| |
| |
| |
5. Leigroeven en hun produkten
In Nederland werden in het verleden leien verwerkt uit groeven in het gebied van Rijn en Moezel, uit de Ardennen, met name uit het gebied rond Fumay aan de Maas en uit Zuidwest-Engeland. Daar zijn in de laatste eeuw nog andere gebieden bijgekomen, zoals Thüringen, midden-Frankrijk (Angers), Wales en Noordwest-Spanje.
Door veranderde economische omstandigheden en veranderde bedrijfsvoering zijn vele groeven gesloten, vooral sedert de Tweede Wereldoorlog. In andere gebieden zijn nieuwe leigroeven in bedrijf genomen.
We bespreken hierna de groeven, die in gebieden liggen, van waaruit leien naar Nederland zijn geleverd. De thans nog werkende groeven worden uitvoerig besproken, waarbij vooral de kwaliteit ervan een rol speelt.
| |
Duitsland
Uit het gebied ter weerszijden van de Rijn, bovenstrooms van Koblenz en uit de Eifel zijn sedert vele eeuwen schubvormige leien naar Nederland vervoerd en daar verwerkt (afb. 16).
Ook uit het Sauerland zijn soms leien ingevoerd, die evenwel van slechte kwaliteit zijn. Soms worden leien gebruikt, afkomstig uit Thüringen, thans tot de DDR behorende.
| |
Eifel (Moezelleien)
Vroeger kwamen veel leien via Andernach naar Nederland. Er is dan sprake van ‘Andernakels’. De leien, gevormd in het Devoon, worden onder de verzamelnaam Moezelleien geleverd.
In dit gebied zijn vele groeven gesloten, omdat het maken van lager gelegen galerijen en moderniseringen te grote investeringen vergden, die met hoge arbeidslonen een te dure exploitatie veroorzaakten.
Nog in bedrijf is de groeve Katzenberg bij Mayen, die reeds omstreeks 1400 geëxploiteerd schijnt te zijn. Oorspronkelijk is er in open groeven gewerkt. Later zijn galerijen (Stollen) aangelegd en omstreeks 1870 ving de mijnbouw aan. Het gebruik van een stoommachine maakte het tenslotte mogelijk de gangen ook onder het niveau van de rivier de Nette droog te houden. De huidige diepte is 180 m. Er worden in hoofdzaak schubleien geproduceerd, maar ook rechthoekige leien zijn mogelijk.
Een in Nederland uitgevoerde keuring op meerdere monsters uit één partij leverde de volgende resultaten op:
Volumegewicht volgens N 477: 2,75-2,80 gr/cm3 Wateropname volgens N 477: 0,68-1,7%
16. Leigroeven in Eifel en Rijngebied.
| |
| |
Buigvastheid volgens N 477: 27,8-64,7 N/mm2 Chemische samenstelling volgens DIN 52201:
Sulfaat |
0,01-0,44% |
Sulfide |
0,03-0,26% |
Gloeiverlies |
4,62-5,55% |
Koolzuur |
0,09-1,12% |
Hieruit kan het volgende berekend worden:
Koolstof |
3,7-4,5% |
FeS-verb. |
0,1-0,49% |
Koolzure kalk |
0,2-2,55% |
Relatieve gewichtsvermeerdering na zuurbestendigheidsproef volgens DIN 52206:
luchtdroog |
: 0,24-0,57% |
waterverzadigd |
: -0,07-0,47% |
Wateropname na zuurbestendigheidsproef: 0,68-1,91%
Deze leien zijn reeds voor 1940 in Nederland toegepast (1931, Dordrecht, Grote kerk, Maasdak op rood koperen haken) en later tot op de huidige dag tot volle tevredenheid zowel in Rijn- als Maasdekking gebruikt op talrijke monumenten. Thans worden in Mayen ook leien vervaardigd uit Spaans materiaal. Zie onder Spanje.
Dezelfde firma beheert nog de groeve Margaretha bij Trimbs, waaruit hetzelfde produkt wordt gewonnen. Bij dezelfde plaats ligt de Wilbertschacht. De groeven Bausberg en Müllersgrube zijn gesloten. Naast de groeve Katzenberg onder Hausen is de Mosellaschacht, die sedert ca. 1970 niet meer in bedrijf is. Deze leien zijn ondermeer gebruikt op de Nieuwe Kerk te Amsterdam ca. 1965. Het materiaal was enigermate pyriethoudend. Er was een gedeeltelijke mechanisatie van het hakproces doorgevoerd. Westelijker onder Laubach ligt te Leienkaul de groeve Johanna aan de rand van het dal van de Müllenbach. De groeve is omstreeks 1960 gesloten.
Reeds in de middeleeuwen zullen in het dal van de Müllenbach leien gewonnen zijn door horizontale gangen in het gesteente te hakken.
Later is men ten oosten van het dal op de hoogten tegenover het dorp Müllenbach een mijnschacht gaan exploiteren van waaruit in horizontale richting voor dakleien geschikt materiaal is gewonnen.
Wanneer een galerij uitgeput was werd 30 meter lager een nieuwe gang aangelegd, die werd vergroot tot een galerij, die ten hoogste 27 meter hoog werd, dus drie meter onder de oudere erboven. De ruimte werd nagenoeg geheel weer opgevuld met gesteente, dat niet naar boven gebracht werd. Ca. 10 percent werd slechts naar boven vervoerd alwaar het gespleten werd en verhakt tot dakleien. Nog ongeveer 5 percent van het oorspronkelijke gesteente werd naast de loods van de berg in het dal gestort. Enorme hopen afval liggen er nu nog naast de oude groeveloodsen met de bescheiden schachttoren.
Er werden daar tot omstreeks 1960 nog uitsluitend met de hand leien gehakt. Toen dan ook nog een nieuwe galerij moest worden aangesproken, wat tot een langdurige stilstand in de eigenlijke leiproduktie zou leiden, heeft men afgezien van modernisering van het bedrijf en de groeve gesloten. Nu resten nog gedeelten van de bedrijfsgebouwen, bekleed met fraaie staaltjes van leidekkerskunst. De Müllenbacher leien zijn in 1957-1960 nog toegepast op de vlakken van de noordelijke kapellen van de Oude kerk in Amsterdam (afb. 45).
| |
Hunsrück
Te Bundenbach über Kirn liggen de groeven Schmiedenbach/Mühlenberg en de groeve Bocksberg, waarvan leien zijn toegepast tussen 1970 en 1980 aan de Oosterkerk te Hoorn, de Speeltoren te Monnickendam en de toren van de Hervormde kerk te Haringhuizen. Andere groeven worden of werden geëxploiteerd te Oberkirn, Bruschied, Bollenbach, Rhaunen en Schwerbach.
Ten westen van de Rijn zijn de groeven te Bacharach.
Hiervan zijn in 1975 leien gebruikt op verschillende poorten te Amersfoort. Ook te Dellhofen is een leigroeve, die evenals de groeve Rhein bij Oberwesel tot de Kauber leien wordt gerekend (zie onder Taunus).
| |
Taunus
Oostelijk van de Rijn bij Kaub liggen in vrijwel rechte lijn een groot aantal leigroeven. De leien worden doorgaans als Kauberleien aangeduid.
Het dichtst bij Kaub ligt de groeve Erbstollen. Oostelijk daarvan bevindt zich de groeve Viktoriastollen. Eveneens onder Weisel über St. Goarshausen is de groeve Kreuzberg.
