tot de gevolgtrekking kunnen komen, dat in de nu afgeloopen
halve eeuw, welke gekenmerkt is door een zoo sterken ommekeer, de vrouwen aan al
die hervormingen geen werkzaam aandeel hebben genomen.
Een volledig relaas van alles wat ik heb beleefd en ondervonden, heb ik niet
willen geven. In dat geval zou het boek veel te omvangrijk zijn geworden. Toch
kan er uit blijken hoeveel teleurstelling, tegenwerking en zelfs verdachtmaking
mijn deel zijn geweest, maar tegelijk hoe ik steeds in de moeilijkste tijden
steun en vriendschap en liefde heb mogen ondervinden van hoogstaande mannen en
vrouwen. Daardoor is althans het bekende gezegde: ‘pioniers moeten te gronde
gaan’, aan mij gelukkig niet bewaarheid.
Aan den avond van mijn leven gekomen, mag ik met dankbaarheid terugzien op een
loopbaan als slechts weinigen ten deel valt. Alle vormen van droefheid maar ook
van vreugde heb ik leeren kennen. Bijna de geheele wereld heb ik doorreisd en
daarbij de heerlijke ervaring opgedaan, dat overal lieve en oprechte vrienden
wonen, die ik met hartelijkheid gedenk. Het is mij een bemoedigende en een
troostrijke gedachte, dat, nu ik geen werkzaamaandeel meer kan nemen in het
hervormingswerk, een uitgebreide internationale briefwisseling mij op de hoogte
houdt van hetgeen er op verschillend gebied in de wereld geschiedt.
Grooter echter is mijn dankbaarheid, omdat ik de verwezenlijking heb mogen
beleven van drie belangrijke factoren voor een gelukkiger en op hooger peil
gebracht leven van de vrouw. De politieke en de economische onafhankelijkheid
der vrouw en het moederschap naar begeeren, zijn met mijn medewerking in ons
land tot stand gekomen. Daarom zal ik, wanneer het uur van heengaan voor mij
gekomen is, gerust mogen zeggen, dat ik er het mijne toe heb bijgedragen om de
wereld voor de vrouwen een beetje beter achter te laten dan ik haar gevonden
heb.
Aletta H. Jacobs