Theoretische lessen over de gesticulatie en mimiek
(1827-1830)–Johannes Jelgerhuis– Auteursrechtvrij
[pagina 207]
| |
Zesentwintigste les.GEACHTE HOORDERS!
Na de beschouwing der kleederdragten in slechts een algemeen overzigt van Chinezen, als de oudst bekende volken; na eene dergelijke algemeene beschouwing van Grieksche en Romeinsche kleedij, hunne wapenrusting en staatskleedij, moest ik Uwer aandacht toonen die volken, welke zich, na vele eeuwen op zich zelf gestaan te hebben, verliezen in Griekenland. Ik moest U aantoonen hoe al die volken daarna onder de Romeinen geraakten, en dat alles toepassen op onze kunst. Maar hun gelijktijdig bestaan, hun gestadige oorlog met de Grieken, deze wederom met de Romeinen, en eindelijk dezer geheele vernietiging, geven mij genoegzaam het regt om die allen optenemen in één geheel, en te zeggen hetgeen ik in den aanvang onzer lessen deed opmerken. Dat is de eenvormigheid der kleedij en de geringe mogelijkheid om groote fouten te begaan, in die aftebeelden, wat in de geschiedenis oostelijk opgaat. | |
[pagina 208]
| |
Assyriërs, Syriërs, Mediërs, Babyloniërs en Persen, Pheniciërs, Israëlieten, die onder Koning david de Syriërs overwonnen en ten onder bragten, en verder daarna de verovering der Assyrische Vorsten. De Joden, die onder abraham, izaäk en jakob eene landverhuizing maakten naar Egyptenland, de koningrijken Judeä en Israël door de Assyriërs veroverd, en eindelijk ten ondergebragt door nebucadnezar, opperheer van Babylonië, en de Joden in slavernij en ballingschap. Maar cyrus, die het Persische rijk slechtte, gaf den Hebreën de vrijheid weder, tot de Romeinen Judeä overweldigden. Dus al die volken te doorloopen, brengt ons weder tot de Romeinen, die wij reeds hebben beschouwd. Vertoeven wij dus bij eene beschouwing van hen allen te gelijk. Lange wijde kleeding, hooge mutsen, breede tulbanden, zeer gelijkende naar de Turken. Ik zal dit nu door eenige voorbeelden staven, en men zal opmerken het langzamerhand verlaten der tunique en het overgaan tot den Turkschen doliman en toga. Intusschen moeten wij nu denken dat wij een overzigt maken over de Babylonische, Assyrische en Armenische Monarchijën; in Babel denken aan semiramis en ninus, aan de steden Ninive, Tirus en Sidon; in Egypte aan de Aartsvaderen abraham, izaäk en jakob, bij de Joden; aan salomo in de Hebreeuwsche Monarchij; Traciërs, Geten, Misiërs en Scyten, en andere woeste volken; deze laatsten kenmerken zich door ruwe kleedij, met dierenhuiden, tot zelfs met paardenhuiden toe, daar de vorigen zich door beschaving kenmerken. Krijgshaftig, gelijk aan Grieken en Romeinen, is het verschil echter onzer aandacht waardig. Tiare der Persen, schelpharnassen. Plaat 62. Staatsman met lange kleeding en broek. Vrouwen, Babylonische. | |
[pagina 209]
| |
Tiare der Persen, Sarmaten en Parthen. Plaat 63 en 64. Israël in Egypte. Jakob en joseph. Getulbande helm. Simeon. Joden. Denk aan de heerlijkheid en pracht van Babel, van Tirus en Sidon; lees: 27ste Hoofdstuk van ezechiël. De shawls. Voorts de oude Egyptenaren. De eerdienst van Isis en Osiris. In de volgende les de Mosaïsche godsdienst. Ik heb gezegd. |
|