Bij Nauroth bij Bad Schwalbach liggen de groeven Meyershoffnung en Rosit, die niet meer in bedrijf is. De Kauberleien hebben in het verleden in Nederland ruime toepassing gevonden en golden als het beste produkt, wat uit de Rijnstreek verkrijgbaar was. Enkele gebouwen waarop deze leien werden aangebracht, zijn: de Laurenskerk te Alkmaar (1968), het kasteel van Coevorden (1972), de Hervormde kerk te Egmond aan de Hoef (1966) en de Hervormde
| |
| |
kerk te Eemnes-Buiten (1966). In alle gevallen gaat het om een Duitse dekking.
Tenslotte melden we nog groeven bij Langhecke ten oosten van Limburg aan de Lahn, reeds geruime tijd geleden gesloten.
| |
Westfalen - Sauerland
De Westfaalse Devonische leien zijn over het algemeen sterk kalkhoudend. Ze zijn dof blauwzwart maar verweren in enkele tientallen jaren naar lichtgrijs.
Alhoewel de Magog groeve te Fredeburg al sedert omstreeks 1870 in bedrijf is blijkt de slechte kwaliteit uit in Nederland uitgevoerde keuringen.
De resultaten hiervan zijn:
Volumegewicht volgens N 477: 2,73 gr/cm3
Wateropname volgens N 477: 2,1%
Buigvastheid evenwijdig aan de lengterichting: 29,1 N/mm2
Buigvastheid loodrecht op lengterichting: 58,3 N/mm2
Chemische samenstelling volgens DIN 52201:
Sulfaat |
0,01-0,34% |
Sulfide |
0,26-0,74% |
Gloeiverlies |
7,6-9,1% |
Koolzuur |
3,7-5,5% |
Hieruit kan het volgende worden berekend:
Koolstof |
3,9-4,0% |
FeS-verb. |
0,5-1,4% |
Koolzure kalk |
8,4-12,5% |
Het kalkgehalte is veel te hoog en zal de lei in betrekkelijk korte tijd poreus maken door oplossing van de kalk. Ook het pyrietgehalte is tamelijk hoog. In Fredeburg zelf zijn vrijwel alle leien op de huizen van na 1945. Ze zijn wit uitgeslagen en veelvuldig gerepareerd. Andere groeven bij Fredeburg zijn (of waren) Bierkeller en Felicitas. In Nordenau is de groeve Brandholz. De groeve Hörre II ligt bij Raumland.
Analyse van het materiaal van de groeve Ostwig te Nuttlar leverde als chemische samenstelling:
Sulfaat |
0,15-1,32% |
Sulfide |
nihil-0,96% |
Gloeiverlies |
9,75-10,50% |
Koolzuur |
5,32-6,29% |
Hieruit kan het volgende worden berekend:
Koolstof |
4,2-4,4% |
FeS-verb. |
nihil-1,8% |
Koolzure kalk |
12,1-14,3% |
Ook hier is het kalkgehalte veel te hoog en de hoeveelheid ijzerzwavelverbindingen varieert. Bij Nuttlar is ook de groeve Füchtenzeche.
In Willingen is de groeve Christine en in Schwalefeld de groeve Brilon. Ook te Siedlinghausen zijn twee leigroeven. De kwaliteit van het daaruit afkomstige materiaal schijnt iets beter te zijn door een wat lager kalkgehalte.
Overigens zij vermeld dat ons als gewaarmerkt certificaat voor de samenstelling van een uit Nuttlar afkomstige lei eens een verklaring werd aangeboden, die door de burgemeester van Siedlinghausen was ondertekend en bovendien vele jaren daarvoor was afgegeven.
Onze eindconclusie is dat leien uit het Sauerland niet geschikt zijn om in het Nederlandse klimaat toegepast te worden. Ondanks dat zijn ze in Zutphen op de Walburgkerk en in Zwolle op de Bethlehemkerk gebruikt in 1980. Daar kan dus in de toekomst de verwering worden nagegaan.
| |
Thüringen
Zuidelijk van Jena dicht bij de grens met Beieren en dicht bij het Frankenwald ligt een gebied waar leien worden gewonnen bij Unterloquitz, Schmiedebach en Lehesten (afb. 17). De ontginningen voor dakleien beginnen in de twaalfde eeuw. De eerste schriftelijke vermelding is bekend uit 1499. Sedert het midden van de negentiende eeuw maakt de exploitatie een snelle groei door, met een hoogtepunt rond 1900. Op de Schmiedebacher hoogvlakte waren sedert 1710 talrijke open groeven gesticht.
17. Leigroeven in Thüringen.
| |
| |
Omstreeks 1870 stelde Oertel die kleine groeven onder één leiding. Circa 1925 werden voor het eerst mijnen gevormd. In 1963 werd het bedrijf gesloten. In het Loquitzdal zijn mijnen sedert 1880, in Lehesten sedert 1925. Thans ligt het zwaartepunt niet meer bij de arbeidsintensieve dakleiproduktie maar bij de ‘rustieke’ leisteenproductie en isolatiemateriaal.
In Lehesten (reeds voor 1940 Staatsbedrijf) worden alleen leien van verschillende maten uit de hand gehakt voor de zogenaamde Oudduitse dekking met een grootste hoogtemaat tot 45 cm.
In Unterloquitz worden ook sjabloonleien gemaakt. De geologische formatie, waartoe de leilagen hier behoren, is het Ondercarboon, betrekkelijk jong dus. De kwaliteit is echter voortreffelijk. De leien werden gevormd uit kleisteen tijdens plooiingen op de grens van Onder- en Bovencarboon.
De leien hebben een wat hoekiger vorm dan de Westduitse. Ze hebben de zogenaamde ‘Thüringer Schnitt’ (afb. 14). Men maakt ook rechthoekige leien. Ze zijn blauwgrijs van kleur.
Keuring in Nederland van dakleien uit Lehesten leverde het volgende resultaat:
Volumegewicht: |
2,72-2,77 gr/cm3 |
Wateropname: |
1,08-2,63% |
Buigvastheid evenwijdig aan de lengterichting: 64,0 N/mm2
Chemische samenstelling volgens DIN 52201:
Sulfaat |
0,02% |
Sulfide |
nihil |
Gloeiverlies |
3,79% |
Koolzuur |
0,04% |
Hieruit kan het volgende worden berekend:
Koolstof |
3,8% |
IJzerzwavelverbindingen |
nihil |
Koolzure kalk |
0,1% |
Relatieve gewichtsvermeerdering na zuurbestendigheidsproef volgens DIN 52206:
luchtdroog |
: 0,18% |
waterverzadigd |
: -0,03% |
wateropname na zuurbestendigheidsproef: 1,29-1,91%
De wateropname is (te) hoog. Dat zou o.a. te wijten kunnen zijn aan een (te) geringe metamorfosegraad. Nader onderzoek hiernaar zou nog moeten plaatsvinden.
Keuring in Nederland van dakleien uit Unterloquitz leverde het volgende resultaat:
Volumegewicht |
: 2,76-2,77 gr/cm3 |
Wateropname |
: 0,90-1,04% |
Buigvastheid |
: 62,7 N/mm2 |
Chemische samenstelling volgens DIN 52201:
Sulfaat |
0,01% |
Sulfide |
nihil |
Gloeiverlies |
4,10% |
Koolzuur |
0,10% |
Hieruit kan het volgende worden berekend:
Koolstof |
4,0% |
IJzerzwavelverbindingen |
nihil |
Koolzure kalk |
0,2% |
Relatieve gewichtsvermindering en wateropname na zuurbestendigheid werden niet bepaald.
Visueel zijn aan het oppervlak van de leien enkele kleine pyrietinsluitingen aangetroffen.
De Thüringer leien bevatten praktisch geen kalk en ijzerzwavelverbindingen en kunnen dus lang tot zeer lang meegaan. Ze hebben een mooi egaal oppervlak met een fijne struktuur.
