| |
| |
| |
Alle scheepsgangen waren vol menschen. Bladz. 49.
Paul d'Ivoi, Dick Fann.
| |
| |
| |
Eerste afdeeling.
Het Syndicaat der Edelgesteenten.
I.
Waarin Dick Fann optreedt.
- Je slaapt nog al goed, zou ik zeggen, Jean!
- Ik geloof er Mijnheer een pleizier mee te doen.
- Dat zal ik niet tegenspreken, beste jongen.
- Dat dacht ik ook wel. Toen Mijnheer me gisteren in dienst nam, zei u: ‘Jean Brot, ik ben erg moe..., ik heb onderscheiden ingewikkelde politiezaken moeten oplossen. Daarom ben ik naar Parijs vertrokken om me daar in stilte af te zonderen, al heerscht in Frankrijks hoofdstad ook nog zooveel lawaai en herrie. Wees jij nu ook weinig spraakzaam, houd je kalm voor zooveel mijn dienst het toelaat... Stommetje spelen en zoo min mogelijk je bewegen! Dat wil wat zeggen voor een, die anders alle dagen op de fiets zit...; en toen heb ik er zóó over gedacht: Zes uren dienst per dag, de overige achttien van een etmaal zal ik dan maar slapen (wat dan als stilzwijgendheid en onbeweeglijkheid is te verstaan) en daarmee denk ik Mijnheer dan ook genoegen te doen.
- Opperbest begrepen, jongeman!
De sprekers deden er het zwijgen toe. Hun zachte ademhaling was alleen hoorbaar in het vertrek.
De ‘patroon’, achteloos in een leunstoel uitgestrekt, scheen een rijzig, schraal, bijna mager heerschap. Aan zijn vadzige, ineengezakte houding zou men gezegd hebben dat alle geestkracht van hem was geweken, zoo zijn gezicht geen onverzettelijke wilskracht had verraden.
En het was een zonderling gezicht; misschien kon men dat gelaat schoon noemen, doch vreemdsoortig was het zeker: een zeer ontwikkeld voorhoofd onder een goudblonden haardos, met donkerblauwe oogen, waarboven zware wenkbrauwen zich welfden en een kin, die vastberadenheid teekende. Het zorgvuldig glad geschoren wezen drukte zekere voornaamheid uit en glansde, als men het zoo zeggen mag, onder den indruk van gedachten, die den jonkman steeds bezig hielden.
De bediende, een knaap van veertien of vijftien jaren, droeg nog de kastanjebruine livrei met vergulde knoopen van een groot Parijsch dagblad-bureau en lag in zijn volle lengte uitgestrekt op een canapé.
| |
| |
Beiden schenen zeer verdiept in hun taak; de een in zijn overpeinzingen, de ander in zijn slaap. Plotseling liet een electrische schel zich hooren. Met een sprong was Jean Brot ter been en vroeg hij fluisterend:
- Heeft Mijnheer gescheld?
De aangesprokene schudde het hoofd; met een gebaar wees hij naar de deur die toegang gaf tot de slaapkamer. Dit was voldoende. Jean sloop zachtjes over het tapijt en verdween door de aangeduide opening.
- Wie kan me hier nu komen storen? bromde de man in den leunstoel. Je moet in het groote Parijs als een stofdeeltje zijn verzwolgen, heel geheimzinnig een vrijgezel-kwartier hebben gehuurd, liefst op een binnenplaats, in de stille Juliette Lamberstraat - en dan nog bezoek krijgen...!
Jean verscheen andermaal op den drempel, fluisterend zeggend:
- Een dame.
- En?
- En de dame heeft geantwoord: - ‘In orde, geef dit kaartje aan Sir Dick Fann’.
- Nog mooier!
- Zij voegde er bij: ‘Mijnheer zal het wel goedvinden. Het is een kwestie van leven of dood!’
- Wat je zegt, Jean!
De uitroep bracht een heele verandering teweeg van tooneel. Dick Fann, aldus heette onze held, richtte zich eensklaps op. Zag hij er zoo even nog ietwat vadzig, kwijnend en traag uit, thans was zijn houding krachtig en gespierd en flikkerde een vlam in zijn oogen.
Hij beschouwde aandachtig het kaartje, hem door Jean overhandig.
- Fleuriane Defrance, murmelde hij... Een kwestie van leven of dood... Laat binnenkomen.
