| |
| |
| |
Hoofdstuk XI.
Ken, lijkkleurig in de flets-violette doorschijn van de verschoten gaasgordijnen, wond de speeldoos op, hanteerde de slinger of ie een hijskraan bediende, huppelde, met z'n achterwerk draaiend, naar Pad, die met het ganse repertoire op z'n knieën, in een pakmand zat. ‘Zoek is een ander nummertje voor ons uit! Iets, je weet wel... Een beetje van dit en een beetje van dat.’
Pad verstapelde, opschriften radbrakend, de zinken platen, las: ‘Trarara Boemdiejee!’
‘Hebbe we net pas achter de rug!’ verwierp Billings het verband om z'n hoofd strakker aanhalend.
‘Mag weze, maar hier hebbe we 't getroffe!’ riep Sterling, terwijl ie de matrassen op de vloer probeerde om keus te maken. ‘Potdome, mense wat een snoezig kwartier! Dat 's wat anders dan de greppel waar we 't in harde moste... 't Lijkt wel een oue ridderzaal met die schouw en hoge rame en als 't een beetje wil, ontmoete we de jonkvrouw nog. Netjes blijve, hoor, jonges!’
‘Humumumum!’ kwijlde Gains, sloeg z'n blik ten hemel en begon met een kussen in z'n armen over de matrassen te rollen: ‘Kom an me borst, goddelijke Aleida! Wees maar niet bang... 'k Ben niet zo woest als 'k er uit zie... Een
| |
| |
gebore ridder!.. Zal je nog an de weet komme, schattebout!’
Glimworpje, is een idylle!’ vervolgde Pad en hield de plaat omhoog. ‘Gaat dat door?’
‘Hè ja!’ dwong Ken, danste bakvisachtig uitbundig wolken van stof uit het verschroeide vloerkleed en maakte nuffig een pruimenmondje. ‘Nee... nee, niet an me vlecht trekke, krijgsman!... Idylle, o, daar ben 'k dolletjes op en heb 'k meegemaakt! Zeve dage onder kartetsvuur en drie zonder vrete.’
‘Kadettenmarsch!... Ouverture Zampa!... Lichte Cavalerie!...’
‘Heb ik zelf in m'n familie!’ lachte Nobby, die met een aanvullend transport was meegekomen en weer werd ingedeeld bij z'n uitgedunde compagnie.
‘Dit!’ besliste Pad, het gekozen nummer naar Ken scherend. ‘Pak an dan, kapelmeester! Net wat we zoeke en buitengewoon toepasselijk.’
Ken zette de plaat op, tikte om attentie, haalde de pal over: ‘Ting.. tong.. tang.. ting!!’
‘Voorspel!’ verklaarde Pad plechtig en begon te zingen met z'n gespleten bariton:
‘Als na het bal de gasten
Joelend zijn heengegaan...’
‘Laat dat joelen er maar af!’ stopte Ward, de lambrisering kervend met z'n dagge. ‘Die arme Sewel zal er wel niet bij gejoeld hebbe.
| |
| |
Grote God wat een gezicht! Eerst z'n pote verbrijzeld en toen verbrand.’
‘En Hogg hebbe we ook niet hore jubele!’ werd er geroepen. ‘Nok maar af met je rotdeuntje!’
‘Wat hebbe we nou nog meer?’ vroeg Ken, die de muziek uitschakelde.
‘Mahon.. Pavely.. Mooiedirk.. Sandberg blind...’
‘Nee, barst, dat bedoel ik niet! Wat hebbe we nog voor andere nummers?’
‘Ave Maria!’ las Pad en verwierp het wee meteen. ‘Schommellied... Lorelei...’
‘Dat is moffemuziek!’ protesteerde Barker, een nieuweling zonder eenige training en niet in staat om een geweer vast te houden. ‘Daar naar luistere, dat's landverraad!’
‘Krijg de velle, jij, met je gekwijl!’ verwenste Billings. ‘Alles wat we op ons pet krijge is van de Moffe... De gate in me kop zijn ook Moffrikaans... Bij de eerste granaat heb 'k m'n patriottisme al uitgekakt!’