Het is prettig materiaal om te behakken en van nagelgaten te voorzien. Hierbij is erg weinig verlies door breuk of kapotgeslagen leien. De verpakking is slecht (1982).
Men dient erop attent te zijn, dat onder- en bovenzijde niet parallel lopen, wat meer tijd bij het sorteren vergt. Er is meer overdekking nodig dan bij Westduitse leien, hetgeen niet betekent, dat er meer leien nodig zijn.
Thüringer leien zijn onder meer bij de Laurenskerk te Alkmaar (1965), het Weeshuis te Buren (1982) en het Muiderslot (1985) toegepast.
| |
Ardennen
In dit gebergte worden Devonische dakleien gewonnen, zowel in België als in het aangrenzende gebied van Luxemburg en het Franse departement Ardennes (afb. 18).
Obermartelingen of Haut-Martelange is het dorp waar de groeve is gevestigd, waar de Obermosel leien worden gewonnen. Deze naam is verwarrend, want er is weinig overeenkomst met de Moezelleien. De groeve levert zowel schubleien als rechthoekige leien. De oorspronkelijke schacht is omstreeks 1972 gesloten en vervangen door een wat noordelijker gelegen nieuw bedrijf. De kleur van de leien is blauwgrijs.
In Nederland uitgevoerde keuring leverde de volgende gegevens op: Volumegewicht volgens N 477: 2,82-2,85 gr/cm3
| |
| |
18. Leigroeven in de Ardennen.
Wateropname volgens N 477: 1,47-1,69% Chemische samenstelling volgens DIN 52201:
Sulfaat |
0,07% |
Sulfide |
0,18% |
Gloeiverlies |
5,02% |
Koolzuur |
0,46% |
Hieruit kan het volgende worden berekend:
Koolstof |
4,41-4,70% |
Koolzure kalk |
1,05% |
FeS-verb. |
0,34% |
Andere analyses geven een kalkgehalte van 3,5%. In het Nederlandse klimaat zijn deze leien na 30 jaar aan vervanging toe. De prijs is in verhouding erg hoog.
In het aangrenzende Belgische dorp Martelange is eveneens een 250 m diepe leigroeve. Dezelfde firma beheert ook nog de groeve Asselborn op Luxemburgs gebied. Wanneer men in de omgeving rondkijkt ziet men op de huizen vele lichtgrijze verweerde leien liggen, waaruit valt op te maken, dat het kalkgehalte hoog is en de verwering ten gevolge van vrij losse lagen snel voortschrijdt. De leien bevatten ook pyriet. In 1951 werden deze leien toegepast op de Hervormde kerk te Aalten.
Noordelijker in België ligt Vielsalm. Hier vond de produktie van dakleien al plaats in de Romeinse tijd. In de zestiende eeuw werd er melding gemaakt van gesloten leigroeven bij Gros-Thier ten zuiden van Vielsalm en bij Salm-Château, waar grijze leien werden gewonnen. Men produceerde er vrij dikke schubleien voor Duitse dekking, de z.g. cherbins. De nok was bij deze dekking afgedekt met een rij puntige leistenen, die als bescherming kruiselings over elkaar zijn geplaatst. Er ontstond een opstaande dakkam, die typisch is voor het dak in de Oostelijke Ardennen. De leien werden linksdekkend geleverd. De groeven langs de Salm werden na het einde van de achttiende eeuw niet meer geëxploiteerd. Aan het einde van de negentiende eeuw ging men in Gros-Thier over tot het maken van kleine rechthoekige leien van 2,5 tot 3 mm dikte, de zogenaamde ‘voisines’.
De produktie bereikte haar hoogtepunt rond 1900 maar verdween door gebrek aan goede afvoerwegen. De leien van Vielsalm zijn alleen van regionale betekenis geweest.
In de zuidelijke Ardennen ligt Warmifontaine. De daar gevestigde leigroeve is in 1870 in exploitatie genomen. In het ondergrondse bedrijf zijn de galerijen 30 meter onder elkaar gelegen. Er werden leien van 2,5 tot 5 mm geproduceerd. Het kalkgehalte van deze lei is 3,3% en er is enig pyriet. Het materiaal werd vrijwel uitsluitend in België verwerkt. De groeve produceert thans geen leien meer. Wel wordt er Portugees materiaal van niet al te beste kwaliteit verhakt en verhandeld. Warmifontaine is verbonden met de groeve te Hastières.
Zuidwestelijker liggen de groeven van Herbeumont, waarvan de exploitatie in de tweede helft van de zeventiende eeuw is begonnen. In de achttiende eeuw waren er vijftien groeven (‘fosses’) waaruit blauw pyrietrijk materiaal werd gewonnen. De exploitatie is gestaakt en ook hier wordt Portugees materiaal bewerkt.
Langs de Maas in het Franse departement Ardennes zijn omvangrijke lei-exploitaties bij Fumay. Deze leien zijn goed herkenbaar aan een regelmatige struktuur, geringe dikte en vaak een kenmerkende roodpaarse of groengrijze kleur. Er zijn natuurlijk ook blauwe leien. Bij opgravingen van het omstreeks 1275 gebouwde kasteel Nuwendoorn bij Krabbendam (NH), dat rond 1375 verlaten is, zijn veel paarse Fumay leien aangetroffen. Ook elders zijn stukken van deze leien in de grond gevonden. Hieruit blijkt mede de goede kwaliteit van dit materiaal, dat in Nederland ook omstreeks 1900 een uitgebreide toepassing vond (St. Janskathedraal, 's-Hertogenbosch; St. Bavokathedraal, Haarlem). In 1971 had het groevecomplex een diepte bereikt van ongeveer 800 meter. Er waren toen investeringen noodzakelijk, die een rendabele en concurrerende exploitatie uitsloten. Helaas is de groeve toen gesloten. Tot de ‘Union des Ardoisières de Fumay - Ardennes’ behoorden de volgende groeven: St.- Lambert belle-Rose, Le Moulin Ste-Anne, Renaissance, St. Joseph en Ste-Marie. Verder was er de groeve L'espérance te Haybes bij Fumay.
| |
| |
Ten zuiden van Fumay ligt op de rechter Maasoever Monthermé, waar een groene leivariëteit voorkomt, bekend als Phyllade Aimantifere. Ook in het naburige Deville werden groene leien gewonnen.
20 kilometer westelijker van de Maas werden bij Rimogne reeds in de elfde eeuw leigroeven geëxploiteerd. De helling van de leilagen is 30 tot 45 graden naar het zuiden. Ze werden eerst in dagbouw ontgonnen, later in mijnen, putten en galerijen. Rond 1750 waren er 24 mijnen, onder meer de Fosse Saint-Brice, de Grande Fosse en de Fosse Tuffy. Eind negentiende eeuw was de enige exploitant de ‘Société des Ardoisières de Rimogne et de St.-Louis-sur-Meuse’, gesticht in 1785. Ook deze groeven werden in 1971 gesloten. Als men de literatuur doorneemt is het opvallend te ervaren, dat men enerzijds lovende beschrijvingen van het materiaal vindt en anderzijds een mededeling van Van der Veen uit 1931, die meldt, dat de gestreepte Rimogne bijna berucht is. Inderdaad kennen wij uit eigen aanschouwing de volkomen verteerde en cartonzachte grijsgroen gestreepte lei, die omstreeks 1955 de daken van de Oude kerk in Amsterdam dekte en nog in 1970 de Westzijderkerk te Zaandam. Deze sterk kalkhoudende lei had omstreeks 1910 circa 50 cent per vierkante meter gekost en was van zeer inferieure kwaliteit.
O. Jelsma meldt in de ‘Catalogus van de Bouwwereld’ van 1955 dat de duurzaamheid voor het Nederlandse klimaat volkomen ongeschikt is en dat de leien reeds na 25 tot 30 jaar volkomen poreus en verweerd zijn. Rond 1955 vonden ze geen toepassing meer.
