tot de pronunciamento, dat wil zeggen, hij heeft zich tegen de regeering verklaard.’
‘Och kom!’ zei Lavarède.
‘Ja,’ vervolgde zij, ‘en voor twee maanden, toen ze generaal Zelaya naar huis hebben gestuurd, om doktor Guzman te nemen, heeft hij ook het eerste schot gedaan.’
‘Dus heeft hij een geweer met dubbelen loop?’
‘Wat bedoelt u? ik begrijp u niet.’
‘Het doet er niet toe. Hij maakt dus revolutie en tegenrevolutie.... een rare sinjeur, dat moet ik zeggen!’
‘O, Señor, hij heeft zoo'n goed hart, hij zou geen beest kwaad doen.... hij schiet altijd in de lucht!.... Iedereen weet ook wel, dat wij hier in Costa-Rica veel vreedzamer zijn dan in de andere republieken, nog nooit is er hij onze omwentelingen een droppel bloed vergoten.’
Armand vond deze geschiedenisles erg vermakelijk.
Op de plaats werd een levendig gesprek gevoerd. De juffrouw keek uit het raam en zag een vierden persoon bij Lavarède's ‘eerewacht’.
‘Heer in den hemel!’ gilde zij verschrikt, ‘dat is generaal Zelaya!’
‘De vroegere president?’
‘Ja, Señor!’
‘Dezelfde, die door Dr. Guzman werd verjaagd?’
‘Natuurlijk, er zijn er geen twee.’
‘Zou hij weer terug willen komen?’
‘Ik weet het niet, maar ik ga hem gauw ontvangen, want hij was zeer bemind.’
‘Maar waarom heeft men hem dan weggejaagd?’
‘Wel, omdat hij de kolonels niet heeft willen bevorderen, hij vond, dat er generaals genoeg waren.’
‘Hoeveel zijn er wel?’
‘Drie honderd.’
‘En hoeveel soldaten is het leger sterk?’
‘Misschien vijf honderd.’
Lavarède proestte het uit en het verbaasde gezicht van de juffrouw deed hem weer op nieuw uitbarsten. Hij wist nu alles van den politieken toestand in dat landje en dadelijk had hij een idee. Zoodra hij alleen was, stond hij op en luisterde met aandacht naar het onderhoud, dat de generaal met zijne bewakers had. Hij hoorde den ex-president zeggen:
‘Hyeronimo, onze partij rekent op u. Die Guzman heeft geen enkele zijner beloften gehouden, hij moet geen President blijven. Maar het sein van den opstand moet Hyeronimo de Dappere geven. Wat is er? aarzelt ge?’
‘Excellentie,’ antwoordde de ezeldrijver, ik weiger niet bepaald.... maar ik wil eerst voldoende ingelicht worden.... is er gevaar bij?’
‘Niet het minste,.... in Cambo, de residentie van den gouverneur en zijn kasteel, zooals die Europeaan zijne hoeve noemt, wonen vele vrienden van ons. Onze partij is voorbereid en van hier tot Cambo zijn allen gereed om tegen Guzman op te staan, als wij “vrijen” hen daartoe oproepen. Zij weten wel, dat wij zullen slagen.’
‘Maar Excellentie,’ hernam Hyeronimo, ‘wat zou ik persoonlijk er bij winnen?’
‘Ge kunt vragen, wat gij wilt, voor u zelf en voor deze twee mannen, je helpers zeker?’
‘Neen Excellentie, wij zijn toevallig bij elkaar gekomen, wij moeten een wakend oog houden op een Franschman, dien Don José van daag liever niet ontvangen wilde op het kasteel.’
‘Laat dien Franschman maar in den steek, voor Don José's zaken behoeft ge niet hier te blijven. Ik reken stellig op u, Hyeronimo, en ga vooruit om de omwenteling nog verder voor te bereiden.’
En dit zeggende wierp hij den ezeldrijver eene beurs toe en reed weg. De drie mannen bleven besluiteloos staan.
Maar Lavarèdes besluit was genomen. Waarom wilde Don José hem van het kasteel verwijderd houden? dan had hij zeker niet veel goeds in den zin. Bouvreuil had zoo iets gezegd van een plan, dat Miss Aurett betrof. Armand moest, het kostte wat het wilde, naar het kasteel de la Cruz. Het gevaar, dat Miss Aurett misschien bedreigde, liet hem geen rust.
Hij bekommerde er zich weinig om, dat hij geen bovenkleederen aan had. Gewapend met een stevigen rieten stoel, ging hij naar de binnenplaats en zeide tot Hyeronimo:
‘Vriend, ik heb alles gehoord, en als ge wilt, ben ik van de partij.... kom, ik volg u tegen Don José.’
Maar tot zijne groote verbazing schudde Hyeronimo van ‘neen’. En de soldaten haalden hunne schouders op, als wilden zij zeggen, dat zij er niets aan konden doen.
‘Neen, Señor,’ zei de ezeldrijver, ‘ditmaal zal ik het teeken tot den opstand niet geven. Die Don José zal zich niet zoo gemakkelijk laten afzetten, want hij heeft nog geen geld gehad en met leege handen zal hij niet willen heengaan. En dan - wij hebben daar ook eens aan gedacht - omdat hij in Europa geweest is, zal hij niet zoo vreedzaam zijn als wij hier in Costa-Rica, hij zal op ons schieten en dan zal er bloed vloeien. Wij zijn vast besloten, dat het niet het onze zal zijn.’
‘Ik heb mijn leven voor de goede zaak veil,’ riep Lavarède, ‘als gij niet wilt, dan zal ik het teeken geven.’
De drie mannen zagen hem verbaasd aan. Zij vonden hem heldhaftig, ridderlijk, maar heel dwaas.
Lavarède maakte met zijn stoel eene dreigende beweging. Het was een stevig meubel van bamboes, dat een gevaarlijk wapen kon worden in de hand van een toornig man. De drie ‘vreedzamen’ waren het stilzwijgend eens, dat zij dien Europeaan niet boos moesten maken.
Toch wilden zij eenige wijze voorzorgen nemen.
‘Als de samenzwering van generaal Zelaya gelukt,’ zeide Hyeronimo, ‘dan is alles goed, maar als de zaak verkeerd uitkomt, dan vergeeft Don José mij niet, dat ik u heb laten ontsnappen, om te Cambo het teeken van den opstand te gaan geven.’
‘En ons ook niet,’ voegden de soldaten er bij.
Lavarède fronste zijn voorhoofd en stampte met den stoel op den grond. Een van de soldaten - hij was niet bijzonder krijgshaftig van natuur,