| |
| |
| |
Tiende afdeeling.
De gaarkeuken van Vincennes.
Eenig Hoofdstuk.
Vóór de poort van den kerker.
- Maar den ben je terstond in dit huis gekomen?
- Drommels, mijn waarde Larmette, ik had geen argwaan.
Het was op enn kwart uur afstand van Parijs dat de juwelier en zijn medeplichtige Muller deze woorden wisselden. Zij wandelen op het met boomen beplante plein dat in de nabijheid ligt van de gevangenis te Vincennes.
Larmette scheen gejaagd en zenuwachtig. Hij stampvoette en bromde:
- Alles heldert zich op. Men heeft mij drie dagen te Moskou gevangen gehouden. Ik beschuldigde de Russische politie van treuzelen, onnoozele die ik was!
En met verbeten woede, terwijl hij zijn medeplichtige in den arm kneep:
- En jij, jij, Muller, moest me te Warschan opwachten. Maakte die wijziging in mijn orders je wantrouwen niet gaande?
- Waarachtig niet. Toen ik aankwam, ontving ik een telegram aan mijn adres, met jouw naam onderteekend, waarbij me bevolen werd je komst af te wachten en mijn reis te vervolgen, zoo je niet op den bepaalden tijd waart aangekomen. Kon ik vermoeden dat men mij herkend had? Op het oogenblik nog geloof ik wat je me verzekert, maar op mijn woord, ik begrijp er niets van.
- Wat kan het ook schelen? Dick Fann, die verwenschte speurhond, kent onze schuilplaats, wees er zeker van. Op een gegeven oogenblik laat hij ons in de val loopen... of wij moesten hem zien weg te moffelen.
- Beslist! Beslist! En ons ontbreekt maar een kleine inlichting: Waar zit hij?
Het antwoord kwam met aanstonds. Muller had den vinger gedrukt op de zeere plek.
- Ja, daar moet een einde aan komen! brulde woest de juwelier. En op zachter toon:
- Heb je in de kamer van de eerste verdieping alles naar mijn bevelen in orde gerbacht?
- Alles!
- De luiken, de deur?
- Bedekt met een dikke matras in duplo en in ijzeren platen gekneld.
- Onwrikbaar dus, ook als een gespierde, krachtige kerel er tegen aandrukt?
| |
| |
- Och, vriend, wat dat betreft, kan ik er beslist voor instaan.
- Hij moet dáár komen... Hij moet... begrepen?
De metgezel van Larmette omschreef een gebaar van onmacht.
- Ja, als jij een middel weet...
- Op het oogenblik weet ik er geen, maar vinden moeten we het... En we zullen het vinden... Eenmaal in onze gevangenis, komt hij er niet levend uit, is hij althans voor goed onschadelijk gemaakt. Defrance en diens dochter in Siberië, hij van het wereldtooneel afgetreden, wat hebben we dan nog te vreezen?
- En zoo waar ik Muller heet, is dat een verrukkelijk idee, want onder ons gezegd is het geen leven meer, als je altijd jezelf moet afvragen van welken kant de verpletterende slag kan aankomen.
Op dit oogenblik liet het snerpend geluid eener stoomfluit zich hooren.
- Twaalf uur, zei Muller, schafttijd voor het werkvolk van de fabriek. In afwachting, moesten we ook maar wat gaan gebruiken.
De deuren eener fabriek van kinematografische films werden geopend. Arbeiders en werksters gingen bedaard huns weegs, twee aan twee, met vieren hier en daar, naar de schaftgelegenheden van den omtrek, waar ze dagelijks bijeenkwamen.
Larmette en zijn medeplichtige hadden zich verwijderd. Aan het ander einde staande van het plein, zagen ze met een verstrooid gezicht hoe het fabriekspersoneel hen voorbij toog.
- Komaan, mompelde Muller, ik heb honger en gevoel behoefte aan een stevig maal om me wat op te monteren. De tramwagen brengt ons in tien minuten naar de Gele Poort en...
Terwijl ze den stroom van werklieden den rug toekeerden, begaf het tweetal zich op weg om de laan te bereiken, waar de tram staat die van Vincennes rijdt naar Nogent.
Deze beweging trok de aandacht van een werkman en een werkster, die zich tusschen de groepen bevonden. De man was van rijzige gestalte, liep een weinig voorover, had een bruin gezicht, omlijst met een keurig verzorgden zwarten baard. Het vrouwtje was klein, trippelde in haren gang en had iets uitdagends en spottends in haren blik.
Het was een jong huishoudentje, zoo althans hadden zij zich aangeboden bij de fabriek waar ze eenige dagen te voren waren aangenomen. Het werk van den man bestond in het probeeren van de nieuwe kleurmachines voor de films, dat van de vrouw in het afsnijden der laatsten.
Zij hadden terstond de sympathie hunner collega's gewonnen door hum goed humeur, hun welwillendheid en ijver waarmee ze hun arbeid verrichtten.
- In de eerste maanden, zoo hadden ze gezegd, nemen we het nachtwerk op ons, als een dankbetuiging voor de ontvangst die de kameraden ons bereid hebben.
En de kameraden waren met deze handelwijs bizonder ingenomen. Misschien zou de gedachte bij dezen wel zijn opgekomen, dat bij die welwillendheid een persoonlijk belang in het spel was, zoo ze het vluchtig gesprek hadden gehoord, dat zich hij het echtpaar ontspon.
| |
| |
- Larmette en Muller! had het jonge vrouwtje gemompeld. Wat zien ze er landerig uit...