Er zijn kennelijk twee volkomen verschillende kwaliteiten onder één naam verkocht. Er was een oude effen groene soort, nagenoeg vrij van zichtbare erts en vrijwel kalkvrij. Omstreeks 1900 kwamen kennelijk ogenschijnlijk gelijke maar inferieure leien. Een typisch geval van slecht koopmanschap.
| |
Angers
De leiwinning in de omgeving van Angers moet worden verdeeld in twee groepen, te weten het bekken van Angers en het bekken van Segré (afb. 19). Bovendien dient men zich te realiseren, dat in het hele gebied twee verschillende maatschappijen werkzaam zijn, waarvan de groeven soms vlak naast elkaar liggen, maar toch leien van afwijkende kwaliteiten leveren. Ook hier geldt dus weer: steeds in Nederland laten analyseren. De formaties behoren tot de jongste lagen van het Ordovicium. De kleur van de leien is onveranderlijk blauwgrijs.
Vanaf de dertiende eeuw tot midden negentiende eeuw vond de ontginning plaats in open groeven, sedertdien in mijnen tot 400 meter diepte.
| |
Bassin van Angers - Trélazé
Hier bevinden zich groeven te Trélazé (en Celtique) (Les Grands Carreaux) en te Fresnais.
De leien uit Les Grands Carreaux zijn glad, die uit Fresnais hebben een rustiek oppervlak.
Nederlandse keuringen leverden de volgende resultaten op:
Volumegewicht volgens N 477: 2,82-2,88 gr/cm3 Wateropname volgens N 477: 0,51-1,88%
Buigvastheid evenwijdig aan de lengterichting: 53,5-74,7 N/mm2
Buigvastheid loodrecht op de lengterichting: 59,6-82,0 N/mm2
Chemische samenstelling volgens DIN 52201:
Sulfaat |
nihil - 0,26% |
Sulfide |
nihil - 0,25% |
Gloeiverlies |
4,53-5,21% |
Koolzuur |
nihil - 0,56% |
Hieruit kan het volgende worden berekend:
Koolstof |
4,3-4,8% |
IJzerzwavelverbindingen |
nihil - 0,47% |
Koolzure kalk |
nihil - 1,27% |
Relatieve gewichtsvermeerdering na zuurbestendigheidsproef volgens DIN 52206:
luchtdroog |
: -0,10-0,89% |
waterverzadigd |
: -0,20-0,30% |
wateropname na zuurbestendigheidsproef: 0,37-1,25%
Eén rapport, mede in de cijfers betrokken, gaf bij vele bepalingen sterk afwijkende waarden te zien. De pyriet komt in kubische vorm voor, welke in het Nederlandse klimaat wel verweert. De levensduur
19. Leigroeven in de streek van Angers (Fr.).
| |
| |
van de Angers-Trélazélei wordt door de leverancier in de klimatologische omstandigheden van Noord-Frankrijk geschat op 75 jaar. De Angersleien zijn op vele plaatsen in Nederland toegepast, onder andere de St.-Elisabethskerk te Grave (1978, Trélazé) en de Broederenkerk te Deventer (1980, Celtique).
| |
Bassin van Segré
In dit gebied liggen de groeven van Renazé (gesloten 1970), Belair bij Combrée (gesloten 1982), La Pouèze en Misengrain bij Combrée. Deze leien bevatten een hoger percentage van minder stabiele ijzerzwavelverbindingen, met name markasiet en pyrrhotien.
Nederlandse keuringen leverden de volgende resultaten op voor de groeve Misengrain:
Volumegewicht: |
2,86-2,88 gr/cm3 |
Wateropname: |
0,56-1,48% |
Buigvastheid evenwijdig aan lengterichting: 62,1-67,6 N/mm2
Buigvastheid loodrecht op de lengterichting: 51,5-53,9 N/mm2
Chemische samenstelling volgens DIN 52201:
Sulfaat |
0,04-1,0% |
Sulfide |
0,10-0,22% |
Gloeiverlies |
4,6-4,8% |
Koolzuur |
0,07-0,30% |
Hieruit kunnen de volgende percentages worden berekend:
Koolstof |
4,6-4,7% |
IJzerzwavelverbindingen |
0,2-0,41% |
Koolzure kalk |
0,2-0,68% |
Relatieve gewichtsvermeerdering na zuurbestendigheidsproef volgens DIN 52206:
luchtdroog |
: 0,19-0,22% |
waterverzadigd |
: 0,00% |
wateropname na zuurbestendigheidsproef: 1,18-1,77%
IJzerverbindingen werden ook aangetroffen in de vorm van limoniet (2Fe2O3.2H2O). Ook werd één maal gips (CaSO4.2H2O) aangetroffen.
De wateropname na expositie aan SO2 is tamelijk hoog.
Misengrain-leien zijn onder meer toegepast aan de St. Jozefskerk te Assen en de Hervormde kerk te Hallum (Fr.).
| |
Groot-Brittannië
In Groot-Brittannië zijn een aantal streken waar dakleien gewonnen werden en worden. Dat zijn: Cornwall, Devon, Noord-Wales, Cumbria en Lancashire en Schotland. Vele soorten daarvan zijn veel dikker dan in Nederland gebruikelijk is en vonden daar voor het einde van de negentiende eeuw geen toepassing. De thans geleverde leien zijn uitsluitend rechthoekig van vorm.
| |
Devon
Uit dit gebied, dat zijn naam gaf aan de geologische periode Devoon, zijn in de zeventiende en achttiende eeuw grote hoeveelheden leien naar Nederland geexporteerd. Ze werden in hoofdzaak verscheept in de havenplaats Salcombe en werden daarom aangeduid met verbasterde namen als Salcumse, Schaalkomse en Schacomse leien. Uit beschrijvingen blijkt, dat het om schubleien voor enkele dekking ging.
Op korte afstand van Salcombe lagen de groeven van Kingsbridge, Charleton, Frogmore en Buckland Tout Saints. Van de laatste groeve is bekend, dat er tot het einde van de achttiende eeuw veel export naar Nederland plaats vond. Elders zijn nog meer groeven in gebruik geweest. Er is in dit gebied geen enkele werkende groeve meer.
In midden-Devon is in Tavistock nog een groeve in gebruik.
| |
Cornwall
Alhoewel in sommige achttiende-eeuwse geschriften spreken van ‘Vaalmuidse’ leien en duiden op aanvoer via de havenplaats Falmouth in Zuid-Cornwall zijn thans alleen groeven bekend aan de noordzijde van dit gebied op enkele kilometers van de kust.
Sedert 1555 is de ‘Old Delabole’ groeve in gebruik. Deze onderneming verenigt sedert 1842 een vijftal groeven.
De lagen waaruit de leien worden gewonnen behoren tot het Boven-Devoon en zijn dus geologisch relatief vrij jong. De kleur van de leien is grijs-groenachtig, blauwgroen of bruin tot rood (rustiek). Het materiaal is voor restauratiewerken in Nederland minder geëigend.
Het kalkgehalte is gering. Pyriet ontbreekt.
| |
Noord-Wales
In dit gebied liggen een aantal belangrijke groeven, die voortreffelijk materiaal leveren, dat ook in Nederland wordt gebruikt (afb. 20).
In 1860 waren er circa 50 leigroeven in Wales.
Onder de naam Portmadoc (Porthmadoc) worden leien geleverd, die vroeger in deze havenplaats werden
| |
| |
20. Leigroeven in Noordwest-Wales.
verscheept. Ze zijn echter afkomstig uit groeven rond de plaats Blaenau Ffestiniog, circa 20 kilometer landinwaarts gelegen.
