| |
| |
| |
Hoofdstuk VIII
Tom de domoor!
Het was vandaag weer het oude liedje op school geweest. Thomas Hoover kwam weer eens een keertje met een portie strafregels thuis. ‘Ik moet opletten als de meester spreekt,’ moest hij honderd maal opschrijven.
Voor het kleine propere huisje, waar Tom met zijn Vader, Moeder en Zusje Clara woonde, sprong hij van zijn oude fiets. Vader was nog niet thuis van de naburige hoeve, waar hij werkte. Tom's moeder stond al een dikke boterham voor hem te snijden, want zoals gewoonlijk kwam hij rammelend van de honger thuis. Het was dan ook voor Tom en de andere jongens en meisjes van het kleine dorp in Noord-Amerika, waar hij woonde, geen kleinigheid....! Iedere dag moesten allen een half uur fietsen 's morgens en 's middags om de school te bereiken, die in het naaste plaatsje Woodham gevestigd was. In Newark zelf, met zijn weinig inwoners, was geen schoolgebouw. En iedereen wist niet beter of het behoorde zo. De ouders hadden óók zo naar school moeten gaan in hun jonge jaren, en niemand vond het erg, zelfs in de koudste maanden niet. Het plaatsje Newark lag dan ook erg afgelegen, geen spoor, geen tram of autobus kwam er langs. En hoewel dit voor vele touristen, die des Zomers het mooie landelijke plaatsje kwamen bezoeken, juist heel aantrekkelijk was, voor de bewoners was het minder gerieflijk.
Nadat Tom zijn fiets in het schuurtje achter de woning had gezet en zijn handen gewassen, nam hij voor zijn bord aan tafel plaats.
| |
| |
Moeder had al gemerkt dat er weer wat was.... De jongen was steeds wanneer hij straf kreeg verdrietig gestemd. Niet om die reeks strafregels die hij te maken had. O nee, dat was zo vreselijk niet. Maar hij schaamde zich ervoor, dat juist hij zo vaak daarmee naar huis kwam. Hij begreep natuurlijk ook wel dat hij zijn ouders hiermee verdriet moest doen! Maar Tom kon er toch heus niets aan doen. Hij deed zo eerlijk zijn best om met z'n gedachten stipt bij de les te blijven,.... zoals meester Black het verlangde. Maar dan zag hij weer een aardig plaatje in zijn leesboek of een vogeltje kwam op het raamkozijn zitten! En dan gingen zijn gedachten alweer onwillekeurig naar zijn beeldhouwwerk! Dat was Tom's lievelings-bezigheid....! Altijd, zo lang hij het zich kon herinneren had hij de behoefte gevoeld om dingen die hij zag na te bootsen in was, krijt of ook wel in hout. Daar had hij dan ook zo langzamerhand een grote vaardigheid in
Blz. 65 ....een half uur fietsen, 's morgens en 's middags....
gekregen. De woning was vol van allerlei beeldjes en figuurtjes die Tom al had geboetseerd of gesneden. Hij had er dan ook heel wat bewonderaars mee getrokken en vele jongens een aardig gesneden popje geschonken. Want niemand van zijn kameraden zag kans om zoals Tom de beeldjes zo'n echte natuurlijke vorm te geven! Als hij bezig was dan waren zijn gedachten er helemaal bij. Men had wel eens schertsend gezegd ‘die Tom wordt nog eens een kunstenaar!’ Maar men meende dat dan niet ernstig! Spelerij, dacht men, nutteloze bezigheid! De andere ouders der kinderen zagen veel liever dat de jeugd zich voor de landbouw interesseerde en hun lessen goed maakte! Zo ook Tom's vader....! Ook hij vond die beeldhouwerij heel aardig, maar het beviel hem helemaal niet dat zijn zoon voortdurend met strafwerk thuis kwam!
| |
| |
Tom zou later, net als zijn vader op het land moeten werken. Anders was er nu eenmaal niet voor de jongens! Maar het was hem allang duidelijk geworden dat de knaap daar niets voor voelde. Als hij nu maar goed leerde, dan kon hij desnoods in een zaak als bediende of zo gaan.... Maar die beeldhouwerij, daar kon niets goeds uit voortkomen, dat was vast, en met zorg hadden de ouders wel eens over den raren jongen gesproken. Hij verschilde ook zo van de andere knapen. Uren en uren kon hij doodstil in een hoekje zitten om een schetsje te maken van een boom of dier en vergat dan alles om hem heen.