- Hoe kan dat ook anders. Nu hebben ze onderling beraadslaagd. Ze gevoelen dat een gevaar hun boven het hoofd zweeft en hebben niet de minste aanwijzing om op het spoor van den vijand te komen.
Het kleine persoontje huppelde weer danig en kreeg krampen van het lachen.
- Mooi zoo. Ze hebben niet het minste vermoeden dat in de fabriek, waaraan hun huis grenst... Ik moet toch zeggen, patroon, dat u een vindingrijk...
- Stt! een enkel woord kan alles bederven.
- Best, best... toch moet ik een beetje lachen. U kunt u niet voorstellen als mijn kameraadjes van het knip-atelier me Rosa noemen, als de chef-dame van de Afdeeling me aanspreekt met Madame Devray... uwe echtgenoote dus... ik me geweldig moet knijpen om het niet uit te proesten... Daarom, als de veiligheidsklep niet van tijd tot tijd wordt goepend, moet ik ten laatste wel barsten of springen.
En Jean Brot, die zijn vermomming en ook die van Dick Fann aan de klok hing, lachte dat hij schaterde.
Larmette had zich in zijn vermoedens niet vergist. Dick Fann, van Moskou vetrokken, daags na zijn onderhoud met Kathinka Aiaroeseff, die naar hij begreep, denzelfden dag voor de gevangenen alle verzachtingen had verkregen, door den detective verzocht. Dick Fann had zonder eenige moeite Muller te Warschaw ontmoet, waar de houder van het radium geheel te goeder trouw geloofde aan de orders van zijn chef Larmette te gehoorzamen.
Met denzelfden trein hadden de twee mannen de Poolsche hoofdstad verlaten, waren zij de Duitsche grens overgetrokken en te Berlijn aangekomen. De beide reizigers, van wie de een den ander op de hielen zat, zonder dat deze er iets van vermoedde, stapten uit den Russischen trein in een gereed staanden trein naar Keulen - Brussel - Parijs.
Zonder twijfel echter had Muller haast om zich te ontdoen van het kistje met dubbelen bodem, waarvan hij zich gedurende zijn langen zwerftocht geen oogenblik had gescheiden, want in Parijs gunde hij zich geen oogenblik rust. Nauwelijks had hij het Noorderspoorweg-station verlaten, of hij richtte zijn schreden naar de buiten-boulevards, verschool zich in een coupé van den Metropolitain (onderaardschen spoorweg) en kwam zoo doende aan de Nation uit. Daar verliet hij den trein; door de wandelgangen en langs de ondergrondsche trappen bereikte hij het perron, waar de trein stond die hem naar Vincennes moest brengen.
Op dit laatste punt, het eindstation van den Metropolitain, kwam hij weer boven den grond, maar alleen om den tram te halen van Nogent, dien hij weer verliet op de hoogte van den slottoren te Vincennes.
De ringbaan langs gaande, was hij op het plein gekomen waar hij zoo even slenterde in gezelschap van zijn medeplichtige, en terwijl hij de filmfabriek voorbij ging, bleef hij stilstaan voor de deur van een klein huis er naast, dat slechts één verdieping had aan de straat.
Met één oogopslag had hij zich overtuigd dat niemand op hem lette, den sleutel
| |
| |
in het deurslot stekend, was hij binnen getreden om na een half uur toevens er weer uit te gaan. Alleen droeg hij bij aankomst zijn berucht zwart kistje onder den arm; bij zijn vertrek had hij de handen vrij en scheen hij daarvoor bizonder voldaan.
Hij keerde terug naar Parijs, betrok een kamer in een gerieflijk hôtel en gunde zich een wel verdiende rust, zonder te vermoeden dat Dick Fann op twintig schreden afstand dezelfde gangen en tegengangen had ten uitvoer gebracht.
Jean Brot, die op zijn manier Europa had doorkruist, zette daags daarna in het vroege morgenuur zijn voeten op het Parijsche asphalt. In den avond van dienzelfden had de detective, die hem wachtte, zijn medehelper allerverrukkelijkst als werkmeisje vermond en zichzelf in een werkmanspak gestoken. In dit travesti meldde de eene zich bij de fabriek aan als Rosa Devray, de andere als haar echtgenoot. Rosa werd geplaatst in het knip-atelier en haar man zag zich belast met het opzicht in de afdeeling ververij.
Op dit oogenblik gingen zij schaften. Beiden begaven zich met eenige andere geëmploieerden naar een wijn-restaurant, op eenigen afstand gelegen. In de gelagkamer werden ze met groote bombarie ontvangen door een blond, schraal jongmensch met de aanstellerige manieren van een klein-eigenaar, die de aandacht wenscht te trekken.
- Daar heb ik u, Mijnheer Devray. U hebt gewed dat ik de kamer aan de straat wegens het ver gevorderd seizoen niet zou verhuren.
- Hebt ge ze verhuurd?
- Ja, Mijnheer.
Het jongmensch triomfeerde. Dick Fann omschreef een gebaar van woede, alsof hij gewicht hechtte aan het geval.
- En ben je met het zaakje klaar gekomen? was zijne vraag.
- Zoo even. Mijn huurder heeft me het handgeld gegeven. En daarbij deelt hij uw gevoelen niet. Hij verwonderde zich dat ik nog niet een lieve kamer verhuurd had aan de straat, met een tuin er achter, die een uitgang heeft in het bosch. Enfin, ik zal me tracteeren op een glas Vermouth, voor uw rekening.
