| |
| |
| |
| |
Zestiende Hoofdstuk.
Vier jaar later.
Vier jaar waren voorbijgegaan, sedert Bé naar Parijs vertrokken was, en in die vier jaren was ze slecht ééns bij haar familie over geweest. Dat was nu al twee jaar geleden, want, hoezeer ze ook naar huis verlangde, telkens was er iets tusschen gekomen, waardoor ze verhinderd was te gaan.
Eerst was Olly een poos weer minder goed geweest, en daarna had een jonge wereldburger zijn entrée gedaan, en daardoor veel aan huis gebonden, kon Olga haar zusje slechts noode missen en Bé, blij zoodoende ook iets voor haar zuster en zwager te kunnen doen, was gaarne bij haar gebleven.
Maar nu was besloten, dat zij allen naar Nederland zouden komen, de baby incluis, die nu bijna een jaar oud was. Dat was een vreugde geweest, toen die tijding de familie Verhagen bereikte. Olly en Bé, die ze in geen twee jaar gezien hadden en daarenboven nog het lieve kleine
| |
| |
ventje, wiens belangwekkend persoontje in den laatsten tijd steeds het hoofdthema van hun correspondentie had uitgemaakt.
En dan kwam er nog iets bij, om dit bezoek tot iets heel bizonders te stempelen.
Bé zou een concert geven!
Wat al herinneringen wekte dat bericht op. Maar nu was er alle hoop, dat alles goed zou gaan. Bé scheen gezond en flink te zijn en volgens Charles en Olga was haar succes zeker. Het was ook niet haar eerste optreden, in Parijs had ze al eens voor het publiek gespeeld en met den besten uitslag.
Dinsdags zou het concert plaats hebben en Maandags tegen etenstijd zouden ze komen.
Ze gingen hen met hen allen van den trein halen, Vader, Vic, Nan en de kleintjes, zooals ze nog altijd genoemd werden, ofschoon ze nu al flinke meisjes van twaalf daar waren.
Men was natuurlijk te vroeg en toen de trein een beetje over zijn tijd er nog niet was, werd Nan ongerust. Er moest eens iets met den trein gebeurd zijn!
Daar stoomde hij binnen en voor een van de raampjes van een coupé eerste klasse, zagen ze Olly's lief gezicht, naast een roze vlek in een wit bundeltje. De trein reed nog een eindje door en allen haastten zich in de richting van de coupé, waarin ze Olga ontdekt hadden.
Daar kwamen ze al, Olly, Bé en Charles. Het was een omhelzen zonder einde.
‘Het kind?’ vroeg Vic.
Olly keerde zich om en toonde vol trotsch haar schat, op den arm van zijn bonne, aangegaapt door Lien en Tineke, die verbluft naar het dienstmeisje keken, met de muts met breede fladderlinten.
| |
| |
Olga nam het kind over en maakte de wollen omhulsels, waardoor er bijna niets van hem te zien was, wat los.
‘Wat een engel!’
‘O, wat een dot!’
‘Pas maar op, dat hij geen kou vat, pak hem maar niet te veel uit,’ en bezorgd trok Nan het wollen kapje wat meer naar voren.
‘Willen we gaan?’ vroeg haar vader, ‘ik heb een rijtuig voor de gasten, wij gaan met de tram.’
Maar daar wilde Bé niets van hooren, zij ging met de tram, Vader kon dan mee met het rijtuig.
Charles verklaarde ook graag zijn plaats af te staan, maar de meisjes wilden geen van allen meerijden, ze wilden liever met Bé trammen.
Wat was deze mooi en elegant geworden. Nan verklaarde, dat ze zich naast Bé een echte boerin gevoelde, terwijl Vic een beetje spottend vroeg, of ze in Parijs dachten, dat de Venus van Milo zoo'n dun tailletje had gehad.
‘Ik rijg me niet in, hoor,’ verzekerde Bé, ‘heelemaal niet, ik ben niet dik, dat weet je wel.’
Vic lachte om den ijver, waarmee Bé haar figuurtje verdedigde en Lien zei, dat ze Bé een beeld vond en hoopte, dat ze er ook eens zoo zou uitzien.