Jean verdween aanstonds, maar niet zoo gauw, of hij gunde zich den tijd om te grommen:
- O, die vrouwen! Overal hebben ze toegang!
Een oogenblik daarna werd de deur geopend en teekende zich op den drempel de slanke gestalte af van een jeugdige schoone.
Haar leeftijd telde ongeveer twintig lentes, het was een elegante en tevens krachtige verschijning. Zij had licht bruin haar, dat sierlijk afstak bij de blanke frissche tint van haar gezicht, een fijnen neus en aanvalligen mond, die beslistheid en een oprecht karakter te kennen gaven. Maar vooral trokken zeer groote oogen van een vreemdsoortig, bijna violetblauw, bizondere aandacht. De uitdrukking dier oogen nam ieders opmerkzaamheid in beslag, men lette enkel daarop, en onwillekeurig drong zich bij den beschouwer het tegenstrijdig gezegde op van den dichter: ‘Achter haar oogen gaat zij schuil’.
Het habijt maakt niet den monnik, naar het heet. Het is mogelijk, maar zeer zeker openbaart het kostuum het innerlijk wezen eener vrouw. Bij Fleuriane viel geen enkel gebrek te bespeuren aan smaak. Eenvoud gold bij haar als het kenmerk van het ware, sober en onberispelijk van snede was haar kleeding.
| |
| |
Een eenvoudige hoed, geëvenredigd aan haar ovaal gelaat, sierde haar hoofd en getuigde alleen reeds van haren artistieken smaak in een tijdperk dat de monumentale en ongerieflijke hoofddeksels der vrouwen haar het aanzien geven van rozen, geschraagd door een koepel van middeleeuwsche kerkgebouwen.
Met snellen oogopslag had Dick Fann een en ander opgemerkt, en op minzamen toon sprak hij:
- Mag ik u verzoeken plaats te nemen, Mejuffrouw, ik ben geheel oor.
De trekken van de bezoekster verhelderden zich; zij ging zitten, en met een klankrijke stem, waaraan een lichte trilling een bekoorlijkheid te meer bijzette, zeide ze:
- Ik ben u oneindig dankbaar. Maar ik wil van uwen tijd geen misbruik maken met u te verzoeken de redenen mijner dankbaarheid te willen aanhooren. Mijn relaas zal u doen begrijpen, welk een dank ik u zal verschuldigd zijn, bijaldien...
Zij zweeg, schudde met het hoofd en vervolgde op meer zakelijken toon:
- Ik begin dus. Mijn naam, Fleuriane Defrance, is u bekend, naar ik meen.
Dick Fann knikte en zei:
- Dochter van Catulle Defrance, lid der Wereldvereeniging van den handel in edelgesteenten, Canadees van nationaliteit, befaamd pelsjager, want maanden lang is hij afwezig en wordt nu en dan gesignaleerd van Alaska naar Aurakanië, van Siberië naar Thibet... Ter naam en faam staat hij als eerlijk en schrander te boek.
Het jonge meisje glimlachte bij deze getuigenis, haren vader betreffende.
- Voeg er bij, viel ze hem in de rede, een beslist bewonderaar van Sir Dick Fann. En een in de rede vallen van dezen trachtende te beletten, vervolgde ze:
- Laat mij uitspreken, het is geen loftuiting, maar wel een noodzakelijke bewering, gij zult het zoo aanstonds erkennen. Een groot bewonderaar derhalve van Sir Dick Fann, den rechtsgeleerde, letterkundige en doctor in de wijsbegeerte, die, terwijl alle bedieningen voor zijn bekwaamheden openstaan, het beroep van amateur-detective heeft gekozen en binnen twee jaren tijds zich daar, boven alle andere collega's, heeft ingewerkt. Juist daarom, hernam Fleuriane na een kort stilzwijgen, is het dat ik, alleen zijnde in Europa en met schrik bevangen, de hulp kom inroepen van Sir Dick Fann.
Hij liet zich de woorden ontvallen:
- Een kwestie van leven of dood?
Haar antwoord luidde bevestigend.
De oogen van den detective vestigden zich op Fleuriane met doordringende scherpte.
- Gij doorgrondt mijn karakter, Mejuffrouw. De keuze waaraan ge mij zoo even herinnnerdet, wijst op een voorliefde voor worsteling, wekt een prikkel in mij voor ieder vraagstuk, dat mijn schranderheid tart. Derhalve, beschik over mij.