- Daar heb je recht op. Ik heb de weddenschap verloren.
Onderwijl de jonge eigenaar met een gemaakt stemgeluid den kellner riep, wisselde het ‘echtpaar’ Devray een blik van verstandhouding. Men zou gezegd hebben dat het nieuws hun zeer welkom was.
Het moest wel zoo zijn, want na het gebruik van hun maal betaalden zij het gelag en verlieten ze arm in arm het restaurant.
Op straat liepen beiden met versnelden pas. Binnen vijf minuten waren ze onder het hooge geboomte. Toen matigden ze hun gang en juffrouw Devray, haar natuurlijke stem weer opnemend, dat typisch Parijsch orgaan van Jean Brot, mompelde:
- Het mag zijn zooals het wil, u zet me altijd schaakmat, patroon. Het is toch opmerkelijk dat u die kamerhuur van Larmette zoo maar precies hebt geraden.
- Ik zeg je nog eens, Jean, dat ik er nooit naar raad. Ik redeneer, ik maak mijn gevolgtrekkingen, dat is alles. Hoe denk-je wel dat de gedachtengang is van
| |
| |
Larmette? Hij is er van overtuigd dat ik om hem heen sluip, en nu hij er niet achter komt waar ik me schuil houd, slijt hij tamelijk angstwekkende dagen, want ieder oogenblik kan de bom van zijn toeleg springen.
- Ja, dat ben ik met u eens. Vandaar dat we dan ook een kamer hebben gehuurd in het vlak tegenover hem gelegen huis.
- Nog maar een beetje geduld. Hij kon wel niet anders. Nu hij niet weet wáár hij mij pakken kan, moest de gedachte noodzakelijk bij hem opkomen: ik zal je noodzaken je te vertoonen.
- Dat is inderdaad zoo... Ja, waarachtig, hij moet dit wel denken...
Glimlachend viel Dick Fann hem in de rede:
- Volg de redeneering nu eens goed. Hij heeft het gestolen radium onder zich. Als ik dat kan bewijzen, dan vallen zijn beschuldigingen tegen den heer Defrance vanzelf in het water.
- Ja, ja, ook dat begrijp ik.
- Welnu! Daarom moet het radium tot lokaas dienen. Vandaar zijn komen en gaan in en uit het huis. Hij wil er mij heenlokken, en... ben ik er eenmaal in, me beletten er uit te komen.
- U dat beletten? Kan dat?
- Men kan altijd iemand dooden, kleine Jean, onthoud dit.
De detective had deze woorden op plechtigen toon gesproken, zoodat Jean geheel onder den indruk ervan geraakte.
- Om mij er heen te lokken, moet ik mij voorstellen het radiumhuis te kunnen binnendringen zonder betrapt te worden. De nacht is daarvoor beslist het gunstigste oogenblik. Wanneer nu - heeft Larmette tot zichzelf gezegd - Dick Fann in den waan verkeert dat het huis in den nacht onbewoond is, zal hij de verzoeking niet kunnen weerstand bieden om binnen onze schuilplaats te sluipen... en dan is hij geknipt. Ga ik nu in Larmette's woning, zal hij het eerst weten als hij in staat is mij te zien, mij te beloeren.
- Welnu?
- Recht tegenover is ook een kamer te huur, een allerliefste kamer, waardoor men onbemerkt het bosch kan ingaan, en zou je nu denken, Jean, dat een kerel als deze schurk voor zulk zou voordel blind is?
Jean gaf zijn hoofd een geweldigen slag. Fluks zette hij de pruik weer recht, die een voornaam gedeelte uitmaakte van zijn vrouwelijke vermomming.
- Dat is waar. Jawel, dat is zoo helder als een geslepen glas. Maar dan?
- Dan zal Muller op in het oog loopende wijs het huis uitgaan, het verlaten, en langs een omweg zich vervoegen bij Larmette in diens gehuurde kamer.
- En ons bespieden. Maar wij, die gewaarschuwd zijn, laten hem het gelag betalen.
Langzaam hief Dick Fann het hoofd op:
- Je vergist je, Jean. Het is noodig dat zij ons zién. Hoe zouén we anders, vraag ik je, hen op heeterdaad kunnen betrappen?
En een verder navragen van den zeer geïntrigeerden knaap willende voorkomen:
| |
| |
- Het is tijd het atelier op te zoeken. Werk goed, Rosa, voleindigde hij glimlachend. Ik geloof dat we vandaag voor het laatst films zullen knippen.
Het is nacht. De electrische booglampen der avenues schitteren door het gebladerte van het bosch van Vincennes, dat de mededinger zou zijn van het bosch van Boulogne, als het niet ten oosten lag van Parijs, want de elegante wereld komt dien kant niet uit.
Een man loopt met versnelden pas door een laan. Weldra is hij op de hoogte der zijstraat, die uitkomt op het met boomen beplante plein, dicht bij de fabriek.
Zich verschuilende in de schaduw van het dichte struikgewas, onderzocht hij voorzichtig den weg, die zich baadde in een zee van licht. Er was echter niemand te zien, zoodat hij ijlings overstapte en het bosch inging, dat tegenover het punt lag vanwaar hij was uitgegaan.
Hij bevond zich plotseling bij een omheining van verschillende houten hekken. Voor één dezer bleef hij staan. Een deurtje met klinksluiting opent zich voor hem door een geheim mechaniek.
Hij staat in een tuin. Rechts en links verheffen zich muren, waarover vruchtboomen hun takken waaiervormig uitspreiden. In het front staat een eenvoudig huis.