‘Bravo!’ applaudisseerde Ken. ‘'k Begin op je te winne, korporaal. Terwijl wij hier krepere voor huis en haard, danse ze d'r eige in het moederland een hartkwaal op de walsies van Straus en ligge ze in Berlijn onder de tafel van de Franse wijnen... De Lorelei!!’
‘Is de geschiedenis van een blond mokkel, dat op een punt van een rots zat te hengele naar de schipper van 't heen-en-weerbootje,’ wist Gains.
| |
| |
‘Zal 'k je nou eens precies vertelle,’ ijverde Rens, z'n wankele driepootje doorschuivend naar Gains, die plotseling een overdreven belangstelling toonde voor de tingelende muziekdoos. ‘Het is gecomponeerd naar een gedicht van Heinrich Heine en werd voor het eerst opgevoerd in...’
‘Opgevoerd! Hoor ie jonges!? Wat denke jullie van een bezoek aan de schouwburg?’ riep Stone, opwippend uit het geraamte van een fauteuil. ‘Wie en wie gaan er mee om plaatse te bespreke? Zacht plankie van de... eerste rij engelebak.’
‘Kristus!’ vloekte Ward. ‘Maak me niet gek met je gijntjes! 'k Zou me voor tien jaar gelukkig wete, als 'k een kwartier in een barbierswinkel mocht zitte... Enkel maar zitte en kijke..’
‘God ja... een dag in Kaapstad! Eén dagie maar, o!’ zuchtte Gains. ‘'k Krijg een brandend heimwee naar de city.’
‘Kaapstad?’ verachtte Ken. ‘Wat heeft Kaapstad nou met heimwee te make? Londen, ah! Daar wete we een kroegie, hè Pad? Zulke glaze en zo'n kop er op. Sodelooier, wat een borrels!.. Vang me is op... ik bezwijm!’
‘Eerst maar afnokke met de rotzooi waar we in betrokke zijn!’ wilde Sterling, die zich een blikje met zalm koos uit de stapel conserven onder de eiken schouw. ‘Voorlopig is 't al weer is mooi geweest en je snapt er geen lazer van hoe we nog zo gedwee blijve:.. Hogg... Sewel... Pavely... Mahon...’
| |
| |
‘Muziek!’ ordonneerde Stone.
‘Wat hebbe we eigenlijk met de zwijnerij te make?’ beaamde Gains. ‘Heel die zwendel komt me neusgate uit. Mag ik barste als 'k weet waarom 'k niet getippeld ben toen 't langs me dije liep.’
‘Ja, net!’ knikte Sterling.
‘Evenzovrolijk hebbe we bewondering gehad voor Mooiedirk, hè?’ zei Thomson. ‘Potverdomme wat een vent, toen 't puntje bij 't paaltje kwam! Wat we nou hebbe is labberdepoepie... Die floddert straks in z'n hemd.’
‘Nou, 'k heb ook niet gesukkeld an hardlijvigheid!’ bekende Sterling. ‘Maar Mooiedirk met z'n schommelbuik hebbe we verkeerd bekeke... Toen 'k 'em voor het eerst zag, heb 'k me afgevraagd of de botervaatjes nou ook al in de oorlog moste.’
‘O m'n lieve Augustijn!’ wees Pad, z'n keuze uitblerrend. ‘Ik heb niks tege Fritz en Fritz weet niet eens op wie ie anlegt... Maar Vrijdag is 't tractementsdag... Thank you, sir!’
‘Alweer een moffeliedje!’ critiseerde Barker. ‘'t Lijkt wel of jullie met de vijand heule.’
‘Die anstellerij gaat wel over! Straks mag je meedoen aan de doedeldans... Niet om je moesie bulke, knaap... Dat's zo kinderachtig voor zo'n grote jongeling’! zei Pad. ‘Houe jullie nou effe allemaal je muile en laat Vannykerk is vertelle wat de godgeleerdheid denkt van zeve dage trommelvuur... Maar geen gelul over de glo- | |
| |
rie van David en de lekkere wijve van Salomo.’
‘We ervaren’, begon Rens. ‘Dat's te zeggen, we realiseeren...’