- Mijn dank voor deze bereidwilligheid.
- Niet noodig. Uw stap pleit voor het belang, dat met deze zaak gemoeid is.
| |
| |
Te meer, sommige teekenen bewijzen de groote moeilijkheid waarin gij verkeert: het onvaste van uwen anders zoo zekeren blik, de ontroering, die u met al uw zelfbeheersching niet kunt meester worden.
Fleuriane kon een beweging van verbazing niet onderdrukken.
En dan, vervolgde hij, zijt ge in een auto-tax gekomen, in een groen rijtuig zelfs, hier zie ik een pluisje van de bekleeding op uw mouw. Welnu, uw angst is van dien aard, dat ge bij uwe komst alhier de huisbewaarster hebt aangetroffen, bezig de vestibule te schrobben en in plaats van langs de trottoirs te loopen, met uwen voet getrapt hebt in een plas water, waarvan een uwer laarsjes zeepachtige spatten heeft behouden.
Fleuriane sidderde bij deze opsomming. Voorzeker had zij van Dick Fann's doorzicht hooren gewagen, maar nimmer kunnen vermoeden dat hij bij eene eerste ontmoeting dergelijke kleinigheden zou ontdekken. Want alles was waarheid; dit had haar bizonder getroffen, hij had haar eenvoudig verklaard op welke kenteekenen hij zijne gevolgtrekkingen had gegrond.
Overigens gunde hij haar niet den tijd zich aan hare overpeinzingen over te geven, want hij eindigde met te zeggen:
- U zijt dus de kluts kwijt... Wat u in dezen toestand gebracht heeft, moet wel van ernstigen aard zijn, want aan moed ontbreekt het u niet.
- Dat is zoo, antwoordde het jonge meisje, zonder de minste pralerij. Mijn vader heeft me dikwijls meegenomen op zijn lange jachttochten. Hij ging daarbij van het denkbeeld uit, dat een sport-opvoeding met onderwijs moet samengaan. Koelbloedigheid en het nemen van een snel besluit is de vrucht er van geweest.
- Om dit te leeren, moet men van nature annleg hebben.
- Wel mogelijk, stemde Fleuriane toe. Miscchien had ik dien aanleg, zooals u zegt... En wat mij het voordeel ervan doet inzien, is, dat Mistress Patorne, mijn gezelschapsjuffrouw, wier taak het is mij te volgen op al mijn schreden - op dit oogenblik wacht ze mij in uw spreekkamer - nooit haar kinderachtige vrees heeft kunnen afleggen. Enfin, laten wij dit rusten.
- En zeg mij liever, waartegen gij beschermd wenscht te zijn.
Een hoog rood kleurde de wangen der bezoekster.
- Helaas! dat is het juist wat mij meer dan al het overige in verwarring brengt... ik heb geen enkele zekerheid...
Zij was er bepaald op verdacht, Dick Fann te hooren protesteeren. Maar daartoe kwam het niet.
- Dan vermoedt ge, zei hij onverschillig, bedreigd te zijn?
- Dat is het, geloof ik... ik ben er zelfs zeker van...; maar die zekerheid berust niet op juiste gegevens...
Zij werkte zich hoe langer zoo meer in. Dick Fann kwam haar te hulp.
- Mejuffrouw, op dit oogenblik beklemt u de vrees van lichtzinnig te hebben gehandeld met mijne hulp in te roepen. Stel u gerust, ik denk er zóó niet over... Met uw wilskracht, uw aangeboren kloekmoedigheid neem ik de oorzaak uwer ontroering, hoe vaag deze ook moge zijn, zeer ernstig op.
- Oh! prevelde zij, u spreekt alsof u mij reeds lang gekend hebt, en toch...
| |
| |
- Ontmoet ik u heden voor het eerst, wilt u zeggen... Dit is zoo; maar nu ik u zoo een vijf minuten heb aargezien, ken ik u even goed als uwen vader, die zonder ophouden over u waakte van af den dag dat ge, nog een klein kind zijnde, u gekwetst hebt aan een wenkbrauw tegen den boek van een marmeren schoorsteenmantel.
En daar zij hevig schrikte bij deze nieuw openbaring, die even juist was als de vorige, moedigde hij haar op welwillenden toon aan, met te zeggen:
- Vrees niets en kom ruiterlijk voor den dag met wat u bezwaart.