Op de nadering van den nachtelijken bezoeker wordt een gewone houten deur half geopend. De man treedt binnen en zonder eenig geraas wordt die deur weer gesloten.
Van binnen heerscht volkomen duisternis. De pols van den nieuw aangekomene wordt gegrepen, men trekt hem voort in het donker, terwijl hij hoort fluisteren:
- Er staat geen enkel meubel in de gang. Geen vrees derhalve om tegen iets aan te stooten.
En op die wijze geraken beiden door een tweede deur. En boewel daar geen licht brandt, ziet men hij een vage schemering dat zij zich in een eenvoudig gemeubeld slaapwertrek bevinden. Door het venster waarvoor cretonnen gordijnen hangen, dringt het lichtschijnsel naar binnen. Dit venster geeft uitzicht in een straat waar lantarens branden.
- Ben je door niemand gevolgd? vraagt de man die wachtte.
- Door niemand. Dat week ik zeker. Ik ben om acht uur uitgegaan en op Parijs aangeloopen. Ik ging naar mijn hôtel, waar ik van kleeding heb verwisseld en vervolgens den Metropolitain heb genomen, die mij tot aan de poort van Vincennes heeft gebracht. Niemand heeft mij kunnen volgen.
Sarcastisch luidde het antwoord:
- Drie uur loopens om de straat door te komen, dat is niet in den haak.
De sprekers doen er het zwijgen toe. Larmette en Muller peinzen ernstig. Want het zijn de beide medeplichtigen, die samen zich bevinden in het benedenvertrek, door Larmette dien morgen zelf gehuurd en gelegen tegenover de woning waarin het radium is opgeborgen. Zij staan bij het venster en gluren gretig door de reten der gordijnen op de straat.
In een aangrenzend vertrek laat de slinger eener pendule zijn eentonig getik hooren.
| |
| |
- Middernacht, gromt Muller. Hij zal dezen nacht niet komen.
- Stilte! wij kunnen den heelen dag uitslapen.
De stem van Larmette verraadt een onverholen onrust.
Het slaat half een, een uur. De twee mannen hebben zenuwachtige gewaarwordingen. Deze nachtwaak in het halfduister komt hun eindeloos, zelfs pijnlijk voor. De prikkeling bezorgt hun oorsuizing. Ieder oogenblik wanen ze ongewone geruchten te vernemen. Zij beginnen de gordijnen zelfs van elkaar te schuiven.
Hoor! ditmaal is het geen vergissing van hun overspannen zenuwen. Een vaste stap weerklinkt op het trottoir. Zij zien nog eens nauwkeurig toe. Hun handen klemmen zich samen.
- Hij is het!
Zij hebben Dick Fann herkend.
De politieman gaat voorbij zonder voor het radiumhuis stil te staan.
- Waarheen gaat hij toch? mompelen de teleurgestelde bespieders.
Maar weldra hebben ze het begrepen. De Engelschman heeft het einde der straat bereikt, hij onderzoekt nauwkeurig den toegang tot het bosch en keert vervolgens op zijn schreden terug.
Larmette grinnikt op zijne wijs.
- Een slimmert, die Dick Fann. Hij is bang voor een hinderlaag. Maar de onze is maar al te goed gelegd. Hij waant ons niet zoo dicht bij hem. Ha! ha! ha! ik geloof dat we hem te pakken krijgen.
Hij zwijgt. Dick is naderbij gekomen. De detective loopt nu behoedzaam. Zijn zolen raken nauwelijks het asphalt.
Een oogenblik blijft hij onbewegelijk bij de deur staan. Deze wordt geopend. Hij verdwijnt, de deur is achter hem toegeslagen.
- Geknipt! bromt Larmette. Wel zoo, wel zoo, deze detective opent een deur als een echte inbreker. Muller, heb je je revolver, zooals ik je heb aanbevolen?
- Wel zeker! Maar waartoe zou het dienen?
- Men moet alles voorzien. Als Dick Fann op zijn hoede is, welnu! dan komen we met een vergissing ervan af, we hebben hem aangezien voor een dief.
- Goed, zei Muller, om op Dick Fann te schieten, moeten we op hem afgaan.
- Naïef! moet ik zeggen. We staan in de beneden-verdieping. Ik open het slagraam en spring er uit; jij doet hetzelfde. We gaan over de straat. Met den sleutel dien je op zak hebt, ga je de deur binnen en...
- En de politieman wacht ons daar achter op, want hij zal ons gezien hebben.
- Mijn waarde Muller, je zult altijd een compagnon blijven op wien niet te rekenen valt. Acht dagen al woon je in het radiumhuis en je hebt het volgende nog niet opgemerkt: als de ramen van binnen gesloten zijn, is het onmogelijk van de straat hier in het duister naar binnen te kijken... Maar nu op weg, kameraad. Ik geloof wel dat we ditmaal de hoogste troeven kunnen uitspelen.
Het vensterraam wordt zonder rumoer geopend, een blik naar buiten geworpen om te zien of de kust geheel veilig is, en beiden betreden zij het trottoir. Op de teenen loopend, steken ze den weg over; een oogenblik later staan zij stil vóór het radiumhuis, terwijl ze een opmerkzaam oor leenen voor ieder verdacht gerucht.
| |
| |
- Doe nu open, ik heb mijn revolver bij de hand. Je hebt geen verrassing te vreezen.
Muller denkt er niet aan iets in het midden te brengen tegen de bevelen van zijn chef. Zachtjes steekt hij den sleutel in het slot. De deur draait zonder eenig geluid te geven op haar hengsels.