Intensieve exploitatie vond sedert de tweede helft van de achttiende eeuw plaats in de Oakely Mountain. Voor de afvoer naar Portmadoc werd in 1836 een speciale spoorweg geopend. Het hoogtepunt van de exploitatie ligt ca. 1875.
Verschillende maatschappijen waren er werkzaam onder diverse namen. We noemen: Oakely Company, Hollands Quarry, Diphwys-Quarry, Llechwedd Mines, Gloddfa Ganol, Maen - Offeren Slate Quarry. We zullen ons niet verdiepen in de juiste plaats en de onderlinge verhoudingen. Het gaat steeds om vergelijkbare produkten.
Het materiaal werd gevormd in het Ordovicium en komt voor in een aantal banken, die een hoek maken van circa 35 graden ten opzichte van het horizontale vlak. De banken dragen namen als Old-Vein, Deep Vein (New Vein) en Back Vein. De kleur van de leien is blauwgrijs. Dikte en struktuur sluiten goed aan bij in Nederland gebruikte typen.
Het kalkgehalte en pyrietgehalte zijn gering.
In Nederland uitgevoerde onderzoeken van monsters uit de groeven rond Blaenau Ffestiniog leverde de volgende gemiddelde gegevens op:
Volumegewicht volgens N 477: 2,77-3,00 gr/cm3
Wateropname volgens N 477: 0,40-1,75%
Buigvastheid evenwijdig aan de lengterichting: 39,2-113 N/mm2,
Buigvastheid loodrecht op de lengterichting: 42,6-86,7 N/mm2
Chemische samenstelling volgens DIN 52201:
Sulfaat |
nihil - 0,28% |
Sulfide |
nihil - 0,18% |
Gloeiverlies |
3,73-4,40% |
Koolzuur |
nihil - 0,27% |
Hieruit kan het volgende worden berekend:
Koolstof |
3,6-4,4% |
FeS-verb. |
nihil - 0,3% (één monster 0,88%) |
Koolzure kalk |
nihil - 0,61% |
Relatieve gewichtsvermeerdering na bepaling zuurbestendigheid volgens DIN 52206:
luchtdroog |
0,04-0,35% |
waterverzadigd |
-0,36-0,21% |
wateropname na zuurbestendigheidsproef 0,29-1,66%
Ook hieruit blijkt dat het kalkgehalte gering is, evenals de hoeveelheid pyriet. Eén monster toont wel pyriet. Men zij daarop dus bedacht. De leien zijn zeer goed bestand tegen zware luchtverontreiniging. De wateropname is soms wat hoog.
De veroudering van produktiemethoden en het wegvloeien van kundige arbeidskrachten ten gevolge van twee wereldoorlogen, maar ook de algemene ontwikkeling van het platteland maakten de Oakely-mountain tot een noodlijdend bedrijf. In 1971 werden de maatschappijen opgedeeld in drie bedrijven en er werd soms van mijnbouw overgeschakeld op open groeven. Dat bewerkstelligde de ‘come-back’ van de beroemde Portmadoc-lei. Het materiaal is op talloze plaatsen in Nederland gebruikt, ook reeds vóór de Tweede Wereldoorlog.
Noorderlijker ligt de Penrhyn groeve bij Bethesda. Dit materiaal werd via Bangor of Port Penrhyn verscheept en wordt ook als Bangor lei aangeduid. De groeve is omstreeks 1765 geopend, maar er is reeds in de zestiende eeuw sprake van leiwinning in deze omgeving.
De kastelen Caernarvon en Conway, gebouwd in 1282-1284, op enkele tientallen kilometers afstand gelegen, waren met leien gedekt. De steenformatie dateert uit het Cambrium. De leien zijn blauw of roodpaars van kleur.
| |
| |
Keuring van de monsters leverde de volgende gegevens op:
Volumegewicht volgens N 477: 2,85 gr/cm3
Wateropname volgens N 477: 0,87%
Buigvastheid volgens N 477 evenwijdig aan de lengterichting: 81,21 N/mm2
Chemische samenstelling volgens DIN 52201:
Sulfaat |
0,06% |
Sulfide |
0,02% |
Gloeiverlies |
3,78% |
Koolzuur |
0,25% |
Hieruit kan het volgende worden berekend:
Koolstof |
3,53% |
IJzerzwavelverbindingen |
0.04% |
Koolzure kalk |
0,57% |
Het kalkgehalte is gering. Pyriet is afwezig. De leien zijn zeer goed bestand tegen zware luchtverontreiniging. De leien werden Maastricht op de Sint Janstoren gebruikt in 1982.
Iets ten westen van Bethesda liggen de sedert 1969 gesloten groeven van Dinorwic. De helling van de lagen is hier omstreeks 65 graden ten opzichte van het horizontale vlak. De winning vond plaats in open groeven. De kleuren waren blauwgrijs en blauwrood. Soms kwamen groene vlekken voor. Ook deze formatie behoort tot het Cambrium.
Nog in bedrijf is de weer westelijker gelegen groeve van Pen-yr-Orsedd.
Keuring van monsters in Nederland leverde de volgende gegevens op:
Volumegewicht volgens N 477: 2,80-2,81 gr/cm3
Wateropname volgens N 477: 0,38-0,53%
Buigvastheid volgens N 477 evenwijdig aan de lengerichting: 76,4 N/mm2
Chemische samenstelling volgens DIN 52201:
Sulfaat |
nihil |
Sulfide |
nihil |
Gloeiverlies |
3,52% |
Koolzuur |
0,36% |
Hieruit kan het volgende worden berekend:
Koolstof |
3,2% |
IJzerzwavelverbindingen |
nihil |
Koolzure kalk |
0,8% |
Relatieve gewichtsvermeerdering na bepaling zuurbestendigheid DIN 52206:
luchtdroog |
: 0,12% |
waterverzadigd |
: -0,05% |
Wateropname na zuurbestendigheidsproef: 0,37-0,53%
Deze leisoort werd ondermeer toegepast op het stadhuistorentje in Maastricht en het Ursulinenklooster te Eijsden (beide 1982).
| |
Cumbria en Lancashire
In het Lakedistrict en omgeving worden leien gewonnen.
De als Westmoreland en Broughton Moorgreen aangeduide leien stammen uit de Ordovicische periode. De Burlington leien zijn afgezet in het Siluur. Beide formaties zijn gemetamorfoseerd tijdens de Caledonische plooiing.
De Westmore green leien zijn, zoals de naam al aangeeft, groen van kleur en worden gewonnen in de omgeving van Coniston. Ze zijn niet goed bestand tegen zware luchtverontreiniging. Voor de vernieuwing van de leibedekking van het Gemeentemuseum te Den Haag werd materiaal uit de Moss Rigg groeven bij Tilberthwaite gebruikt.
De leien zijn 10 tot 12 mm dik en derhalve niet geëigend voor toepassing op oude gebouwen in Nederland.
