Woord vooraf
De hier bijeengebrachte essays vormen merendeels een selektie uit wat in de vier jaargangen Merlyn voor het eerst is verschenen; ze zijn dus tussen 1963 en 1966 geschreven. Niet eerder gepubliceerd is het essay over Vestdijk, dat van deze zomer stamt.
De keuze vond plaats op grondslag van een wat merkwaardig, en ook niet helemaal strak volgehouden kriterium. Uitgezocht werden essays over dichters van wie de poëzie maar ééns door mij aan een wat verder doorgevoerde analyse werd onderworpen. Uit deze eenmaligheid hoeft niet te worden afgeleid dat ik de betrokken dichters niet hoog heb zitten, al staat dit laatste ten aanzien van een enkele feitelijk wel vast.
De volgorde waarin de analyses zijn opgenomen is niet bepaald door de datum van eerste publikatie, maar door de opvolging van de generaties waartoe de dichters gerekend kunnen worden te behoren. Deze literair-historische chronologie aan te houden leek mij zinvoller dan de aksentuering van eventuele ontwikkelingen in mijn omspringen met poëzie.
Allicht kan men door deze volgorde tevens de grafiek zien ontstaan - opgebouwd langs een vrij beperkt aantal koördinatiepunten - van het doordringingsvermogen van twintigste-eeuwse nederlandse poëzie, of omgekeerd, van een perceptievermogen in de zestiger jaren. In zoverre geeft dit boek dus toch enigszins een behaviouristisch zelfportret.
In drie opzichten wijken de hier verzamelde essays af van de in Merlyn gepubliceerde. In de eerste plaats verbeterede ik drukfouten die ik op het spoor kwam, en bracht ik een enkele stilistische verandering aan. In de tweede plaats nam ik hier en daar een naschrift op, waarin toegevoegde kritiek of aanvullingen werden verwerkt. Deels zijn deze ook indertijd al gepubliceerd, maar ik meen dat het zijn voordelen heeft stuk en addenda bij elkaar te hebben staan. Tenslotte werden enkele wijzigingen, vooral op het stuk van verwijzingen, noodzakelijk voor deze uitgave.