Een gerucht stelt hen weldra gerust; zij hooren voetstappen op de bovenverdieping.
Met één sprong is Larmette bij de trap en drukt hij met den vinger op een koperen knopje, dat aan het begin van de leuning bevestigd is. Men verneemt een geweldig toeslaan van deuren op de eerste verdieping, daarna niets meer.
- Hij is geknipt in een kooi! is de blijde uitroep van den juwelier.
- In een kooi? herhaalt zijn metgezel met verbazing.
- Ja, mijn brave Muller, ik kan nu wel met vol vertrouwen tot je spreken.
En als een spitsboef, zonder te letten op den doordringenden toon zijner stem, vervolgt hij, trotsch op zijn triomf:
- Lang reeds was dit huis voor de ontvangst van het radium bestemd. Ik had dus tegen onbescheiden indringers eenige voorzorgen genomen. De deur en de luiken van het raam der radiumkamer worden van hier uit bewerkt met een electrischen stroom, dien ik loslaat of afsluit, al naar de gelegenheid dient. Leg je hand eens op dit knopje: voel je niet dat een deel der oppervlakte meegeeft onder den druk? Ja, niet waar? Welnu, de gemeenschap of voeling met de bovenverdieping krijg je zus en de afsluiting zóó. Geen uitgang derhalve voor den idioot die het in zijn hoofd krijgt om de verboden kamer in te gaan.
Larmette klimt de trap op. Muller volgt hem op den voet, geheel beheerscht door den toon van den vreeselijken bandiet. Op de eerste verdieping belet een met dikke ijzeren staven voorziene deur een verderen toegang.
- Uitstekend is de matrasbekleeding, bromde Larmette. Je kunt niets hoegenaamd bespeuren van het leven dat ons mannetje maakt, nu hij ziet dat hij in de muizenval is geloopen.
- Weet je zeker dat hij in deze kamer zit?
- Positief, vriend, je zult het aanstonds zien... Aan ons eindelijk is de overwinning. Ik heb geen geheimen meer voor je, kom eens hier met je hand... welk voorwerp zit daar aan den muur?
- Een schroef zou ik zeggen.
- Goed gedacht. Maar draai eens rechts aan die schroef.
- Ze geeft mee, zei Muller verbaasd.
- Draai nog eens. Zóó, hoor je Dick Fann nu niet aangaan als een bezetene?
De stem van den detective dringt werkelijk tot zijn vijanden door.
- Verdoemd! roept Dick Fann, ik heb me als een vos in de klem laten vangen.
In zijn vuistje lachend, fluistert Larmette zijn handlanger in het oor:
- De schroef verplaatst een rechthoek van het beschot, schuif ze maar weer in normale positie, nu je eenmaal weet dat de rat in de val zit.
Nadat Muller hieraan heeft gevolg gegeven, gaat de schurk voort:
- We gaan nu over tot het laatste tafereel van de tooverij. Langs de beschot- | |
| |
ten der gevangenis van den Engelschman heb je met verwondering nauwe kastjes van afstand tot afstand ontmoet, ter manshoogte van den vloer. Op ieder van de kleine vakken die hen scheiden, heb ik een buisje radium laten aanbrengen.
- Ja. Mag ik weten wat die manoeuvre beteekent?
- Wel zeker. Heb ik je niet gezegd dat je voortaan mijn volle vertrouwen bezit?
Op minzamen toon vervolgt Larmette na een tusschenpoos:
- De plaatjes waarmee die kasten gesloten zijn, hebben een dubbel emplooi. Ze bezitten een isoleerder waar de uitstraling niet kan doordringen, vervolgens een dun metalen plaatje dat geen hinderpaal is voor de richting der stralen. De electriciteit veroorlooft ons, als een gedienstige kracht, de isoleerders werkeloos te maken, door de oppervlakten te demaskeeren die voor de uitstralingen vatbaar zijn. Ik heb maar te duwen op dezen bij het lijstwerk van de deur aangebrachten knop, die, als we hier nu licht hadden, er zou uitzien als de onschuldigste schelknop in een moderne woning. Van dit oogenblik af is Dick Fann blootgesteld aan de uitstrooming van het radium. Binnen tien minuten zal hij beginnen een prikkeling te gevoelen, een algemeen onwelzijn dat meer en meer toeneemt, zoodat hij den indruk krijgt alsof hij door gloeiende kolen omringd is. Als de dag aanbreekt, is hij na hevig lijden een lijk.
Larmette is reeds begonnen de trap af te dalen, toen een opmerking van Muller hem doet stilstaan.
- Jawel, ik snap dat alles, maar wat moeten we aanvangen met het lijk?
Een afschuwelijke grijnslach, een geluid als van de hyena's in den lauwen woestijnmacht, is het antwoord van Larmette, terwijl hij zegt:
- Je schakelt de feiten niet aan elkaar, met andere woorden, je begrijpt het onderling verband niet tusschen mijn doen en laten, mijn arme Muller. Heb je in dit mooie huis niet twee vaatjes laten bezorgen, van honderd liter inhoud teder, één dat zwavelig zuur bevat en een ander gevuld met stikstofzuur?
- Jawel, op je voorschrift heb ik het gedaan, maar de bedoeling ervan ken ik niet.
- De bedoeling, omdat je nu toch alles weten moet, is deze: Als de menschelijke weefsels, door de radiumuitstraling in zekere mate toch al uit elkaar gerukt, met genoemde zuren in aanraking komen, worden ze totaal ontbonden.