Het was ook al een keer gebeurd dat de meester, de jonge meneer Black, Tom's vader had verzocht even bij hem op school te komen. Op een vrije dag was deze dan ook naar den meester geweest en deze had hem erop gewezen, hoe hij immer was genoodzaakt om Tom te bestraffen! Hij meende het goed met zijn leerlingen, maar daarom wilde hij juist dat ze aandacht hadden voor de lessen. Voor domoren was in deze maatschappij geen plaats, meende meneer Black en daarom moest de jeugd zoveel mogelijk kennis opdoen, zolang dit nog mogelijk was. Later als ze de kost zouden moeten verdienen, was daar geen gelegenheid meer voor. En zó kwam er niets van den jongen terecht.... niets! ‘'t Wordt een domoor, meneer, het spijt me dat ik het zeggen moet.’ Vader Hoover kon niet veel zeggen daarop. Hij voelde wel dat meester gelijk had. Tenslotte kwam hij nog met een paar kunstig getekende plaatjes van Tom voor de dag, om te laten zien dat zijn jongen nog wel wát kon presteren. Maar toen legde meneer Black daar Tom's rapport tegenover. En ja, toen moest Vader bekennen, mooi was het allesbehalve! Tom had toen ernstig beloofd om zo veel mogelijk zijn best te doen en dat deed hij dan ook! Zelfs nam hij een hele poos geen tekenpotlood of boetseermesje in zijn handen. Maar dat vond moeder zo verdrietig voor den jongen, dat ze hem zelf weer aanspoorde om zijn liefhebberij te volgen. Als hij zo stil in een hoekje der kamer zat te piekeren, dat was ook zo goed niet, vond ze. En zo gingen de schooljaren van Tom voorbij.
| |
| |
Blz. 67. Maar toen legde meneer Black daar Tom's rapport tegenover.
| |
| |
Toen hij oud genoeg was en van school af kwam, ging hij, zoals dat nu eenmaal gebruikelijk was in de familie, met Vader mee naar het werk. En daar werkte Tom zonder te hopen ooit iets anders te bereiken dan landbouwersknecht. Maar als hij een uurtje vrij had ging hij toch nog steeds voort om mooie werkstukjes te vervaardigen met zijn eeltige handen. En 's zomers, als de toeristen weer kwamen opdagen, verkocht moeder de kunststukjes soms voor aardige prijzen aan de bezoekers van het plaatsje.
Het was op een zeer mooie Augustusdag, dat er weer een grote autobus vol met opgewekte reizigers naar Newark gekomen was. Men bezocht graag het mooie ongerepte plekje met zijn vele natuurschoon in de omgeving. 't Was er zo rustig, zonder bellende trams, toeterende auto's en razende treinen! De stadsmensen kwamen hier even op verademing in de stille natuur. Moeder Hoover had een aantal van de, door Tom vervaardigde beeldjes voor het raam van hun huisje uitgestald. Die had Tom gedurende de lange winteravonden gesneden en de ouders vonden het nu wel prettig dat ze daarmee een extra duitje in het laadje kregen! Er stond een bordje naast de uitstalling, waarop geschilderd ‘Souvenirs van Newark, met de hand vervaardigd’. Deze dag kwamen ook enige rondslenterende heren het rustige straatje door en de leuke kleine huisjes met hun helrode daken en groene deurtjes bewonderend, bleven ze tenslotte voor het raam van Hoover staan. Eerst zonder veel belangstelling, maar daarna vol aandacht keken ze naar de aardige souvenirs. De ene heer, die zich voorover boog om beter te kunnen zien zei: ‘merkwaardig, dat is geen fabrieksrommel zoals overal elders, dat is mooi werk!’ De andere keek nu ook scherper en beiden waren het eens dat hier wat bijzonders te bewonderen was.... Het waren blijkbaar kunstkenners, want geinteresseerd gingen ze het woninkje binnen. Ze vroegen aan Clara, die alleen thuis was of ze eens wat van de souvenirs mochten zien. De eerste heer bekeek aandachtig een prachtig gevormde mannenkop en vroeg toen het meisje wie dat wel gemaakt had! Clara vertelde
| |
| |
toen dat het haar broer was, die nu op het land arbeidde en in zijn vrije tijd deze dingen vervaardigde! ‘Merkwaardig’, zei de heer ‘zeer merkwaardig...., maar zulke handen moeten toch geen landarbeid verrichten!.... Dat is werk van iemand met kunstgevoel en fantasie!’ De heren bleven nog een poos praten en inmiddels was Moeder Hoover ook thuis gekomen. Uitvoerig en trots vertelde zij toen hoe haar Tom altijd van zijn prilste jeugd af al zulke dingen maakte zonder ooit
Blz. 69..... bekeek aandachtig een prachtig gevormde mannenkop....