‘Profetetaal!’ bewonderde Ken. ‘We sterve niet aan de oorlog, dat is te zegge, we gaan er an kapot! Komt er nog meer of kan 'k eerst een plaatje draaie?’
‘De vrede...’
‘Vrede? Man bind je haar op een dot en ga sijsies vange!’ schamperde Stone. ‘Dat gedar over vrede. We zitte in de snert en een knappe jonge die er nog uit weet te komme.’
‘Vrede, daar hebbe jullie op de kansel je bek van vol!’ brieste Ken. ‘Maar de kerk heeft meer schuld an de oorlog dan de kazerne!’
‘Nou! Nou!’ werd er geprotesteerd.
‘Wis en donders! Steek een fuselier in koorhemd en je verwekt een schaterlach... Frommel een priester in uniform en je krijgt een bloedbad... Wie me niet volge kan, steekt z'n vinger maar op!’
‘'k Was helemaal niet van plan om de kerk in bescherming te nemen,’ kalmeerde Rens. ‘Integendeel...’
‘Alweer een bekeerling!’ grinnikte Ken. ‘Ga maar naast Billings op de matras ligge bij de verzameling herstellende zondaars! Gruwelijk jammer, dat Jim nou niet hier is om getuige te zijn van de heugelijke gebeurtenis, want hij heeft indertijd je omzwaai voorspeld... Wemeldonk is een groot profeet en ik ben niet
| |
| |
waardig om z'n schoenveters te pruime.’
‘Versta dan toch!’ probeerde Rens, het lachrumoer overschreeuwend. ‘Wat ons mankeert is eenheid en inzicht... We moeten met ons zelf beginnen en zijn wel degelijk mede verantwoordelijk voor al de ellende die over ons kwam...’
‘Die ons in de wereld schopte zijn de schuldige, zij en niet wij!’ debatteerde Ward. ‘Zij brachte de mest op een hoop en wij magge er in stikke.’
‘Jezus!’ schrok Taylor. ‘Jullie hale het toch niet in je hoofde om op te staan tegen pa en ma? Allegaar zulke keurige luidjes, zo godsliederlijk braaf. En die wille jullie nou belakke omdat ze kartetse hebbe uitgespaard op 't kerkezakkie! Dat's nou de jeugd van tegenwoordig... die geen greintje eerbied meer heeft voor trane en grijze hare!!.. Ja, lammelinge, zeve stuiver heeft je zorgzame vader elke week van z'n borreltjes afgeknepe om je schoolgeld te betale, om je beschaving te verzekere en jullie zijn schaamteloos thuis gekomme met een drie voor vlijt. Nou mot je maar neme wat er van komt.’
‘Rens had het woord!’ presideerde Pad, blikjes met conserven doorgevend aan Nobby en Billings. ‘Steek van wal, eerwaarde.’
‘Eerst uitmaken in hoever we zelf schuldig staan en dan het oordeel over anderen. Onze ouders waren op hun beurt weer kinderen van een geslacht, dat verantwoordelijk kan worden ge- | |
| |
steld.. Hakken en vitten alleen brengt ons niet verder... Eenheid...’
‘Die is er!’ onderbrak Billings. ‘De krankzinnige eenheid, die ons vasthoudt en doet vechten voor een orde, waar we geen van allen meer in geloven... Als we niet zo verdoemelijk één waren, bleef er geen man meer op z'n post, want ieder van ons afzonderlijk wil niks anders als lope... lope en zo ver mogelijk.’
‘Volkomen juist!’ knikte Rens. ‘We willen geen van allen sterven, zelfs Barker en Thomson niet... en als er een paar gaan lope, drost alles.’
‘De eenheid in afmarsch!’ gniffelde Nobby.
‘'k Heb eergisteren op de terugtocht naar de transportauto's de Internationale hore fluiten door een van de onzen...’
‘Hebbe we dat nummer niet?’ spotte Barker. ‘Hier, Kadettenmarsch, ook niet onaardig!’
‘Draai maar af!’ gromde Pad. ‘'t Steekt zo nou niet... De proletariërs aller lande worde toch niet wakker... Vijfduizend kanonnen kunne er nog geen beweging in krijge... Gut!.. Gut!.. Rens heeft de Internationale horen fluiten! Zeker zachies, akelig zachies, hè? En niet in het bijzijn van de Pekelvreter.’