- Akelig! Brrr!
- En als die zuren eenmaal hun werking hebben uitgeoefend op iets wat een detective is geweest, dan kunnen ze gemakkelijk in het riool worden weggegooid om af te vloeien naar de naastbijzijnde rivier... waar de vraatzuchtige visschen hun tegenwoordigheid zullen bespeuren, want ze zullen nog voldoende schadelijk vermogen bezitten om dien waterbewoners ook het leven te verkorten.
Tien minuten hierna bevinden de twee misdadigers zich weer in het vertrek der benedenverdieping van het tegenover staande huis. Het is negen uur in den morgen, met buitengewoon schoon weder. De omgeving baadt in het stralend zonlicht, waarvan de warmte wordt getemperd door een zacht briesje, dat overwaait van het groene woud waarin de vogels kweelen.
| |
| |
- De weinige voorbijgangers waren dan ook niet verwonderd twee mannen te zien, die ernstig elkaar toespraken en een levendig genoegen aan den dag legden, elkaar de hand te drukken.
- Hé! welkom, mijn waarde! Wat toeval brengt jou in dit verre land?
- Och, vér... dat is al heel betrekkelijk, we hebben een ondergrondsch spoor, een tram, wat wil je meer?
- Jawel, maar met welk doel zoek je het hier, als ik vragen mag?
- Ik ben eigenaar van het kleine huis dat je ginds ziet. En nu ik je eenmaal ontmoet heb, zul je niet ontsnappen aan een bezoek met den eigenaar.
Ingevolge deze afgesproken samenspraak, om mogelijken nieuwsgierigen toehoorders zand in de oogen te strooien, stapte Muller op het radiumhuis aan, waarvan hij niet statigen zwier de deur ontsloot.
De boeven bevonden zich thans in de vestibule. In weerwil van de ontglansde glazen, stroomde het daglicht van alle kanten binnen, tot in de minste schuilhoeken doordringend; het schitterde op den koperen knop der trapleuning en wekte in zijn lichtenden glans volstrekt niet het vermoeden van het drama, dat hier zijn ontknooping naderde.
Muller stak den arm uit naar den metalen knop en raadpleegde zijn metgezel met een blik:
- Ik breng het contact tot stand om de bovendeur te ontsluiten?
De juwelier weerhield hem met de woorden:
- Noodeloos. Het toestel sluit af, maar opent niet.
- Hé! Hoe komen we dan in het radium-appartement?...
- De deur heeft alleen van buiten een knop... Men draait dien om, en de kamer is open.
Met twee treden tegelijk snelden ze de trap op. Boven gekomen, liet Larmette de schroef werken, die het venster openzette dat in den muur was aangebracht.
Er heerschte volkomen stilte in het radiumvertrek.
- De stilte van het graf... zei Larmette, terwijl hij drukte op de veer, die de plaatjes der uitstralende kastjes in beweging bracht en hun werking afsloot.
- Maar, verluidde Muller, we zullen niets kunnen zien. De bekleede jaloezieën laten geen lichtstraal door.
- Wees maar niet bezorgd, vriend. Als de deur opengaat, springen de vensterblinden met één slag los.
De juwelier had den knop der deur aangegrepen. Deze ging zonder moeite open. Op hetzelfde oogenblik raakten de vensterluiken rechts en links los en klapten met hoorbaar geluid tegen den muur van het huis.
De schurken snelden toe, zagen in het rond, een rauwe kreet van verbazing ontsnapte hun.
Dick Fann was verdwenen.
En, onbegrijpelijk verschijnsel: terwijl ze elkaar verstond aankeken, geen woord vindende om hun gevoelens uit te drukken, viel de deur met een doffen slag achter hen dicht, dekten de luiken andermaal de vensters toe en hulden hen in de diepste duisternis.
| |
| |
Voordat zij zich rekenschap konden geven van hetgeen hen overkwam, vernamen ze een zachten tik, en een sportende stem liet zich hooren, op het geluid waarvan hun de schrik om het hart sloeg.
- ‘“Ik druk op den knop, sprak deze, gij verstaat mij wel. Goed zoo. Ik draai de schroef weer om van de uitstralende kastjes. Binnen tien minuten zult ge een pijnlijke gewaarwording gevoelen, die hoe langer hoe heviger zal worden, totdat ge waant tusschen gloeiende kolen te zitten.”’
Ontzettend! Deze stem herhaalde de woorden, in den nacht door Larmette gesproken, en deze stem, die zich in de duisternis liet hooren, meenden de ellendelingen te herkennen. Hij, dien zij gedacht hadden een vreeselijken dood te doen ondergaan. Dick Fann was het, die hun het doodvonnis aankondigde:
- ‘“Binnen enkele uren zult gij sterven. Uw lichamen, gedeeltelijk reeds door het radium verzengd, zullen zich gereedelijk ontbinden in de vaten die stikstof en zwavelig zuur bevatten en in uwen kelder opgeslagen liggen. Alles gaat in het riool, dat uw stoffelijk overschot afvoeren zal naar de naaste rivier, om daar de visschen te vergiftigen.”’
Met een bovenmenschelijke poging gelukte het Larmette de benauwdheid te boven te komen, die hem de keel dicht wrong.
- Neen, neen, die marteling niet! Alles, maar dat niet! De dood in dezen toestand is schrikwekkend! riep hij wanhopig.
- Beken uw misdaden, uw leugentaal, de schandelijke listen, waarmede ge onschuldigen hebt laten arresteeren, die te Moskou nog in den kerker smachten.