- Ik zal gehoor geven aan uw verzoek. Het begin zal u wel toeschijnen als weinig te hebben uit te staan met mijn persoon, doch het hoort bij mijn verhaal. U zult zich de zonderlinge tijding herinneren, die nu zes maanden geleden door alle telegrafen der wereld naar de vier windstreken is overgebracht? In één en denzelfden nacht waren op onze planeet alle groote werkplaatsen, waarin men het grillig en tooverachtig element bestudeert, dat Radium heet, geplunderd en verwoest. Wat Frankrijk betreft, gold het de laboratoria van Curie, Calmettes en andere; de vijf geleerde kabinetten van Duitschland, de drie van Oostenrijk, twee van Rusland, zes in Engeland, negen in Amerika enz. enz. hadden het bezoek ontvangen der geheimzinnige dieven, die beslag hebben gelegd op het kostbaar metaal zonder naar iets anders om te zien.
Dick maakte een bevestigend gebaar.
- De gezamenlijke macht, waarmede men te werk was gegaan, bewees duidelijk dat de bandieten aan een enkel opperhoofd gehoorzaamden, die zich van toenaf in het bezit bevond van al het op de aard-oppervlakte vrij gekomen radium, zegge drie-en-twintig, zevenhonderd dertien milligram, want in dit minimum gewicht bevond zich het menschelijk fortuin in radium. Het is waar, dat een millgram der zeldzame aarde, onverbruikt en zijn schitterende eigenschappen gedurende tweeduizend jaren behoudend, wonderen van gedaantewisselingen kan teweeg brengen en van dat tijdstip af 23.712 milligrammen zich als een verbazende hoeveelheid voordoen. De man, die ze had kunnen vergaren, werd de Radiumkoning, even machtig als de alleenheerschers van goud, ijzer, staal en petroleum in de Nieuwe wereld. Gij, Mijnheer Dick Fann, moest tot deze gevolgtrekking komen.
- Ha! u zinspeelt op mijn rapport, Mejuffrouw?
- Dat niet alleen, ik zal het samenvatten.
- Onnoodig, ik ben er van op de hoogte.
- Daaraan twijfel ik niet, doch aangezien de gevolgtrekkingen ervan het uitgangspunt vormen van mijn ongerustheid, moet ik u verzoeken mij te laten spreken zooals ik het nuttig oordeel.
- Ga uw gang, Mejuffrouw, hoewel ik de onaangenaamheden doorzie waaraan de heer Catulle Defrance is blootgesteld geweest.
- Wilt u die uiteenzetten...?
- Volgaarne, als ik u daarmede kan dienen. Alleen moet ik u zeggen dat ik niet best begrijp, hoe u in dit alles betrokken zijt.
- Welnu, zeg wat u gist, wilt u?
De detective maakte een afkeurend gebaar.
| |
| |
- Ik gis nooit, Mejuffrouw. Gissen is zich door zijn verbeelding laten leiden. Politie behoort tot de exacte wetenschappen. Dit op den voorgrond stellende, kom ik tot de volgende verklaring:
Als een professor, die een betoog houdt, vervolgde Dick Fann:
- Eén zaak heeft mij terstond getroffen. De werelddiefstal van het radium viel in zekeren zin samen met het openbaar maken der uitkomsten eener studie van hooggeschatte geleerden aangaande den invloed van radium op de edelgesteenten, gevormd uit zuiver gekristalliseerd aluminium, zooals robijnen, smaragden, saffieren, topazen, amethisten enz. Deze proeven toonden aan dat, als het bloostellen aan den electrischen oven de ontkleuring en waardevermindering dezer kostbare steenen teweeg bracht, van den anderen kant, door het bijbrengen van radium ordinaire steenen van 2 franc het karaat veranderen in topazen, smaragden en onberispelijke saffieren, die op 45 à 500 franken het karaat worden geschat. Toen kwam mij een logische gevolgtrekking voor den geest. Om een algemeenen roof van het radium tot stand te brengen, moest geen geld worden ontzien. Waarom een fortuin aan zoo iets besteden, gevaar te loopen met den arm van het gerecht in aanraking te komen, als de voordeelen bij welslagen niet ruimschoots opwegen tegen den inzet van het spel? Immers, de gedaanteverwisseling van 2 frank steenen in juweelen van 45 à 500 het karaat beantwoordde nauwkeurig aan hetgeen men van den inzet verwachtte. De bezitter van radium dacht onmetelijke winsten te behalen.