‘Luistere dan!’ vermaande Barker. ‘Heb ik de Kadettenmarsch, hèt barricadelied, opgezet en nou zitte jullie maar te kwebbele of er geen geestdrift en solidariteit meer bestaat.’
‘Jouw verrottigheidjes zijn me te goedkoop!’
| |
| |
‘Wat heb jij gedaan om maffers wakker te krijgen, kwal. Jij hebt je late ronsele om het vuile werk te doen en één kik van de Pekelvreter is al voldoende om een broedermoordenaar van je te make,’ pretesteerde Billings.
‘En wij dan?’ viel Ken uit.
‘Ja, wij ook!’ beaamde Billings. ‘Wiste we veel... M'n vader heeft me uitgespuwd, toen 'k tegen z'n wil soldaat werd en er was trommel-vuur voor nodig om me bij te brenge dat die ouwe gelijk had... 'k Hoop door te komme, al was 't alleen maar om 'm z'n jatte te drukke.’
‘Bravo’ riep Rens, sprong van z'n driepootje en liep naar Billings. ‘Wat jij daar zei, had ik al lang wille zegge, maar 'k ben hier nog altijd de mijnheer met een banktegoed. Eindelijk een stem uit de hoek waar het van komen moet... Ja moet!’
‘Muziek!’ ruziede Stone, het apparaat opwindend. ‘Die dazerij over een betere wereld, die nooit komt. We gaan niet naar een betere, maar naar de andere wereld en door het krijgstuig dat de proletariërs aller lande tege hoog loon make.. om elkander af te slachte. Ze kenne wat mijn betreft allemaal de muizenhuig krijge en als 't weze mot neem ik ze zo grif op de vork als de Moffe. Solidariteit! Godzalmebeware!.. Je kan me nog meer vertelle. Partijgenoot Kanonnegieter zal hedenavond getuige van z'n heerlijk ideaal en een rede houe over het nut van fluwele pantoffeltjes in een vochtig kli- | |
| |
maat. 'k Heb an die verpuisterij nog meegedaan met m'n gekke gezicht. ‘Maar dat 's over en voorbij.’
‘Een partij’, onderbrak Thomson betogend, ‘die onder de huidige omstandigheden op weet te treden, de vork durft te kruisen ook met de huurlingen van jouw soort, kan autoriteit verwerven, het vertrouwen der massa's winnen en de grondslagen leggen van een orde waarin geen krijg meer zijn zal. De socialist verafschuwt de oorlog en z'n helen streven is gericht op een samenleving die geen dierlijkheid veroorzaakt, vereischt noch toelaat. Dat socialisme heeft nu z'n kans en ik ben hier om er voor te... vechten! Ik herhaal: om voor te vechten en om ze aan te klagen al de proletariërs die, verzuipend in chauvinistische klingklang, het patriottisme ernstig nemen en vergeten dat de verdediging van het vaderland uitgangspunt moet zijn in de strijd voor een betere maatschappelijke orde..’
‘Alles in één adem en zoo maar uit z'n bloote hoofd!’ bewonderde Pad lachend. ‘We zalle maar een nieuw plaatje draaie om weer een beetje bij te komen van de schrik:. Hampelmann... Wals!’
‘Mooi geweest!’ voerde Ken en nam de plaat over. ‘'k Ben nou net in een stemming om te ravotte met de bekering van Billings en Vannykerk. Die twee gaan de wereld redde onder leiding van Thomson.’
‘De soep wordt niet zoo heet gegete als voor- | |
| |
geschoteld!’ wist Pad. ‘Wie de krijg overleeft, kruipt achter een wijf of de kachel en trekt zich geen donder meer an van de hele snertzooi’.
‘Wij hebben andere plannen!’ verzekerde Thomson ‘Waar of niet Billings?.. Rens? Wij weten wat ons te doen staat als we 't er doorhalen’.