Daar Larmette er het zwijgen toe deed, aarzelend om zich overwonnen te geven, hernam Dick Fann:
- Ik schenk u een kwartier nadenken. De radiumuitstraling zal meer overredingskracht bezitten dan ik.
Een nieuw getik liet zich hooren. Het kijkgat werd gesloten. De misdadigers verbleven enkel in een atmosfeer, die hun reeds genoegzaam als van radium verzadigd toescheen. Vijf minuten, tien minuten gingen langzaam voorbij.
Muller stamerde:
- Ach! voel jij een prikkeling door je leden?
- Of ik het voel, voor den duivel! brulde de juwelier, het is het begin van de radiumwerking.
De tanden van Larmette's compagnon klapperden van angst, en de ellendeling begon te schreeuwen:
- Help! Help! Ondervraag me, ik zal antwoorden, alles zeggen wat men maar verlangt!
Een stilte van het graf volgde op het geroep om hulp. Zoo verliepen nog eenige minuten... Het was geen kitteling meer, die de gevangenen voelden, maar een massa steken, nog wel een niet zeer pijnlijke, maar toch ondragelijke aandoening. De drukking op de veer der kistjes riep hen tot bezinning, ontlokte hun een angstigen kreet.
- Zijt gij tot bekentenis bereid? vroeg de stem van Dick Fann.
Beslist overwonnen, slaakten zij met een zucht:
| |
| |
- Ja....
Een aanhoudend zacht geruisch gonsde om hun ooren. De uitstralingen van het radium werden tot staan gebracht. De deur en de luiken werden plotseling geopend. Een lichtstroom golfde binnen het vertrek.
Maar vóór dat de misdadigers tijd hadden elkander te herkennen, deden het gerecht en de politie, aan het hoofd waarvan de detective en Jean Brot, een inval in het vertek. Larmette en Muller werden de duimschroeven aangedaan en door de agenten voortgeduwd naar de kamer der benedenverdieping, waar stoelen en een tafel te voren waren aangerecht voor het verhoor.
Het was geen toeval dat Dick Fann en kleine Jean zich bij de fabriek der kinematografische films haden laten in schrijven onder den naam van Devray en zijne vrouw. Ook was het geen toeval dat zij gretig den post der nachtwakers hadden aanvaard. De nachtwacht noodzaakte hen tot rondes met den concierge van het etablissement. Deze laatste, weldra verzekerd zijnde van de punctueele hulp die hij had aan het tweetal, liet hun de zorg over om de ateliers behoorlijk na te gaan en hun bevinding in de controle-bussen te werpen.
De brave man zou zeer verbaasd hebben gestaan, zoo hij vernomen had met welke bezigheden zijn ondergeschikten zich onledig hielden gedurende den tusschentijd der twee rondes van iederen nacht.
Zij brachten hun tijd door in een kelder, die niet gevuld was met fusten en flesschen van poederachtigen inhoud, maar met een veelsoortigen rommel, als waardelooze emballage, kartonnen doozen, afgedankte werktuigen, ook planken, latten en meer prullen van dien aard.
Daar hadden de twee gewaande werklieden den gemeenschappelijken muur bestudeerd tusschen de fabriek en de bergplaats van het beruchte radium. Het was een spelletje om eenige steenen los te werken en zoodoende eene opening te verkrijgen, die toegang gaf tot de kelders van het paviljoen dat door Muller in gebruik was genomen. Des daags werd deze opening door opeengestapeld hout gemaskeerd.
Gebruik makende van de herhaalde afwezigheid van Larmette's handlanger, doorliepen zij het geheele huis, ontdekten de bergkamer van het radium en de kasten waarin de kostbare substantie was opgeborgen.
Eén enkel iets was aan hun onderzoek ontsnapt: de manier hoe op een afstand de deur en vensterblinden van de radiumkamer konden gesloten worden.
De zware capitonneering der beschotten had Dick evenwel verontrust. De detective had rekening gehouden met het feit, dat de kamer daardoor totaal gehoorloos zou zijn, zegge geen geluid naar buiten er uit kon dringen.
Immers, wanneer men een sluiting aldus aanlegt, kan men eruit afleiden dat het voornemen wordt gekoesterd zich ervan tegen iemand te bedienen.
Daarom had Dick met Jean zich onledig gehouden een uitgang te maken voor het geval dat deur en vensters mochten afgesloten zijn.
Een luik, in den vloer aangebracht en onder het tapijt verborgen, kon hun dienen. Op die wijze slaagde Jean erin, op den avond toen Larmette zich op de
| |
| |
benedenverdieping bevond van het huis aan den overkant der straat, waar deze de verschijning afwachtte van zijn vijand, om ongezien door het keldergat in Larmette's villa te sluipen.
Eerst toen ging Dick de straat op, drong het huis binnen en liet zich door de misdadigers betrappen.
Nadat dezen zich verwijdend hadden en Jean, achter een deur verborgen, geen woord van hun gesprek liet verloren gaan, bediende hij zich van de opening in den vloer. Dick sloop uit het radiumvertrek. Beiden snelden ze naar de kelders der fabriek en haastten zich politie en justitie te verwittigen van hetgeen er gaande was.
Toen Larmette met zijn medeplichtige Muller was teruggekomen, met het voornemen, zijn vernietigingswerk te volbrengen, vermoedde hij de tegenwoordigheid niet van alle deze lieden in het benedenvertrek. Een ontmoeting met dezen zou hij met alle hem ten dienste staande middelen hebben vermeden.
