Achter in deze publicatie is als bijlage een inventaris opgenomen van alle kappen in Nederland, die in het onderzoek werden betrokken, gerangschikt naar typen, en een overzicht van de belangrijkste kappen in Nederland, gerangschikt volgens bouwtijd. Van ongeveer 500 verschillende kappen zijn tekeningen en foto's in dit boek afgedrukt.
In 1908 verscheen Friedrich Ostendorf's Die Geschichte des Dachwerks. Dit kapitale werk gaf als eerste een overzicht van de ontwikkeling van de kapconstructies in een groot deel van Europa. Na die tijd zijn er wel studies over deelgebieden gepubliceerd, maar een dergelijke uitgave verscheen nooit meer. Het werk heeft een gebrek: het hele Nederlandse taalgebied ontbreekt nagenoeg en waar conclusies worden getrokken uit onze kapconstructies zijn deze onjuist.
Later verschenen vele publicaties over kappen in bepaalde delen van Duitsland en over typen van hout- en kapconstructies in Duitsland. Een recent algemeen overzicht ontbreekt.
Er zijn weinig publicaties over Franse daken. Viollet-le-Duc (1875) geeft een overzicht in zijn Dictionnaire raisonné. Deneux (1926) behandelde het gebied tussen Duinkerken en de Loire. Zijn voorbeelden zijn niet representatief voor alle Franse bouwwerken.
Over kapconstructies in Engeland zijn vele belangwekkende studies over deelgebieden gepubliceerd, maar ook hier moet een samenvattend boek nog geschreven worden.
Achter in dit boek is een overzicht opgenomen van de literatuur uit binnen- en buitenland, die betrekking heeft op kapconstructies. Het is ingedeeld naar het land van verschijnen van de publicaties. Dat betekent niet, dat er ook mee wordt aangeduid, dat de desbetreffende publicatie alleen handelt over kappen in dat land. In de tekst is de literatuur aangegeven met de aanduiding van de literatuurlijst. De overige bronnen zijn per hoofdstuk in eindnoten neergelegd.
In de laatste decennia zijn verschillende pogingen gedaan om de verschillende ‘daklandschappen’ van Europa in kaart te brengen. Merkwaardigerwijs wordt ook in geen van deze publicaties aandacht besteed aan de kapconstructies in de Nederlanden, laat staan, dat zij centraal worden gesteld. Toch wijken deze constructies sterk af van datgene, wat verder in Europa gebruikelijk was, zodat het nodig is de ontwikkeling van de Europese kappen en de plaats van de Nederlandse kapconstructies daarbinnen na te gaan.
De huidige grenzen van Nederland en het Vlaamse deel van België zijn geenszins die van het oorspronkelijke Nederlandse taalgebied. Dat strekte zich uit van Duinkerken in Noord-Frankrijk tot Oost-Friesland in Noord-Duitsland en Kleef in het Rijnland. In verband daarmee zullen verschillende voorbeelden worden behandeld uit gebieden, die thans niet tot het Koninkrijk der Nederlanden behoren.
Invloeden van de Nederlandse constructies op ontwikkelingen buiten ons taalgebied zullen ook worden aangegeven.
Die invloed was in de 17de en de 18de eeuw niet sterk meer. Nederland was toen een tamelijk geïsoleerd gebied, dat in constructief oogpunt zijn eigen gang ging, voortbouwend op de tradities uit de eeuwen ervoor. Wel kwamen er toen spectaculaire kappen tot stand met grote overspanningen en soms ingewikkelde plattegronden.
In de 19de eeuw ondergingen de kapconstructies in Nederland belangrijke invloeden uit het buitenland. Ook het gebruik van ijzer in kappen deed zijn invloed gelden. Wij beperken ons in dit boek tot die gevallen, waarbij in houten kappen ijzer als toegevoegde constructie werd gebruikt.
Bij de opzet van deze publicatie is uitgegaan van een typologische indeling. Bij een chronologische indeling zou een verward beeld zijn ontstaan, omdat bepaalde kaptypen gedurende enkele eeuwen in gebruik zijn geweest. De historische ontwikkeling van de kappen is wel de basis voor de typologie.
De regionale verschillen zijn in het Nederlandstalige gebied te klein om daarop een indeling te baseren. Een uitzondering is gemaakt voor het zuidelijke deel van de Nederlandse provincie Limburg, omdat daar zo veel invloeden vanuit zowel het Frans- als het Duitssprekende gebied zijn aan te geven, die niet uitsluitend vanuit de typologie van de Nederlandse kappen kunnen worden behandeld.
Voor de behandeling van de typen zadeldaken is een codering gebruikt. De tekens zijn gerangschikt in drie of vier groepen. De eerste groep geeft het hoofdtype aan: sporen-, gordingen- of stijlenkap. De tweede serie geeft de aan- of afwezigheid van balken aan de voet van de kap aan. De derde serie tekens geeft aan of er kapgebinten zijn en welke vorm zij hebben. Bij sporenkappen is er een vierde groep tekens, die de vorm van de gespannen aangeeft. Deze codering moet worden gezien als een middel om orde in een groot aantal gegevens te scheppen, niet als doel om U, lezer, in het keurslijf van de systematiek te dwingen.
De datering van een kap kan op verschillende wijzen tot stand komen. Soms is er een archivalisch gegeven. De bouwgeschiedenis van het gebouw kan eveneens de sleutel blijken tot een dagtekening. De bouwhistorische wetenschap levert uit constructie- en merkwijzen ook mogelijkheden tot datering.
In het buitenland werden onderdelen van houtconstructies al enkele tientallen jaren dendrochonologisch -dat wil zeggen aan de hand van het jaarringenpatroon- gedateerd. Eerst in de laatste jaren heeft deze onontbeerlijke dateringsmethode ook in Nederland een doorbraak beleefd, met name door de inspanningen van drs. ing. D.J. de Vries. Hij zorgde ervoor, dat thans van een aantal Nederlandse kapconstructies goede dateringen voorhanden zijn, zodat bepaalde verschijnselen in de goede periode geplaatst kunnen worden.
Voor het aangeven van de ouderdom van een kap is meestal gebruik gemaakt van de gangbare datering, zoals die in het Kunstreisboek, de Geïllustreerde Beschrijvingen en soortgelijke literatuur is aangegeven. Als er reden is