‘Goed’, gaf Paddy toe. ‘Jullie stichte straks een revolutionaire reisvereniging en organiseren ontspanningstochtjes naar het slagveld. Verdomd, er zit een boterham in! Dames en heeren, hier lagen de Moffe, die nou weer Duitsers heten, en daar de Engelse.. Er tussen in liggen nog ouwe kennissen van ons: Hogg,. Sewel,. Pavely.. Law.. Patrick Nill.. Ik kan u bezweren, dat ze stierven met een lach om d'r mond! Vooral Patrick Nill kon niet tot bedare komen en heeft nog dage na z'n dood ligge schatere tot het 'm van hoogerhand verbode werd. Dat was toch zoo'n grapjas die Patrick. Kostelijk! Kostelijk, dames! U snapt hij wou er een lolletje van make, net als Ken Taylor.. ook zoo'n prent. Of ze nog wel eens lache, de guiten? O, jawel! Maar dat 's niet bij de fooi inbegrepe.. Ze zijn natuurlijk wel eens uit d'r hum, maar dan neemt Pavely het over.. Dat 's er ook een die de heldendood stierf. Al m'n kennissen trouwens. Weet u hoe ze die, eh, Pavely gevonden hebben? Hij stond, met een balk door z'n borst en de darmen in z'n handen, tegen een muur te wachten op de vaderlandse pers om geïnterviewd te worden...’
‘De pers! Schei maar uit!’ onderbrak Nobby.
| |
| |
‘Die stormt... verovert... neemt gevangen en overwint zonder d'r nagels in te scheure... In de krante, die we in 't hospitaal lazen, stond, dat de Moffe bij duizende overliepen en jullie hier niks anders te doen hadden dan ze op te vangen en onder te brengen.’
‘Die zwendel kenne we,’ gromde Pad. ‘Overlope dat doen alleen de moffeluize en dan nog voelen ze d'r eige doodongelukkig op de buik van een Engelsman en kruipen in z'n navel om te sterve.’
‘Nou... zie je wel!’ proestte Gains. ‘Jullie met je verdomde lauwheid. Zelfs de huisdiere kwijne weg op vreemde bodem en sterve in ballingschap an een gebroke hart.’
‘Heb ie 't gehoord, jullie van de Internationale?’ voerde Ken, zich wendend tot Billings, Thomson en Vannykerk. ‘Zelfs de luize treure nog om d'r verlore vaderland en hangen de lier an de wilgen.’
‘Ja, ontzettend!’ huiverde Thomson. ‘Wat een troost bij zooveel wee dat jij nog niet an de wil gen hangt!’
‘Hij kan nog niet gemist worde, oproerkraaiers!’ lachte Pad en wees naar Rens. ‘Aan de lantaren met de aristocrate!’
‘En ik dan?’ verzocht Billings. ‘Ik kan het toch niet helpe dat m'n vader maar straatmaker is en hoop dat er goedgunstig beschikt wordt..’
‘Ook an de lantaren,’ veroorloofde Pad. ‘Maar Rens een voet hoger, dat's z'n geboorterecht.
| |
| |
De zoon van de straatmaker moet z'n plaats wete.’
‘Is er nog ruimte over?’ polste Thomson.
‘Niks!’ weigerde Pad. ‘We make er geen kerstboom van... De strop blijft voor de twijfelaartjes... Jij kan je met de valbijl behelpe... Bijlopers als Billings en Vannykerk verlieze d'r houding op het blok en niks misselijker dan een rebel die er slordig bij ligt. Zou je nog is wat van beleve, jonges, als dat stel op het schavot kwam. Wedde dat ze plankekoors krege en in d'r verbouwereerdheid aan de beul om excuus zoue vrage voor 't overwerk dat ze 'm veroorzaakte!’
‘We dwale af!’ waarschuwde Nobby, z'n bajonet in een busje met ananas wringend. ‘De revolutie komt achter de oorlog en daar zitte we voorlopig nog midde in. Kans op de bijl hebbe we denkelijk niet... Die opperste beloning voor beweze dienste blijft an de Moffe na d'r verlore Krieg.’
‘Ga je er zo zeker van dat de Duitsers de oorlog verlieze?’ twijfelde Stone, de muziek afzettend.
