Woord vooraf
De Tweede Wereldoorlog, tot nog toe de bloedigste ooit door de mensheid gekend, heeft ook bij vele Belgen littekens nagelaten die nog steeds niet verdwenen zijn. De dagelijkse strijd om in leven te blijven, de honger, de koude, de ontberingen, het klimaat van tweedracht en haat, de roofovervallen en moordaanslagen, de razzia's, arrestaties en deportaties, de bombardementen zijn zovele symptomen van één der donkerste bladzijden uit de geschiedenis van België, een periode die onuitwisbaar geprent blijft in het geheugen van degenen die het allemaal meegemaakt hebben.
Dit boek handelt over de bezettingsjaren vanaf de capitulatie van het Belgisch leger eind mei 1940 tot de Bevrijding begin september 1944. Het schetst het dagelijks leven van de Belgische bevolking met haar zorgen, vertwijfeling, leed, angst en hoop. Het geeft een beeld van de organisatie van het Duits militair bestuur dat gedurende vier jaar in ons land gevestigd werd, alsook van het Duits politieapparaat. Het beschrijft de werking van de Belgische gewestelijke instellingen en van het centraal bestuur dat, in afwezigheid van de ministers, in handen van de secretarissen-generaal was.
Gepoogd werd een gevulgariseerde, historisch verantwoorde synthese van de bezetting te brengen en de meest uiteenlopende facetten van deze periode te behandelen met uitzondering van de Collaboratie en het Verzet die buiten het bestek van dit werk vallen.
De auteur