Nu zat hij daar roerloos, zwaar geboeid, met aschkleurig gelaat, terwijl al zijn energie onder dezen laatsten onvoorzienen slag te loor was gegaan. De rechter van instructie nam hem in verhoor, in tegenwoordigheid van een commissaris van politie met zijn agenten, den griffier en verdere getuigen.
De misdadiger was in volle confessie. Hij bekende den diefstal van het radium, hoe het heen gelukt was één voor één de bereiders dezer zelfstandigheid in de laboratoria der wereld te vervangen, al was dit ook maar voor een uur, wanneer dezen genoodzaakt waren zich tijdelijk te verwijderen, en hoe hij dan zijn slag wist te slaan.
De dieven maakten zich meester van het radium, vervingen het door een machtelooze substantie, waaraan zij het voorkomen wisten te geven van het ontvreemde metaal.
Alsdan gingen zij kalm huns weegs. Weken verliepen voordat de diefstal was ontdekt.
De geleerden, die geheel te goeder trouw waren en niet den minsten argwaan koesterden, behandelden nauwgezet de voorwerpen, die alle verschijnselen van radium vertoonden. Alleen het herhaald mislukken hunner proeven begon van lieverlede hun wantrouwen gaande te maken.
Een nauwkeurige analyse bewees hun eindelijk den waren aard van de zelfstandigheid waarmede de schurken het radium hadden vervangen.
Daarbij dacht niemand aan den onbekende, die een maand of twee te voren binnen eenige korte oogenblikken de plaats van den scheikundige in het laboratorium had ingenomen.
Op die wijze was het Larmette en zijn medeplichtigen, in het geheel acht personen, gelukt de hand te leggen op den wereldvoorraad van het machtig metaal.
Dick Fann en Jean slaakten een zucht van voldoening, van verlichting niet minder. Hun vrienden waren volkomen bevrijd van de monsterachtige beschuldiging en in ongerepte eere hersteld.
| |
| |
En terwijl Larmette en Muller, door de gerechtsdienaren omringd, naar den kerker werden geleid, waarin zij voor hun wanbedrijf moesten boeten, werd er luide aan de straatdeur van het huis gescheld.
Een der politieagenten ging open doen. Kreten van verbazing weerklonken. Vier personen stormden naar binnen met de onstuimigheid van een orkaan.
De detective-amateur en Jean Brot riepen eenparig:
- Mejuffrouw Fleuriane! Jonkvrouwe Kathinka Aiaroeseff... Mijnheer Defrance!
Ja, het was de dochter van den vice-gouverneur van Moskou, die Fleuriane en den heer Defrance aan de hand binnenleidde.
Achter hen volgde een rijzige gestalte, in de uniform der kozakken van de Moskowa.
- Verbaast u maar niet, zei de aanvallige Kathinka rondweg. Toen ik te Parijs was aangekomen, hebt ge mij getelegrafeerd dat de bergplaats van het radium u bekend was, alsmede de naam van den ontvreemder enz. enz. En daar ik verzekerd was van de onschuld dezer lieve Fleuriane, heb ik mijn vader, zoomede de Russische magistraatspersonen tot mijn gevoelen overgehaald. Het gevolg was hunne invrijheidstelling, onder voorbehoud dat kapitein Rassanpoff, hier tegenwoordig, hen zou begeleiden, en de waarheid van al mijn beweren kunnen staven.
En lieftallig voegde de edele Russin eraan toe:
- Ik dacht u aldus een aangename verassing te bezorgen en heb me daarom bij hen aangesloten. Mijne nicht Orramea woont te Parijs, dit is mijne vacantie en misschien...
Schalks knipte ze met de oogen:
- Misschien wordt het voor mij eene uitnoodiging tot een bruiloftsfeest.
Fleuriane bloosde en zag Dick aan. Deze opende haar zijn armen.
Zij wierp zich met een vreugdekreet aan zijne borst.
- Ha! gered, gered door mijn Dick Fann!
De heer Defrance pinkte een traan weg en prevelde:
- Mijne kinderen! Mijn beste kinderen!
Dick Fann had werkelijk zijn verloofde ‘veroverd’. Weinige weken dan ook hierna huwde hij, als rechtmatige belooning voor zijn toewijding, de bekoorlijke Fleuriane, met wie hij alle mogelijke gevaren had getrotseerd.
In het kerkgebouw, waar het vroolijk bruidslied weergalmde, bemerkte men in haar nationale dracht, een Russisch meisje, wier goudblond hoofdje getooid was met den feest-kakochnik, en dat vurige gebeden ten hemel zond.
Natitchka, de kleine Russin, vroeg er niet naar of de tempel aan den Griekschen of Roomschen godsdienst was gewijd. De ware dankbaarheid weet zich overal te doen gelden. Het kind smeekte het geluk af over de hoofden van hen die haar van het pad der ellende en misdaad hadden weggerukt.
Ook Jean Brot was aanwezig in een gekleed tenue van eerste snede. Hij merkte de jeugdige Russin op, met een extaze op haar lief gezichtje, waarop het leed
| |
| |
eener verlaten kindsheid een onuitwischbare droefgeestigheid had gegrift. En hij murmelde:
- Je moet werken, Jean, en goed geld verdienen, want binnen een jaar of vier vijf is de kleine Natitchka...!
Het orgel hief den bruiloftsmarsch aan, alsom de gedachte aan te vullen van den Parijschen guit.
einde.
|
|