‘Engeland verliest alle slagen, behalve de laatste!’ besliste Pad. ‘Daar hoeve we geen woorde meer over vuil te make... En die mofferevolutie mot ik een poep, een daverende rutemetut van late. Fritz brult driemaal: Schnaps!.. Hoch! haalt z'n geweer en holt de straat op om... onderofficier te worde.’
| |
| |
‘Weet je waar de omwenteling begint, god weet al begonnen is?’ vroeg Rens.
‘In Ierland!’ haastte Stone om Paddy te vleien.
‘Rusland!’ verzekerde Thomson, strekte zich uit op z'n bed en staarde peinzend naar de verijlende rookslierten van z'n sigaret.
‘Knoetjebroeproebla!’ brabbelde Gains. ‘Dat's Russisch en betekent: Ik lig op me buikie voor Vadertje Tsaar... Krankjorem om te denke dat die navelslijpers een revolutie aandurven.’
‘'t Zou verraad weze!’ vond Barker, geërgerd de graten van z'n rantsoentje uitspuwend. ‘Stel je voor goddome, zo'n gemeenheid! Revolutie... dat kan immers niet, want ze motte het oostfront verzorge. We zijn met elkaar de oorlog begonne..’
‘We?.. We?..’ herhaalde Ken. ‘'k Herinner me niets, absoluut niets van m'n oorlogsverklaring!’
‘Komt door het trommelvuur!’ plaatste Billings.
‘'k Ontken ten overstaan van de hele legermacht dat 'k ooit een kwaad woord gewisseld heb met welk staatshoofd dan ook. 'k Correspondeer trouwens heel weinig en dan nog uitsluitend over het verstellen van m'n ondergoed en dergelijke redelijke zaken.’
‘Jim! Jezus, daar heb ie Jim!!!’
‘Hier zijn we weer!’ groette Jim in de deuropening van het salon, zette z'n geweer aan de wand en commandeerde lachend: ‘Rust!’ tegen de verrast-opkrabbelende wapenbroeders.
| |
| |
‘Hallo, Paddy! Goeie ouwe vader van me!!’
‘Jim!.. Jimmy!!’ juichte Ken en snelde toe met beide handen op z'n borst. ‘De verlore zoon! Grote God, m'n arme hart!! Wat een feest. Jammer dat we geen kalf hebbe... We zalle Barker voor je slachte, dat's een varke zo van de tepel.. Muziek!! Geef hier je zwikkie en schuif bij... Wat ben je groot geworde en zo knap! Lieve jezus... je haar is geknipt en je smoel geschore! Laat me is effe an je snuffele... Ja verdomd, je geurt naar de roem, naar de prikvlaggetjes op de stafkaart!’
‘Dag Jim!’ verwelkomde Pad ernstig. ‘Wat is er met jou aan de hand? Weggetrapt?’
‘Ja, hiermee... Zo!’ antwoordde Jim, klopte op z'n rechterbeen en sloeg met z'n hak tegen z'n achterwerk: ‘Ingedrukt... Barst!!’
‘Weer terug op eige verzoek?.. Weet je wat dat zegge wil?’
‘Ja, Pad!’
‘Daar mot je nou hartstikke stapel geschift voor weze!’ oordeelde Sterling. ‘Wie komt er nou uit eige beweging terug? Je mot je is na late kijke... Je weet niet wat wij doorgemaakt hebbe...’
‘En waar we nog voor staan!’ vulde Gains aan. ‘Hoe is 't godsmogelijk dat je zoiets verzoeken kon’.
‘Dag Rens!’ zei Jim, ignorerend en drukte Vannykerk de hand, schoof een zeet bij tussen hem en Paddy. ‘Raak geweest, heb ik gehoord.. Menschen, wat zijn jullie afgetakeld! Sandberg
| |
| |
leeft nog, hè? West en Renan zullen het er ook wel doorhalen.’
‘Je ben goed ingelicht!’ zei Stone. ‘Sandberg is blind, schot in z'n nek en bovendien z'n voet verpletterd... Van de rest in 't hospitaal wete we hier niks af.’
‘'k Had me terugkeer nog effe uitgesteld als 'k jou geweest was,’ riep Ward. ‘'t Kan elk ogenblik weer opslingere zijn en dan ga je mee de prak in...’