- En uw gevolgtrekking, voleindde Fleuriane, kwam hierop neer: Onderzoek instellen bij de opkoopers van ordinaire steenen en voornamelijk in de onmiddellijke omgeving der geleerden die proeven hebben genomen; uit hun laboratorium is althans eene onbescheidenheid uitgegaan, welke tot de plundering der werkplaatsen aanleiding heeft gegeven.
Dick Fann hechtte met eene buiging hieraan zijne goedkeuring:
- Persoonlijk was ik door een zeer ernstig geval in beslag genoemen..., anarchistische bewegingen bedreigden de arsenalen eener groote Europeesche mogendheid, en daar ik mijn persoon niet kon verdubbelen, heb ik het spoor aangegeven.
- Jawel, maar de officieele speurders hebben niets ontdekt.
Een glimlach was het antwoord van Dick Fann.
- O! haastte zij zich er op te laten volgen, ik wil daarmee uwe bewering niet in twijfel trekken.
- Ik weet het wel, Mejuffrouw. De heer Catulle Defrance, uw vader, heeft het integendeel zeer ernstig opgevat. Als lid der Wereldvereeniging van juweliers heeft hij het syndicaat in het leven geroepen van alle gewone in omloop zijnde gestoenten, corindons genaamd... U zelf, die destijds te Londen verblijf hieldt, had hij de taak opgedragen een oog te houden op de waardelooze steenen en ze in afzonderlijke kistjes op te zenden naar de verschillende in Canada gevestigde depôts.
Zij sidderde, ten hoogste verrast:
- Hoe weet gij dat?
- Het was gemakkelijk na te gaan. Uw vader had een middel gevonden om de plannen der misdadigers te dwarsboomen.
| |
| |
- Dat is zoo... Welnu, Sir Dick Fann, dit is dan de oorzaak mijner aanhoudende vrees.
- Wel zoo, wel zoo!
Zeer geïntrigeerd en belangstellend tevens, schoof de leifhebber-detective zijn stoel wat nader bij de spreekster.
- Zooals u wel denken kunt, hernam deze, nemen de juweliers, die alles van de dieven hebben te vreezen, eigenaardige listen te baat, om hen op een dwaalspoor te brengen. De kistjes met gesteenten, welke openbaar naar bekende depôts worden afgezonden, kwamen vermomd en onkenbaar er van terug om in een veilige plaats te worden vergaderd. Nu wil het mij voorkomen dat de radium-dieven - want ik houd uwe verklaring voor de eenig juiste - wil het mij voorkomen, zeg ik, dat die snaken mij nagaan om door mij de bergplaats der voorwerpen van hun begeerte te ontdekken.
- Daarop kunt u rekenen.
- U houdt het er ook voor?
- Het is zonneklaar. U begeeft u naar uwen vader, noodzaakt hem in zekeren zin domicilie te kiezen op een zijner eigendommen, door u uitgekoren, in plaats van zooals in uwe afwezigheid een zwervend leven te leiden. Dan valt er niets gemakkelijker dan een oog te houden op hem en zijne omgeving en daardoor, het is slechts een kwestie van tijd, tot de ligplaats der steenen te geraken. U zijt zoodoende de geleiddraad, Mejuffrouw.
Het jonge meisje klapte vroolijk in de handen.
- Welk een geluk acht ik het, u zoo te hooren spreken. Ik was zoo bang, voor een dweepster te worden aangezien.
- Die vrees koestert u niet meer. Wat denkt u nu te doen?
- Mijn vader waarschuwen. Maar ik vertrouw zelfs de telegraaf niet.
- Dat is zeer voorzichtig. U moet naar Amerika gaan.
- Het is mijn plan. Maar bij mijn vader kan ik niet verblijf honden, wil ik het spel der boeven niet spelen die ons nagaan. Van den anderen kant zal ik in Canada niet afzonderlijk kunnen wonen zonder in opspraak te komen. Vandaar dat ik op een zonderling, maar toch practisch denkbeeld ben gekomen, want ik zal daardoor toch met mijn vader kunnen verkeeren zonder domicilie ten zijnent te hebben.