De Burlington en Brathay leien worden gewonnen respectievelijk bij Kirkby- in Furness en Ambleside en zijn blauwzwart. Burlington leien zijn 7,5 tot 11 mm dik en werden onder meer toegepast op een deel van het dak van het kasteel Haarzuilens en in 1971 op het Station Hollands Spoor in Den Haag. Ook voor deze leien wordt opgegeven dat ze niet goed bestand zijn tegen zware luchtverontreiniging. Brathay leien bevatten enig pyriet. Transport vond onder meer plaats via Maryport.
| |
Schotland
Volledigheidshalve vermelden we nog de Ballachulish leien, gewonnen in Argyll. Deze Silurische blauwgrijze, groene en paarse leien bevatten enig pyriet. De groeve is niet meer in bedrijf. Ook elders in Schotland zijn talrijke groeven geweest.
| |
Ierland
Ook in Ierland zijn talrijke leigroeven, zowel uit het Siluur als uit het Devoon. Een bekende naam is Killaloc. Ze zijn voor Nederland niet van betekenis, onder meer omdat ze dik zijn.
| |
Spanje
Vele Duitse, Franse en Belgische leveranciers laten tegenwoordig Spaans materiaal als gereedgemaakt
| |
| |
materiaal of als halfprodukt uit Spanje komen en verwerken dat in hun eigen bedrijf. Daarna wordt het ook naar Nederland geëxporteerd. Om deze reden worden hier ook in aanmerking komende Spaanse groeven behandeld. Deze liggen in Noordwest-Spanje in een groot gebied rond Ponferrada (provincie Léon) (afb. 21). Het zijn open groeven, die nog niet lang in exploitatie zijn en op moderne wijze worden ontgonnen. Dat betekent soms een grote aantasting van het landschap (afb. 2). De formatie dateert uit het Ordovicium. Van de blauwgrijze steen kunnen zowel schubvormige als rechthoekige leien gemaakt worden. Spaanse leien zijn over het algemeen niet helemaal rechthoekig.
| |
Assulo
Door een Duitse producent wordt dit materiaal gevoerd. Rechthoekige leien komen kant-en-klaar uit Spanje, schubleien worden in Duitsland gehakt. Het komt uit de buurt van Sobradelo (provincie Orense), evenals Ponferrada aan de rivier de Sil gelegen. Blijkens analyses bevat deze leisoort 0,18% ijzerzwavelverbindingen en 0,97% koolzure kalk.
Het wordt reeds gedurende bijna 20 jaren in Nederland gebruikt, onder meer te Utrecht op de Domkerk, Jacobikerk (1968), Janskerk (koor) en Nicolaikerk en op het Ministerie van Algemene Zaken op het Binnenhof te Den Haag.
| |
Ref. 1 en Ref. 4
Onder deze naam worden groeven aangeduid uit de omgeving van Sobradelo die dakleien leveren. Een Nederlandse importeur noemt dit materiaal S1 en S4. Voor Ref. 1 is de kwaliteit vastgelegd in een Nederlands keuringsrapport met de volgende gegevens: Volumegewicht volgens N 477: 2,75-2,76 gr/cm3
Wateropname volgens N 477: 1,09-1,52%
Buigvastheid evenwijdig aan de lengterichting: 44,3 N/mm2
Buigvastheid loodrecht op de lengterichting: 43,1 N/mm2
Chemische samenstelling:
Sulfaat |
nihil |
Sulfide |
nihil |
Gloeiverlies |
3,73% |
Koolzuur |
0,59% |
Hieruit kan het volgende worden berekend:
Koolstof |
3,1% |
IJzerzwavelverbindingen |
nihil |
Koolzure kalk |
1,3% |
Relatieve gewichtsvermeerdering na bepaling zuurbestendigheid volgens DIN 52206:
21. Leigroeven in Noordwest-Spanje.
luchtdroog |
: 0,43% |
waterverzadigd |
: 0,00% |
Wateropname na zuurbestendigheidsproef 1,65-1,86%
Kalkgehalte en wateropname zijn wat aan de hoge kant.
Voor Ref. 4 (eerst sedert 1978 in exploitatie) zijn deze gegevens:
Volumegewicht volgens N 477: 2,77-2,82 gr/cm3
Wateropname volgens N 477: 0,46-1,56%
Buigvastheid evenwijdig aan de lengterichting: 51,8-97,9 N/mm2
Buigvastheid loodrecht op de lengterichting: 35,5-78,4 N/mm2
Chemische samenstelling:
Sulfaat |
: nihil - 0,18% |
Sulfide |
: nihil - 0,32% |
Gloeiverlies |
: 4,31-4,62% |
Koolzuur |
: nihil - 0,32% |
Hieruit kan het volgende berekend worden:
Koolstof |
: 4,1-4,5% |
IJzerzwavelverbindingen |
: nihil - 0,2% |
Koolzure kalk |
: nihil - 0,7% |
Relatieve gewichtsvermeerdering na zuurbestendigheidsproef volgens DIN 52206:
| |
| |
luchtdroog |
: 0,05-0,39% |
waterverzadigd |
: -0,20-0,18% |
Wateropname na zuurbestendigheidsproef: 0,41-1,94%
Er werden in alle monsters kleine pyrietinsluitingen geconstateerd.
Ref. 3 en 5-11 zijn voor het Nederlandse klimaat niet aan te bevelen.
| |
SIN 1, SIN 3, SIN 300, SIN 500 Jurjo, SIN 700 Luisa
Onder deze namen dienen zich groeven aan, die leien ‘sine pyrite’, zonder pyriet, heten te leveren. Uit analyses blijkt dat dit niet geheel juist is. Deze materialen worden sedert 1968 door een Duitse leverancier in Nederland verkocht.
Een keuringsrapport van SIN 1 van een Duits instituut levert de volgende gegevens:
Buigvastheid evenwijdig aan de lengterichting: 49,9-74,7 N/mm2
Chemische samenstelling:
IJzerzwavelverbindingen |
: 0,55% |
Koolzure kalk |
: 1,16% |
Een Nederlands rapport vermeldt over SIN 700:
Volumegewicht |
: 2,80-2,81 gr/cm3 |
Wateropname |
: 0,79-1,19% |
Buigvastheid evenwijdig aan de lengterichting: 68,6 N/mm2
Chemische samenstelling volgens DIN 52201:
Sulfaat |
: 0,77% |
Sulfide |
: nihil |
Gloeiverlies |
: 5,6% |
Koolzuur |
: 1,1% |
Hieruit kan het volgende berekend worden:
Koolstof |
: 4,5% |
IJzerzwavelverbindingen |
: nihil |
Koolzure kalk |
: 2,5% |
Relatieve gewichtsvermeerdering na zuurbestendigheidsproef volgens DIN 52206:
luchtdroog |
: 0,15% |
waterverzadigd |
: -0,14% |
Wateropname na 4 weken expositie aan SO2: 1,58%
Het kalkgehalte van deze monsters is te hoog.
| |
Trevinca Pebosa
Deze leien komen ook onder de namen Trevinca en Picon in de handel. Van Trevinca zijn een aantal keuringsrapporten ter beschikking.
Hieruit zijn de volgende waarden op te geven:
Volumegewicht |
: 2,74-2,86 gr/cm3 |
Wateropname |
: 0,78-2,06% |
Buigvastheid evenwijdig aan de lengterichting: 57,3-66,8 N/mm2
Buigvastheid loodrecht op lengterichting: 47,1-79,9 N/mm2
Chemische samenstelling:
Sulfaat |
: nihil - 0,24% |
Sulfide |
: 0,09-0,44% |
Gloeiverlies |
: 3,64-5,12% |
Koolzuur |
: 0,03-0,11% |
Hieruit kan het volgende worden berekend:
Koolstof |
: 3,6-5,0% |
IJzerzwavelverbindingen |
: 0,2-0,8% |
Koolzure kalk |
: 0,1-0,3% |
Relatieve gewichtsvermeerdering na bepaling zuurbestendigheid volgens DIN 52206:
luchtdroog |
: 0,28-0,40% |
waterverzadigd |
: -0,41--0,04% |
Wateropname na zuurbestendigheidsproef: 1,61-3,41%
Op de oppervlakte van sommige leien werden fijn verdeelde ijzerzwavelverbindingen aangetroffen, 0,012-0,155% van de oppervlakte. Ook vond men pyrietinsluitingen. De wateropname voor en na de zuurbestendigheidsproef is hoog. Met dit materiaal moet men dus voorzichtig zijn.