van iemand daarin onderricht te hebben ontvangen. De heren vroegen nog een en ander en zeiden nog wel eens terug te zullen komen. Ook informeerden ze of de knaap geen zin zou hebben om voor beeldhouwer te studeren! Van zo iemand was nog iets te verwachten in de maatschappij, meenden ze!
Toen Tom vergezeld van zijn vader 's avonds van zijn werk kwam, vertelde Moeder opgewonden van het bezoek dat ze deze dag had
| |
| |
gehad! Tom luisterde met schitterende ogen en vurige kleurtjes op zijn wangen.... Toen Moeder daarop vertelde dat de heren hadden gesproken over opleiding als beeldhouwer, sprong Tom als geëlectriseerd op! Dit was toch immers altijd zijn hartewens geweest...! Maar direct daarop ging hij weer neerslachtig zitten.... opleiding.... als kunstenaar....! Wie zou dat moeten betalen? Zijn ouders waren arm, en zouden zelfs de inkomsten die Tom naar huis bracht, niet kunnen missen! Hoe moest men dan aan geld voor het andere komen? Neen, bij nader inzien zou het alles maar een wrede teleurstelling voor den jongen worden als hij zich iets er van voorstelde! Ja, de ouders wisten ook niet wat daarover te zeggen, maar ze troostten hem, met de hoop dat de vreemde heren er misschien iets op zouden weten. Misschien waren ze wel heel rijk en wie weet.... je hoorde wel eens meer van zulke wonderbare dingen.... misschien kon Tom toch nog naar de opleidingsschool zónder geld! In ieder geval besloot men maar af te wachten tot men wat van de touristen hoorde.... ‘Kom Tom’, zei Moeder ‘vooruit kerel, moed houden, ik geloof dat er voor jou nog wel wat weggelegd is in de toekomst.’ En Vader en Clara meenden eveneens zo, zodat Tom weder wat hoop kreeg en uitriep ‘als ik dat geluk heb, dan zul je nog eens wat zien! Ik zal zorgen dat ik dan een beroemdheid word, en jullie alles kan geven wat je hart maar begeert!’
‘Prachtig’, antwoordde Vader lachend ‘dat zou nog eens een sprookjesachtige gebeurtenis wezen....! Van landbouwersknecht tot kunstenaar...., maar och ja, de wonderen zijn de wereld niet uit! We zullen maar hoopvol afwachten!’ En zo gebeurde het!
Het is een aantal jaren later. In een ruime, rijk gemeubelde, moderne woning in Boston zit een jonge heer met een keurig klein puntbaardje, te bladeren in een wetenschappelijk tijdschrift. Voor het raam in een grote gemakkelijke stoel, zit een oudere heer en kijkt tevreden naar het drukke stadsverkeer buiten. Een jong dienstmeisje in een fris wit jurkje brengt de heren een lekker geurende kop thee. Nadat
| |
| |
het dienstertje vertrokken is slaat de jongeman het tijdschrift dicht en zegt: ‘Heeft U het ochtendblad al ingezien Pa?’
‘Nee Tom’, antwoordt de oudere heer ‘is er dan wat bijzonders in?’
‘Nou er staat een grote aankondiging in van de directie der kunstzaal “Arti”,.... wil ik U deze even voorlezen?’
‘Da's goed jongen’ zegt de heer bij het raam met liefde in zijn stem ‘dan behoef ik mijn bril niet op te zetten. Ik luister aandachtig hoor!’
De jongeman, we hebben reeds begrepen dat dit Tom Hoover uit Newark is, neemt nu de ‘Morningpost’ ter hand en leest met prettige stem het volgende bericht voor, dat op de eerste bladzijde staat:
Expositie Kunstzaal ‘Arti’.
