Roseliins oochies, ontleedt
(1639)–Daniel Joncktys– AuteursrechtvrijLVII.
Ga naar margenoot+ AL sachjes, ROSELIINE:
Laet niet soo vlammig schijnen
V schitterend gesicht;
Besnoeyt uvv lodder loncken,
Dat soo veel minne-voncken
In mijnen boesem stichtt.
VVaer vvill ick (laes!) my vvenden?
Elend koomt by elende,
En svvavel in mijn vlamm:
By lonckjes, komen lachjes;
By kluchjes, koelle klachjes;
En vvat oyt herten nam.
Als dan u toover-tale
Laet haren gallem dalen,
In mijn verliefde borst;
O! door dat soet vermogen
VVerd soo mijn Ziell getogen,
Dats' uyt haer vvoon-ste'e borstt.
| |
[pagina 149]
| |
V kusjes vvil ick hélen,
En 't onverbode stelen,
Van duysenden, voor vier.
Noyt vverd my sulcks geschoncken,
Of vvellust maeckt my droncken,
En 'k tuymel in het vier.
Neen, rose ROSELIINE:
Laet vry u Lichjes schijnen,
Schiet vry u Lonckjes toe;
Geeft kusjes, lusjes, lachjes;
Geeft kluchjes, suchjes, klachjes:
Ick ben mijn leven moe.
|
|