Zoo vroolijk pratend kwamen ze thuis, waar ze de familie al vonden.
Riek was in extase. Neen maar, zoo'n heerlijk jong had ze van haar leven nog nooit gezien, je zoudt hem opeten, en dan te denken, dat dit prachtstuk het kind was van haar Ollytje, die ze nog in de wieg had zien liggen. Ze was innig gelukkig, al de jonge vogels weer in het nest bij elkander te hebben, maar haar vreugde werd wel een beetje vergald door die mooie madam, zooals ze Olga's
| |
| |
bonne noemde, die haar zoo nuffig aankeek en een koeterwaalsch sprak, waarvan ze geen woord verstond. En daar moest ze nou zeker mee eten ook! Gelukkig werd ze op dat punt spoedig gerust gesteld. Berthe zou met het kind apart eten, Riek zou geen last van haar hebben. Maar nu
had Riek nieuwe reden tot mopperen. Ze kon die madam nou zeker nog bedienen ook, zoo'n prinses met haar floddermuts, en onder algemeen gelach, verliet ze brommend de kamer.
‘Die Riek toch,’ zei Olga, ‘nog altijd dezelfde.’
‘Ja,’ lachte Vic, ‘en het mooiste is dat ze met al
| |
| |
haar gemopper tcoh maar steeds haar best doet, het ieder zooveel mogelijk naar den zin te maken.’
‘Wat was je nieuwe schilderij mooi gerecenseerd,’ merkte Bé op.
‘Jawel,’ antwoordde Vic kalm, ‘dat gaat wel. Maar ik ben toch nog niet, waar ik wezen moet.’
‘Goed zoo Vic’ knikte Charles haar toe, ‘altijd excelsior, zoo mag ik het hooren, dat is ook onze leus, niet waar Bé,’ en hij keek zijn leerling lachend aan.
‘Willen we gaan?’ viel Nan in, ‘het eten is al op tafel.’
Dat was een gezellig middagmaal, men praatte en lachte meer, dan men at, tot Riek's verontwaardiging, die er op gerekend had, dat de reizigers uitgehongerd zouden zijn.
Na het eten gingen alle zusjes naar boven om de baby naar bed te brengen.
Wat een heerlijkheid was dat, de verrukking der jonge tantes nam geen einde.
Toen het mollige kindje geheel ontkleed en gewasschen op zijn moeders schoot lag en Lientje, die zich over hem heen boog, stevig met zijn dik vuistje in het haar greep, zoodat ze zich niet op kon richten, zonder zich pijn te doen, werd dit als een heldendaad toegejuicht en Vic verklaarde, dat hij precies de kleine Hercules was.
‘Nu moeten we hem weer aankleeden, anders vat hij kou,’ verklaarde zijn moedertje en hem nog eens knuffelend, vroeg ze stralend:
‘Heb ik nu wel te veel van hem gezegd in mijne brieven, is hij geen engel, vin' jullie hem niet een heel bizonder kindje?’
Dat beaamden zij allen, dij geloofden niet, dat er veel kinderen waren, zoo jong nog en al zóó mooi en daarbij zóó wijs.
| |
| |
‘En zoo muzikaal,’ zei Bé, ‘hij luistert dolgraag naar muziek.’
‘Ja,’ verzekerde Olly, ‘als hij huilt en ik voor hem zing, wordt hij dadelijk zoet.’
‘'k Geloof, dat kleine kinderen meestal zoet worden als je voor hen zingt,’ merkte Vic op.
‘Nou ja, maar je moet zijn gezichtje zien, zijn oogen, hé Bé? Engel!’ en Olga drukte hem tegen zich aan.
Nu had de adoratie lang genoeg geduurd naar den zin van den jongenheer en hij gaf zijn ongenoegen te kennen op een manier, die Vic deed opmerken, dat er een toekomstig tenor in hem stak, zijne longen waren ten minste van buitengewone kracht.
‘Laat ze maar spotten, mijn ventje,’ suste Olga, ‘hij is moeders jongen en gaat nu zoet slapen.’