De directie van Kunstzaal ‘Arti’, maakt hiermede bekend, dat wegens overgrote belangstelling, de tentoonstelling der kunstwerken van den heer Thomas Hoover Jr., met twee weken verlengd wordt. Zoals bekend, worden hier werken geëxposeerd van de eerste studiejaren van den groten meester, waarvan reeds een aantal door het Stedelijk Museum zijn aangekocht! De zaal is geopend van 10 uur des morgens tot 22 uur 's avonds.
Wegens de grote toeloop is het raadzaam in de morgenuren te komen, daar men dan rustiger dan 's namiddags de kunstproducten kan bewonderen.
De directie van ‘Arti’.
Opgewekt zwijgt hij even na het voorlezen. ‘Wel Pa’, zegt hij dan ‘had U zo'n succes verwacht?’
| |
| |
‘Nee mijn jongen’, antwoordt zijn vader aangedaan.
‘Ik weet natuurlijk heel goed dat wat je nu allemaal gebeeldhouwd hebt, eerste rangs werk is. Maar dat deze tentoongestelde werken, waarvan je zelf altijd beweerd hebt, dat het maar kleine proefstukjes waren, zo veel bewondering trekken! Nee ik moet bekennen, dat had ik niet gedacht. En er gaan zelfs verscheidene nummers van naar het stedelijk museum! Jongen, dat ik deze vreugde nog op mijn oude dag mag beleven.... het is haast teveel geluk voor een mens. En hoe trots zijn je moeder en Clara op je! Als ze straks van het winkelen thuis komen, maak je dan maar uit de voeten....! Want als ze weder je grote succes uit de kranten vernemen, dan drukken ze je haast dood met hun omhelzingen!’
‘Dat zal ik er toch maar op wagen’, antwoordt Tom luid lachend! ‘Maar Pa, ik ga nu naar beneden hoor! Over een kwartiertje komen vier journalisten, die ik te woord moet staan voor een artikel in hun kranten, dus tot straks dan.’
Tom begeeft zich nu naar een ruime zitkamer waar hij aan een bureau plaats neemt. Hij maakt enige aantekeningen en na een poosje komt de bediende hem beleefd vier naamkaartjes brengen van vier heren die verwacht worden.
De beeldhouwer kijkt ze vluchtig in en zegt dan dat de heren binnen kunnen komen....
De verslaggevers komen binnen, op Amerikaanse manier meteen met de deur in huis vallend, vragend of ze kunnen beginnen met hun vraaggesprek.... Eenvoudig zegt de beroemde gastheer dat hij het uitstekend vindt en nodigt de bezoekers uit bij het bureau op de bank plaats te nemen. En op hun verzoek gaat hij nu aan het vertellen vanaf het begin van zijn loopbaan: ‘Ik ben’, zo begint Thomas Hoover minzaam lachend ‘van huis uit de zoon van een arme landbouwersknecht geweest! Op school was ik, dat moet ik met schaamte bekennen, één van de slechtste leerlingen. Mijn meester was vaak hopeloos kwaad door mijn afwezigheid gedurende de lessen! En mijn vader twijfelde eveneens of er wel ooit een behoorlijk mens uit
| |
| |
mij zou groeien.’ Maar nu vroeg een der journalisten, die Tom al bekend was voorgekomen, even het woord!
‘Maar dan bent U Tom, die bij mij in de klas heeft gezeten, uit Newark!’, riep hij verbaasd uit. ‘Ik ben Edward Black, vroeger onderwijzer op de school van Woodham!’
‘Dat klopt’, antwoordde de heer met het fijne puntbaardje lachend. ‘Ik meende in U ook al een ouden bekende te herkennen! U schijnt ook al promotie te hebben gemaakt, geachte heer Black.’
‘Ja ik ben nu reporter bij de grootste krant hier, maar weest U zo goed verder te gaan mijnheer Hoover.’