Met een blik van voldoening hief Dick Fann het hoofd op.
- Opperbest, zei hij. Ik doorschouw uw plan. U zult het vasteland van Amerika slechts terloops doortrekken. De heer Catulle Defrance, door een kort bericht gewaarschuwd, zal u op een door hem geschikt geoordeeld punt ontmoeten.
- Wat doet u dit onderstellen?
- Het verwerpen van alle nuttelooze middelen. Er blijft slechts dit eene over: Den heer Defrance verwittigen en zich niet metterwoon bij hem vestigen.
- Dat is waar, zei ze, door den eenvoud der redeneering getroffen.
- Derhalve, vervolgde Dick Fann, zult u Amerika doortrekken als reizigster... ingevolge eene weddenschap, want in de oogen der Noord-Amerikanen kan niets zoo natuurlijk voorkomen als een dergelijk ondernemen.
| |
| |
- Bewonderingswaard is uwe vinding, dit moet gezegd.
Hij scheen de bewondering, die in de woorden der elegante Canadeesche was gelegen, niet te willen begrijpen. Op vragenden toon hernam hij:
- En de wedloop, waarin zal die bestaan?
- In een reis om de wereld met een automobiel.
- Zou het de uitdaging zijn, die...?
- Door de Matin is bericht, ja. Van Parijs naar Havre, zeetraject naar New-York, met een auto van die stad naar San-Francisco; tweede overtocht naar Alaska, Siberië, Rusland, Duitschland, Parijs. Ik ben onder de vertrekkenden ingeschreven... Ik heb een auto van dertig paardekrachten, de Dion, waarin vier plaatsen met mijn bagage. Ik neem mijn gezelschapsdame Patorne mede... Alleen...
Zij aarzelde een oogenblik.
- Alleen, bracht zij eindelijk uit, heb ik geen auto-bestuurder en...
Dick Fann barstte uit in een lach. Terwijl zij hem een onrustig-vragenden blik toewierp, schertste hij:
- Een specialen chauffeur, verdubbeld met een detective, in staat het stuur te houden en den radium-dief te ontmaskeren, die zich bepaald op zijn pad zal bevinden...
Zij deed er het zwijgen toe, haar groote oogen zagen hem smeekend aan. Hij stak haar de hand toe.
- Sla toe, Mejuffrouw, Dick Fann de amateur-speurder zal uw wattman zijn.
En daar zij, door een plotselinge ontroering aangegrepen, stamelde:
- Oh! heb dank, heb dank voor uwe toewijding... staakte hij met een onverschillig gebaar hare ontboezeming, met te zeggen:
- Bedank mij niet ...Dit zaakje der corindons is zeer interessant.
Hij was opgestaan, hiermede het jonge meisje willende te kennen geven dat het onderhoud ten einde was. Zij gehoorzaamde aan den zwijgenden wenk en richtte, door Dick voorafgegaan, haar schreden naar de deur.
Maar op hetzelfde oogenblik werd deze plotseling geopend; een rijzig man, met hoogroond gelaat, den kleinen Jean Brot, die zich wanhopig aan de panden van diens jas had vastgeklemd, achter zich aan slepend, stortte hij zich in het vetrek met den uitroep:
- Verschooning, mijn waarde heer Dick Fann!... men zegt me dat u hier niet is, maar de zaak is te ernstig om uwe afwezigheid te vermoeden.
Dit zeggende, ontwaarde de binnenkomende Fleuriane. Hij zweeg plotseling, werd scharlakenrood en stamelde:
- Ha zoo! Ik wist niet...
Dick liet hem niet uitspreken:
- Aangenaam u te ontmoeten, Meneer Ginat, u is een der lichtende sterren van de Fransche politie; ik had het genoegen u te Londen te ontvangen en acht mij gelukkig, de kennis te hernieuwen.
En zich wendend tot Fleuriane:
- Ga niet heen, Mejuffrouw...; ik dacht ons onderhoud geëindigd. Het kon ook anders zijn.
| |
| |
- Waarom? vroeg zij verwonderd.
Hij haalde de schouders op.
- Wanneer men op de loer ligt van het wild, moet men er op bedacht zijn dat het voorbij kan komen.
En iedere nieuwe vraag den pas afsnijdend, geleidde hij het jonge meisje zachtkens, doch met aandrang naar de deur, die hij achter haar sloot.
|
|