Van harte!
Zo is dan ook dit tweede deel van de romancyclus, waarin Willem van Iependaal het een en ander uit de geschiedenis van de Nederlandse arbeidersbeweging heeft verwerkt, van de pers.
Een en ander, inderdaad! Want hij die er aan zou willen beginnen de gehele geschiedenis van deze arbeidersbeweging in beeld te brengen, mocht er zich zeker op voorbereiden een roman in tien of meer delen te moeten schrijven.
Ik heb dit dóórgekregen bij het zoeken naar materiaal, dat de schrijver van dit boek dienen kon bij de opzet van het boek, dat thans voor ons ligt. Neem nu maar alleen eens zo'n gedenkboek van de een of andere vakbond ter hand, ongeacht van welke vakbond. Wat een schat van materiaal is daarin bijeengezameld en welk een tijdperk van worstelend zwoegen, van vallen en opstaan, van strijd, nederlaag en overwinning openbaart zich voor ons oog in zo'n boek. En dan te weten, dat dit alles verteld kan worden van velerlei soort arbeiders, van de diamantbewerkers, de sigarenmakers, de landarbeiders, de zwoegers bij het verkeer en in de havens, de arbeiders die werken in de fabrieken, kortom, noem maar op. En dit niet van hun strijd in de vakbeweging alleen, maar ook van hun strijd op politiek gebied, zoals die gevoerd is in velerlei schakeringen. Willem van Iependaal heeft meer dan eenmaal zo langs zijn neus weg, als ik hem eens opzocht daar in Laren, gezegd: ‘Wil je wel geloven dat je tienmaal makkelijker een Polletje Piekhaar kan schrijven dan zo'n boek?’ Ik wilde het geloven, want ten eerste was daar de noodzaak voor de schrijver, ofschoon hij heel veel zelf had meebeleefd van wat hij in woorden wilde brengen, om onder te duiken in de stapels gedenkschriften; ten tweede was daar de moeilijkheid de romanvorm te behouden, geen nieuw gedenkboek te gaan schrijven, zij het dan in gecomprimeerde vorm, over van alles en nog wat hetgeen hier en daar in ‘de beweging’,