‘Nu dan’, vervolgde Tom ‘zoals ik zei, op school was ik allesbehalve nummer één, dat kan deze heer hier bevestigen!’ En daarna vertelde de beeldhouwer zeer uitvoerig hoe hij als kind altijd al de neiging had gevoeld om beeldjes te vormen. Hoe hij daarna, als landbouwersknecht, zonder te hopen ooit iets anders te worden nog steeds voortging in z'n vrije tijd allerlei te maken, wat mevrouw Hoover dan aan de bezoekers van het plaatsje Newark trachtte te verkopen. En toen kwam de grote kans van zijn leven. De heren Stephens en Morris, de eigenaars van de kunstzaal ‘Arti’, kwamen ook op een dag het oude schilderachtige plaatsje bezoeken. Na gezien te hebben dat er wat te verwachten viel van den jongen, kwamen ze na het eerste bezoek, toen ze een aantal, gekochte voorwerpen hadden meegenomen, weder terug....! En nu ging alles als in een droom voor de verheugde familie voorbij. De beide heren boden aan de gehele opleiding van den knaap te verzorgen en de uitbundige dankbetuigingen van het gezin wilden ze niet eens in ontvangst nemen. Daarom legde Tom er nu nog eens de nadruk op, dat zijn beide beschermers geheel onbaatzuchtig hun geld en moeite hadden aangeboden, daarmee alleen de kunst willende dienen.
De vier verslaggevers schreven ondertussen ijverig hun blocs vol en Tom vervolgde zijn interessant relaas. Na twee jaren ijverige studie kon hij reeds zijn eerste kleine successen boeken bij een door de maatschappij uitgeschreven prijsvraag! En na nog twee jaren was
| |
| |
hij reeds in staat om zijn dol gelukkige ouders en zuster naar Boston te laten komen en in hun onderhoud te voorzien. Nadien was alles hem steeds meegelopen. De een na de andere opdracht van kunstkenners kwam bij hem binnen en al gauw was hij genoodzaakt om een groot atelier en een ruime woning met ontvangkamers te betrekken. Ook uit Europa kwamen de orders binnen van particulieren en ook van bekende musea! En nu was het, na dat zijn beschermers er sterk hadden op aangedrongen, dat Tom zijn eerste studiewerkjes had ten toon gesteld. En zoals de heren journalisten hadden bemerkt, was het succes daarvan ongelooflijk....! IJverig knikten de heren van ja, er aan toegevoegd dat dit succes dan ook ten zeerste was verdiend! Doch daar ging de beeldhouwer bescheidenlijk niet op in. Nu was er tenslotte niet veel meer te vertellen er na nog een paar aanvullende vragen namen de vier bezoekers dankbaar afscheid. Ze waren opgetogen over de vriendelijke ontvangst bij den beroemden meester en reusachtig in hun schik met het mooie artikel in hun dagblad voor die avond! De heer Black nam nog eens extra de hand van Tom en sprak hoofdschuddend en lachend ‘Wel, hoe is het mogelijk, .... hoe is het mogelijk, die kleine domme Tom.... ja ja, wie had dat kunnen denken!’
Thomas Hoover ging nu naar boven. De oude heer Hoover wachtte vol belangstelling tot Tom terug kwam, en Moeder en Clara hielden hem daarbij gezelschap. Er volgde een hartelijke begroeting tussen de aanwezigen, waarbij Moeder het enige keren herhaalde, dat ze overal in de stad de biljetten voor de ramen had zien hangen voor de tentoonstelling. Toen allen nu even waren uitgepraat zei Tom tot zijn Vader ‘Pa raadt eens wie daareven bij mij op bezoek was?’
‘Dat waren immers die vier verslaggevers, van de Morningpost, en van de Daily.... ja hoe heten die kranten ook weer....?’
‘Juist’ lachte Tom ‘maar daar was een oude bekende van ons bij. Namelijk meester Black, m'n oude schoolmeester uit Woodham! Hij is nu bij de krant en was stom van verbazing mij zo weer te zien.’
‘Meester Black’, riep Vader Hoover nu uit. ‘Wel dat is immers,
| |
| |
diegene waar ik bij op school moest komen! Meester Black.... ha, ha, ha, die heeft me destijds verzekerd Tom, dat je een grote domoor was en er niets, maar dan ook niets van je terecht zou komen!’
In vrolijke stemming en volkomen gelukkig ging het viertal nu naar de prettige eetkamer, terwijl Papa Hoover maar steeds herhaalde ‘Ha ha, van die jongen komt niets terecht meneer! Het spijt me dat ik het zeggen moet.... Niets terecht.... niets!’
|
|