging. Opkijkend herkende ze hem. Alle kleur zakte weg uit haar door de kou blozende wangen, schrik en vreugde lichtten in haar ogen en met een pijnlijk glimlachje knikte zij hem toe. Midden in een zin stokte hij en bijna was hij blijven staan om haar na te kijken.
‘Duivekater, wat een zoet bekje!’ zei Hooft bewonderend. ‘Wie was dat, Breêro?’
Gerbrandt dacht aan de voorname dames, die de ander met een hoofse zwaai van zijn hoed placht te groeten, en stamelde met een vuurrood hoofd:
‘Oh...... niemand...... een oud buurmeisje uit de Nes’......
Hooft keek hem scherp aan, glimlachte verstolen onder zijn blonde kneveltje en vroeg niet verder.
‘Duvels aardig, die Amsterdamse volksmeisjes,’ zei hij, en ging toen door met het onderwerp van hun gesprek: de spelen van Plautus, waarvan hij den jongen Breêro een Franse vertaling wilde lenen.
Schaamte en spijt wrongen aan Gerbrandts hart. Plotseling was Dieuwertje weer als een hevige werkelijkheid in zijn verbeelding...... Ze had zeker niet aan hem verdiend, dat hij haar zo onverschillig tegenover Hooft verloochende...... Maar hij had geen tijd er dieper over door te denken: Hooft sprak zo enthousiast en geestig over Plautus, dat hij er alles bij vergat en zich ijverig verdiepte in het belangwekkende onderwerp......
Even ging het hem nog door het hoofd: als Dieuwertje bij zo'n gesprek tegenwoordig was, zou ze er niets van begrijpen en hem misschien blameren door dwaze vragen of een domme opmerking. Dan was zij geheel en al vergeten tot 's avonds het pijnlijke moment hem inviel en hij weer een onaangenaam gevoel kreeg in zijn borst, omdat hij haar dit had aangedaan. Hooft had opgemerkt, hoe mooi zij was. Ze was werkelijk mooi...... Zou hij haar niet graag nog eens terugzien?...... Ja...... weer eens met haar praten...... haar zachte, diepe stem lieve dingen horen zeggen...... Nee, kom daar niet meer aan denken...... Het was voorbij en