Voor Picon zijn de volgende waarden gevonden:
Volumegewicht volgens N 477: 2,82-2,83%
wateropname volgens N 477: 1,68-1,84%
Buigvastheid volgens N 477 loodrecht op de lengterichting: 29,8 N/mm2
Buigvastheid volgens N 477 evenwijdig aan de lengterichting: 75,8 N/mm2
Chemische samenstelling volgens DIN 52201:
Sulfaat |
: nihil |
Sulfide |
: 0,11% |
Gloeiverlies |
: 5,23% |
Koolzuur |
: 0,46% |
Hieruit kan het volgende berekend worden:
Koolstof |
: 4,8% |
IJzerzwavelverbindingen |
: 0,2% |
Koolzure kalk |
: 1,0% |
Relatieve gewichtsvermeerdering na bepaling zuurbestendigheid volgens DIN 52206:
luchtdroog |
: 0,33% |
waterverzadigd |
: -0,11% |
Wateropname na zuurbestendigheidsproef: 2,15-2,36%
Er zijn zichtbare pyrietinsluitingen, ca. 0,12% van het oppervlak.
| |
| |
Ook hier is de wateropname voor en na de zuurbestendigheidsproef hoog.
De buigvastheid loodrecht op de lengterichting is slecht. Dit materiaal kan dus niet aanbevolen worden.
| |
Portugal
Dakleien worden gewonnen bij Valonga in de buurt van Oporto en te S. Juliâo do Tojal, Loures, even ten noorden van Lissabon. Materiaal van niet nader omschreven herkomst is onder meer verwerkt aan de toren van de R.K. kerk te Roggel (1947) en aan het Instituut voor de Tropen te Amsterdam. Volgens een keuringsrapport uit 1969 bevatten de leien 1,05% kalk en geen (zichtbare) pyriet, alhoewel 0,22% zwavel wordt opgegeven.
De breeksterkte is 417 kg/cm2, circa 41 N/mm2. Belgische firma's, voortzetting van gesloten groeven als te Warmifontaine, bewerken en leveren Portugees materiaal. Het kalkgehalte zou vrij hoog zijn. Nauwkeurige keuring is dus steeds nodig.
Op de Catharijnekerk te Brielle werden omstreeks 1963 niet nader omschreven Portugese leien gebruikt. In 1985 zitten zij vol met gaten door uitverweerde pyrietkristallen, hebben deels een bruin oppervlak door geoxydeerde ijzerverbindingen en de oppervlakte is zachter geworden door een relatief hoog kalkgehalte. De leien zijn dus na ruim twintig jaar niet meer bruikbaar. In aanmerking dient te worden genomen, dat de milieubelasting door de omringende petrochemische industrie in de omgeving in de tussentijd zeer hoog is geworden.
| |
Noorwegen
Noorse leien worden in Nederland zelden toegepast. Alleen op gebouwen uit de periode na het midden van de negentiende eeuw komen ze voor. Bijvoorbeeld het gebouw van C&A te Nijmegen en sedert de restauratie omstreeks 1970 op de R.K. kerk en toren te IJsselstein. In het laatste geval werden groene leien toegepast. De aangeboden dikten zijn 6 tot 15 mm, hetgeen dikker is dan in Nederland doorgaans gebruikelijk.
Ook de gebruikelijke modellen wijken veelal af van het rechthoekige type. De Alta leien zijn eigenlijk geen lei maar kwartsiet, evenals Oppdal. Groeven zijn er ook te Voss, waar groene en zilvergrijze leien werden gewonnen en in de Finnmark, waar zwarte en groene leien vandaan komen. Voor zover bekend is het kalkgehalte van de Vossleien ongeveer 2,5% en van de Altakwartsietleien 0,8%.
| |
| |
Overzicht van de herkomst van in Nederland toegepaste dakleien
|
Land |
Landstreek |
Plaats |
Groeve/mijn |
Open (+) of gesloten (-) |
Rijnvorm of Maasvorm |
Voormalige uitvoerhaven |
Bijzonderheden |
Duitsland |
Eifel |
Hausen |
Mosellaschacht |
- |
R |
|
|
id. |
Katzenberg |
+ |
R |
|
} alleen Oudduits |
|
Trimbs |
Margaretha |
+ |
R |
|
} alleen Oudduits |
|
id. |
Wilbertschacht |
- |
R |
|
|
Bausberg II |
- |
R |
|
|
Müllersgrube |
- |
R |
|
|
Müllenbach/Leienkaul |
Johanna |
- |
R |
|
|
Hunsrück |
Bundenbach |
Schmiedenbach/Mühlenberg |
|
R |
|
|
id. |
Bocksberg |
|
R |
|
|
Bollenbach |
|
R |
|
|
Bruschied |
|
R |
|
|
Rhaunen |
|
R |
|
|
Oberkirn |
|
R |
|
|
Schwerbach |
|
R |
|
|
Kaube. o. |
Bacharach |
|
R |
|
|
en Taunus |
Dellhofen |
|
R |
|
|
Oberwesel |
Rhein |
+ |
R |
|
Geringe produktie |
|
Kaub |
Wilhelm Erbstollen |
- |
R |
|
|
id. |
Blücher |
|
R |
|
|
Weisel |
Kreuzberg |
- |
R |
|
|
id. |
Viktoriastollen |
- |
R |
|
|
Ludwig |
- |
R |
|
|
Nauroth |
Meyershoffnung |
|
R |
|
|
id. |
Rosit |
- |
R |
|
|
Langhecke |
|
- |
R |
|
|
Sauerland |
Fredeburg |
Magog |
+ |
R + M |
|
in 1981 door een |
|
id. |
Bierkeller |
+ |
R |
|
verbindingsgang |
|
verbonden |
|
id. |
Felicitas |
|
R |
|
|
id. |
Die alte Leienkaul |
+ |
R |
|
zeer beperkte |
|
capaciteit |
|
Raumland |
Hörre II |
|
|
Nordenau |
Brandholz |
|
|
Siedlinghausen |
Scaevola |
+ |
R |
|
|
Nuttlar |
Ostwig |
+ |
R |
|
|
id. |
Füchtenzeche |
|
R |
|
|
Willingen |
Christine |
|
|
Schwalefeld |
Brilon |
|
|
Thüringen |
Schmiedebach |
Oertelsbruch |
- |
M + R |
|
gesloten in 1963 |
|
Lehesten |
Staatsbetrieb |
- |
M + R |
|
|
id. |
|
+ |
M + R |
|
|
Unterloquitz |
|
+ |
M + R |
|
Luxemburg |
|
Asselborn |
Donner |
|
M + R |
|
|
Obermartelingen |
|
|
= |
|
|
Haut-Martelange |
Johanna |
- |
M + R |
|
gesloten ca 1973 |
|
id. |
|
+ |
M + R |
|
| |
| |
Overzicht van de herkomst van in Nederland toegepaste dakleien
|
Land |
Landstreek |
Plaats |
Groeve/mijn |
Open (+) of gesloten (-) |
Rijnvorm of Maasvorm |
Voormalige uitvoerhaven |
Bijzonderheden |
België |
Ardennen |
Martelange |
Donner |
+ |
M + R |
|
|
id. |
Wisembach |
- |
M |
|
|
Vielsalm |
|
- |
M + R |
