manslui, jong vrouwslui. Oogjes geven. Lachen. Naar elkaar roepen. Zie ze eens dansen, zie ze eens sjansen!
Ra ra Rasputin, Russia's greatest love machine!
Wij komen dus niet meer in Vroenhoven. Verder dan Wolder ga ik niet. Laatst waren we in de kantine van Leonidas, want daar werd ook een prinsje uitgeroepen. Toen zijn we doorgegaan in de Tietenbar. Van achter het raam kon ik zowat de grenspaal in het lantaarnlicht zien blinken.
Die van mij had wat in de gaten. Hij zegt: ‘Tielke, zouden we eens het Belgische oplopen? Het regent wel, maar het is popjesregen. Dat geeft een mooi gezicht in de waterpoelen.’ Ik voelde opeens een rare, akelige siddering, alsof de duivel mij op de rug sprong en zijn paardenpoten om mijn middel sloeg en lachend zijn solferasem in mijn gezicht blies.
Ik sla vanbinnen een kruis en zeg: ‘Alsjeblieft nee, laten we de bus terug nemen. Om twaalf over het uur vertrekt er één bij de kerk.’
We gaan elke zaterdag en zondag eropuit, weer of geen weer. Om elf uur 's morgens de bus in, we hebben toch een abonnement. Kermissen, rommelmarkten, straattango, de Ridderwielerronde, de Hazendansfeesten, de Lambertusbronk, het inhalen van de prins, aanstaande zondag. Je zal ons altijd en overal treffen en dan drinken we er één.
Maar niet in België! Niet de grens over! Die tijd ligt achter ons.
Ik draai wel zijn platen. Ik heb ook veel van hem op