Daarin scheen het jongemensch heelemaal geen lust te hebben, zoo mogelijk verhief het zijn stem nog meer en Olly verzocht de zusjes dringend, nu maar naar beneden te gaan.
‘We hebben hem te veel opgewonden,’ zei ze, ‘daar kan hij niet tegen, toe ga nu, anders krijg ik hem nooit in slaap.’
‘Leg hem in zijn wieg en ga mee naar beneden, dan zal hij vanzelf wel zoet worden,’ opperde Vic, ‘ik ben bang, dat je hem nu al bederft,’ waarop Olga haar zoo verwijtend aankeek, dat ze lachend de kamer uit liep.
Een half uur later kwam Olga beneden, vermoeid, maar gelukkig.
‘Hij slaapt eindelijk,’ zei ze, zich in het gemakkelijke stoeltje neerzettend, dat voor haar klaar stond. ‘Hoe ingezellig, weer allemaal bij elkaar te zijn. Ik heb Berthe gezegd, je concert japon uit te pakken, Bé, anders kreukelt die te veel.’
| |
| |
‘Best, dank je wel, daar had ik niet aan gedacht.’
‘Is het een mooie japon? Hoe ziet ze er uit?’ vroeg Nan.
‘Dat zul je wel zien, men moet een japon aan hebben om over het effect te kunnen oordeelen, vin' je ook niet?’
‘Mogen we haar dan pas zien, als je je voor het concert kleedt?’
‘Ja, dat vind ik aardiger.’
‘Ben je niet bang, Bé?’ fluisterde Lien, en Tineke voegde er bij, dat ze alles in de wereld liever zou doen, dan in een concertzaal optreden, aangestaard door al die menschen.
‘Het is ook wel wat griezelig, maar ik doe maar mijn best, aan niets dan aan mijn spel te denken.’
‘Je valt me mee, hoor,’ verzekerde Vic, ‘ik geloof, dat jij ook zoo tamelijk wel weet, wat je wilt.’
Haar vader bang, dat dit gesprek Olga niet aangenaam zou zijn, wilde over iets anders beginnen, doch deze viel zelf in:
‘Bé heeft veel wilskracht en weet zich prachtig te beheerschen. Zij is wel bestand tegen het moeielijk artistenleven, dat zul je zien, jullie behoeft je heelemaal niet ongerust te maken over morgenavond,’ en men kon haar aanzien, dat ze zelf geheel opging in het succes van haar zusje.
Niettegenstaande deze verzekering, waren allen den volgenden dag zenuwachtig en in spanning en toen Bé gekleed stond om te vertrekken, zag ze er zoo opgewonden uit, dat haar vader de schrik om het hart sloeg en Vic en Nan elkaar angstig bekenden, dat ze vreeselijk tegen den avond opzagen en wilden, dat ze maar weer goed en wel thuis waren.
| |
| |
‘Ze ziet er prachtig uit,’ fluisterde Vic, ‘een echte ‘Frau Musica.’
Bé had een los wit kleed aan met wijde, openhangende mouwen en afgezet met een donkerrooden rand in Grieksch dessin. Ze zag er inderdaad echt artistiek uit en wonder was het niet, dat ze bij het optreden reeds dadelijk de harten voor zich innam.
Haar succes was volkomen en haar vaders oogen waren vochtig, toen hij haar na afloop in zijne armen sloot.
‘Dank je, mijn kind,’ zei hij zacht, ‘dank je wel.’
Het was een heerlijke avond. Eerst hadden de heer Verhagen, zoowel als Vic en Nan, zich niet geheel op hun gemak gevoeld, wat niet alleen veroorzaakt werd door angst voor Bé's succes, maar hen van tijd tot tijd ongeruste blikken deed werpen op Olga.
Ze dachten aan haar eerste en eenig optreden in deze zelfde zaal. Hoe zou ze zich voelen?
Olga scheen daar niet aan te denken, ten minste ze toonde het niet. Ze zag er gelukkig uit en het steeds klimmend succes van Bé scheen haar geheel bezig te houden. Zoo werd ook haar familie kalmer en kon genieten van dezen echten feestavond.