|
|
Vielsalm/ |
|
|
Gros Thier |
|
- |
M + R |
|
|
Salm-Château |
|
M + R |
|
|
Warmifontaine |
|
- |
M + R |
|
|
Hastières |
|
- |
M |
|
|
Herbeumont |
|
- |
M |
|
Frankrijk |
dépt. |
Fumay |
St.-Lambert |
- |
M |
|
] gesloten 1971/72 |
|
Ardennes |
|
Belle Rose |
|
] gesloten 1971/72 |
|
id. |
Le Moulin |
- |
M |
|
] gesloten 1971/72 |
|
Sainte-Anne |
|
] gesloten 1971/72 |
|
id. |
La Renaissance |
- |
M |
|
] gesloten 1971/72 |
|
id. |
Saint-Joseph |
- |
M |
|
] gesloten 1971/72 |
|
id. |
Sainte-Marie |
- |
M |
|
] gesloten 1971/72 |
|
Haybes |
L'Espérance |
- |
M |
|
] gesloten 1971/72 |
|
Monthermé |
|
- |
M |
|
|
Deville |
|
- |
M |
|
|
Rimogne |
Fosse Saint-Brice |
- |
M |
|
] gesloten 1971/72 |
|
id. |
Grand Fosse |
- |
M |
|
] gesloten 1971/72 |
|
id. |
Fosse Tuffy |
- |
M |
|
] gesloten 1971/72 |
|
dépt. |
Trélazé |
Les Grands Carreaux |
+ |
M |
|
|
Maine-et- |
id. |
Les Fresnais |
+ |
M |
|
|
Loire |
id. |
La Grande Maison |
+ |
M |
|
|
La Pouèze |
|
+ |
M |
|
|
id. |
L'Espérance |
+ |
M |
|
omstr. 1960 in bedrijf genomen |
|
Noyant-la-Gravoyère |
Bel-Air-La Forêt |
- |
M |
|
gesloten in 1982 |
|
Combré |
Misengrain |
+ |
M |
|
gesloten in 1982 |
|
dépt. |
Renazé |
La Rivière |
- |
M |
|
exploitatie gestaakt |
|
Mayenne |
|
omstr. 1970 |
Groot- |
Devon |
|
- |
|
Dartmouth |
] 17de en 18de eeuw (tot omstr. 1785.) |
Brittannië |
|
Kingsbridge |
|
- |
|
Salcombe |
] 17de en 18de eeuw (tot omstr. 1785.) |
|
Charleton |
|
- |
|
id. |
] 17de en 18de eeuw (tot omstr. 1785.) |
|
Frogmore |
|
- |
|
id. |
] 17de en 18de eeuw (tot omstr. 1785.) |
|
Buckland Tout Saints |
|
- |
|
id. |
] 17de en 18de eeuw (tot omstr. 1785.) |
|
- |
|
Plymouth |
] 17de en 18de eeuw (tot omstr. 1785.) |
|
Tavistock |
|
+ |
|
Plymouth? |
|
|
Cornwall |
|
Falmouth |
17de en 18de eeuw (tot omstr. 1785) |
|
Tintagel en |
|
|
Delabole |
Old Delabole |
+ |
M |
Boscastle |
|
| |
| |
Overzicht van de herkomst van in Nederland toegepaste dakleien
|
Land |
Landstreek |
Plaats |
Groeve/mijn |
Open (+) of gesloten (-) |
Rijnvorm of Maasvorm |
Voormalige uitvoerhaven |
Bijzonderheden |
|
Noord-Wales |
Blaenau Ffestiniog |
Qakely Slate Quarries |
- |
M |
Portmadoc (Porthmadog) |
produktie gestaakt ± 1969 |
|
id. |
Maen Offeren Quarries |
+ |
M |
id. |
|
|
id. |
Llechwedd Quarries (= Oakely Mountain onderste groeve) |
+ |
M |
|
|
id. |
Gloddfa Ganol (= Oakely Mountain middelste groeve) |
+ |
M |
|
|
id. |
Oakely Mountain (bovenste grove) |
+ |
M |
|
|
id. |
CWT |
+ |
M |
|
|
id. |
Diphwys Quarry |
- |
M |
Portmadoc (Porthmadog) |
|
|
Bethesda |
Penrhyn Quarries |
+ |
M |
Bangor/ Port Penrhyn |
|
|
Dinorwic |
- |
M |
Port Dinorwic |
produktie gestaakt 1969 |
|
Nantlle |
Pen-yr-Orsedd |
+ |
M |
|
|
Lancashire |
Coniston |
Westmoreland |
- |
M |
|
|
id. |
Broughton Moor Green |
+ |
M |
|
|
id. |
Lakeland Green |
+ |
M |
|
|
Kirkby-in-Furness |
Burlington |
+ |
M |
|
|
Westmoreland |
Tilberthwaite |
Moss Rigg |
|
M |
|
|
Ambleside |
Brathay |
|
M |
o.a. Maryport |
|
|
Argyll (Schotland) |
Ballachulish |
|
- |
|
Ierland |
|
Killaloe |
|
M + R |
|
Spanje |
Galicië |
|
Assulo |
+ |
M + R |
|
|
(Leéon, Orense en Lugo) |
|
Campo Mera |
+ |
M |
|
|
Campo Carpisa 4A |
+ |
M |
|
|
Sobradelo (omgeving) |
Ref. 1 |
+ |
M |
|
|
Pombriego |
Ref. 4 = Rosan Vazfer |
+ |
M |
|
in exploitatie sedert 1978 |
|
Ponferrada (omgeving) |
SIN 100 |
+ |
M + R |
|
] Sedert ca 1968. De lei wordt aangeduid als Interschiefer sin Louise (c.q. Interschiefer con Louise, die voor ons klimaat niet is aan te bevelen) |
|
id. |
SIN 300 |
+ |
M + R |
|
] Sedert ca 1968. De lei wordt aangeduid als Interschiefer sin Louise (c.q. Interschiefer con Louise, die voor ons klimaat niet is aan te bevelen) |
|
id. |
SIN 500 Jurjo |
+ |
M + R |
|
] Sedert ca 1968. De lei wordt aangeduid als Interschiefer sin Louise (c.q. Interschiefer con Louise, die voor ons klimaat niet is aan te bevelen) |
|
id. |
SIN 700 Luisa |
+ |
M + R |
|
] Sedert ca 1968. De lei wordt aangeduid als Interschiefer sin Louise (c.q. Interschiefer con Louise, die voor ons klimaat niet is aan te bevelen) |
|
id. |
SIN 900 |
+ |
M + R |
|
] Sedert ca 1968. De lei wordt aangeduid als Interschiefer sin Louise (c.q. Interschiefer con Louise, die voor ons klimaat niet is aan te bevelen) |
|
|
id. |
Trevinca |
+ |
M |
|
] word sedert 1985 niet meer geïmporteerd wordt sedert 1985 geïmporteerd |
|
id. |
Picon |
+ |
M |
|
] word sedert 1985 niet meer geïmporteerd wordt sedert 1985 geïmporteerd |
|
Quiroga |
Pebosa |
+ |
M + R |
|
word sedert 1985 niet meer geïmporteerd wordt sedert 1985 geïmporteerd |
|
id. |
Pilesa |
+ |
M + R |
|
| |
| |
Overzicht van de herkomst van in Nederland toegepaste dakleien
|
Land |
Landstreek |
Plaats |
Groeve/mijn |
Open (+) of gesloten (-) |
Rijnvorm of Maasvorm |
Voormalige uitvoerhaven |
Bijzonderheden |
Portugal |
Douro Litoral |
Valongo |
|
+ |
M |
|
|
Estremadura |
S. Juliao do |
|
+ |
M |
|
|
Tojal/Loures |
|
+ |
M |
|
Noorwegen |
Hordaland |
Voss |
Voss |
|
M |
|
|
Oppland |
Fagernes/ Kollstad |
Viking |
|
M |
|
|
id. |
Sel |
Selsteen |
|
M |
|
|
Sör-Tröndelag |
Oppdal |
Oppdal |
+ |
M |
|
|
Finnmark |
Alta |
Alta |
+ |
M |
|
|
|