Letterkundig overzigt en proeven van de Nederlandsche volkszangen sedert de XVde eeuw
(1828)–Jacob Carel Willem le Jeune– AuteursrechtvrijVIII.Het was een proper knechtken rein
En die zou gaan ten bossche,
Daar vand hy een meisken kleinGa naar margenoot+
Die zag wat naar 't lossche,
Een meisken waard zoo ik u zei,
Zy word gevrijd om een krauweyGa naar margenoot+
Daar zy ging op de laije. Ga naar margenoot+
Lysken en heeft niet lang gelet
Maar zei terstond, komt gaan wy met,
Dat ons God beî beraije.
| |
[pagina 107]
| |
Als Lysken had geraapt haar hout,
Naar huis stak zy haar deureGa naar margenoot+
Maar trouwen deze vrijer stoutGa naar margenoot+
Volgde op Lyskens speure,Ga naar margenoot+
Kort aan de hielen, al scheen 't abuis,
Tot regt voor harer vrouwen huis,
't Was Lysken een goed behagen.
Haar vrouwe die heeft ze van verre begreist,Ga naar margenoot+
Nogtans heeft Lysken om 't hare gepeistGa naar margenoot+
En den vrijer in huis gedragen.
Lysken die leijen om haar gerief
Wat rouwelijk in een kave,Ga naar margenoot+
Dit wijf die riep kwanswijs: een dief,
En kwam de trappen ave,Ga naar margenoot+
Zy hadde gemerkt Lyskens bedrijf,
Want 't was een oud doortrokken wijf,
Zy sprak tot Lysken met liste:
Haast U toch rasch, oft ik 't vergaet,Ga naar margenoot+
Gy moet my helpen dragen op straet,
Ik wil verkoopen, deez' kiste.
Dit vrijerken was zeer kwalijk te vreên
Dat hy zoo kwame ten brande,
De kiste brak hem bijna de leên,
Nog vreesde hy voor schande.
Al was hy nog zoo eelen grein,Ga naar margenoot+
Hy was der kiste kastelein,Ga naar margenoot+
Hy en dorst een woord niet kikken,
Hy had 't zeer kwaad de arme kornuit,Ga naar margenoot+
Want wat hy deê, hy en kost niet uit,
Van vreeze moest hy ontstrikken.Ga naar margenoot+
| |
[pagina 108]
| |
De kaafkiste is op strate gebrogt,
Een vrouwken met ligten zinne
Die heeft die oude kave gekocht
Al met den vrijer daarinne.
Deez' vrouw die haastte haar metter spoed
Om t'huis te voeren dat docht haar goed,
Maar zy was zoo zeer verlaaijen;Ga naar margenoot+
Haar vrouw die sprak: ik wil nu dat
Gy haar zult helpen trekken wat,
En Lysken die deê 't met staaijen.Ga naar margenoot+
De vrouw die kruide, Lysken die trak
Al heve't haar wat verdroten,
De vrijer door 't rammelen bijna brak
Zijn beenen, zijn knuizen, zijn koten,
Tot dat hy kwam met herten koen
Daar men de kiste open zou doen.
Hy praktiseerde te dege,
Het was wat donker in der nacht
Hy sprong daaruit met grooter kracht
En liep zoo voort ewege.Ga naar margenoot+
Die vrouw dit ziende, die werd bevreesd,
Och Lysken waar zullen we blijven,
Och, och, zei Lysken, het is eenen geest,
Wat zal ik toch nu bedrijven!
De vrijer vervloog door zijn opzet
En dit behaagde Lysken zeer net,
Zy liep met korten verhale
Naar huis daar zy haar vrouwe vand,
En wou haar toonen groot samblant,Ga naar margenoot+
Maar Lysken die kreeg haar male.Ga naar margenoot+
|
|