Na afloop hadden ze een klein soupeetje thuis, enkel familie, behalve Frits van beneden, zooals hij nog steeds genoemd werd, die met hen naar het concert was geweest en nu ook geinviteerd was, mee naar huis te gaan.
Waarom bloosde Nan zoo hevig, toen Olly vroeg, of die nog steeds zoo veel kwam oploopen?
En waarom viel Nan haar om den hals en fluisterde ze zoo iets van ‘zoo gelukkig zijn,’ toen ze verwonderd naar dat blozen keek?
Dat raadsel zou dien zelfden avond opgelost worden.
| |
| |
Nadat er druk op Bé en ook op haar leermeester geklonken was, stond de heer des huizes op en vroeg nog even het woord.
‘Lieve kinderen,’ zei hij, toen het drukke gebabbel een oogenblik zweeg, ‘ik stel voor nu een glas te ledigen op een gelukkig jong paartje, dat besloten heeft den verderen levensweg samen af te leggen. Laten wij eens klinken op het welzijn van onze Nanni en haar Frits!’
Dat was een verrassing, vooral voor Olly en Bé, want Vic was in het geheim en voor de kleintjes was het een uitgemaakte zaak, dat Nan met Frits zou trouwen.
Nan nam met een gelukkig gezichtje de gelukwenschen aan. Ze keek naar haar Frits en geloofde, dat ze het toppunt van geluk bereikt had.
‘Zoo krijgen we allen onze wenschen,’ merkte Olly op. ‘Vic en Bé hebben succes met hun kunst. Nan heeft altijd verklaard te willen trouwen en ik ben misschien wel het gelukkigst van allen, daar ik door mijn man geluk en roem beiden heb en dan mijn jongen!’
‘Ik ga ook schilderen,’ verklaarde Lien, die vond, dat er van haar ook wel eens notitie genomen mocht worden.
‘Ja, ze heeft aanleg,’ bevestigde Vic, ‘als ze flink werkt, wordt er wat uit haar.’
‘Bravo,’ en Olly knikte haar zusje toe, ‘en Tineke wat heeft die voor toekomstplannen?’
Tineke werd verlegen.
‘Nu poesje, wat is jouw hartewensch,’ drong Olly aan.
‘Ik wou liefst moeder worden,’ fluisterde Tineke.
Een oogenblik keken allen elkaar aan, toen brak er een gejuich uit, waarbij uitroepen als: zoo'n snoes, dat is een echt vrouwelijke wensch, mooi zoo Tineke, elkander afwisselden.
Tineke was dood confuus. Het huilgenie verloochende
| |
| |
zich niet, ze kreeg tranen in hare oogen en hare lippen beefden zenuwachtig.
Olga trok haar naar zich toe.
‘Lieveling,’ fluisterde ze, ‘jij weet het hoor, dat is het hoogste geluk,’ en eensklaps opstaande, zei ze: ‘Ik moet even naar boven, ik heb zoo'n idée, dat hij wakker is, ik moet even naar hem gaan kijken.’
Een minuut of tien later kwam ze terug, haar kindje op den arm.
‘Heb je hem meegebracht?’ riep Nan verrukt.
‘Onverstandig moedertje,’ beweerde Charles hoofdschuddend, doch met een gezicht, waaruit zijn vadertrots sprak.
Olga zette het kind naast zich op tafel, zijne oogjes keken vol verbazing naar het licht, een zoet lachje speelde
| |
| |
om zijn mondje, zijne, van het slapen vochtige krulletjes vielen op zijn voorhoofd en zijn wangetjes waren van een warmen blos overtogen.
Zijn moeder steunde hem met haar eenen arm, zoodat het was alsof hij stond, en met den anderen een glas in zijn handje vasthoudende, zei ze:
‘Lieve Grootpa, ik wil niet stil boven blijven slapen, terwijl hier beneden op het welzijn en het geluk van twee van mijn tantes gedronken wordt. Als jongste afstammeling van het geslacht stel ik voor, dat uit mijn naam nu nog eens geklonken wordt op den verderen voorspoed en het geluk van:
Grootpa en al zijn genieën.’
|
|