‘Daar zal nog wel een paar dage overheen gaan,’ meende Sterling. ‘We zitte pas goed twee dage... Ze wille je bang make hoor, Jim!’
‘'t Wil er nog niet bij me in dat je normaal ben,’ verklaarde Nobby.
‘Als tenminste waar is, dat je uit eige beweging weer bij de troep komt... Leefde me daar in de vergulde zaligheid...’
‘Daar mot je voor in de wieg gelegd zijn,’ meesmuilde Jim.
‘Woue je vleugeltjes niet doorkomme?’
‘'t Zat niet in me vlerke, maar in me ruggegraat... Daarginder is het nog minder dan hier..’
‘Nog minder?’ protesteerde Gains. ‘Man, je spreekt wartaal... Godzamme, wat een onzin!’
‘Ik moest gevangene wegbrenge...’
‘En heb ie dàt geweigerd..?’ twijfelde Stone. ‘Ben je daarvoor teruggekomme?.! Je ben niet goed snik..! Nee, eerlijk niet!’
‘Jim zal z'n rede wel hebbe,’ besliste Pad, ‘en als-t-ie ons vertelle kan, zal ie 't wel doen...
| |
| |
Ik verteer van ongeduld om er meer van te hore..’
‘En gezwind!’ ordonneerde Ken, neervallend op een matras. ‘Ik lig an je voete en 'k hang an je lip... Maar geen leugens, want daar loop ik de hele dag zelf mee te ballancere om me verstand te foppe, weet je.’
‘Je staat me wel toe hè?’ vroeg Barker en schoof bij. ‘Ik ben het varke dat aan de spits moet om jouw wederkomst te viere.’
‘'k Neem wel een bussie perziken!’ wenkte Jim.
‘Ja, ik heb weer verzocht om bij m'n regiment geplaatst te worde, omdat 'k een van onze mense, die levenslang had wegens het deserteren uit de vuurlijn, naar de gevangenis moest brenge...’
‘En heb ie dat geweigerd, Jim?’ riep Rens bewonderend.
‘Nee... jammer genoeg niet!.. Maar 'k heb het weer goed gemaakt.’
‘Hoezo?’
‘Wel, 'k ben nou toch hier!’
‘Wat zou dat nog?’
‘Verrek, begrijpe jullie dàt dan geeneens!’
‘Je bent van huisuit Rooms als 'k goed begrepe heb?’ vroeg Thomson.
‘Ja, waarom? Wat zou dat?’
‘Nee, niks... Zomaar.’
‘Wie je geschiedenis niet ken, kan zich niet indenke, dat jij je baantje vrijwillig opgaf,’ sprak Rens, ‘en die je geschiedenis wel ken, is blijkbaar nog niet tevrede met de werkelijke motieven.
| |
| |
Ik veronderstel dat 'k je begrepe heb en blijf je dankbaar voor de les. Misschien word je waardig bevonden en ingedeeld op de matras der herstellende zondaars... Taylor zal verdere inlichtingen verschaffen.’
‘Met genoegen!’ antwoordde Ken. ‘Maar Jim wordt ingedeeld bij de zuilheiligen. Alfred Billings, die zich op tractementsdag korporaal laat noemen en mijnheer Vannykerk, goed voor elk bedrag op alle banken, hebben elkander gevonden en ontdekt dat ze broeders zijn van Thomson, die de vrede presenteert op de punt van z'n bajonet!’
‘Nog niet eens zo onverdienstelijk bij zoveel gebrek aan hersens,’ kaatste Thomson. ‘De verplettering van de Moffen is een wereldoorlog waard. De revolutionnair van vandaag moet kunnen denken in werelddelen en mag geen genoegen meer nemen met het halfbakken tegenhouden van de barbaren. Hij tracht ze te verdelgen, staag en onverbiddelijk. Iedere oorlog die tot vernietiging van het Deutschtum kan leiden, is revolutionnair van strekking. Deze oorlog kan ons het socialisme brengen. Kwestie van hardheid, moed en inzicht... Ik heb vertrouwen in..’
‘Splintermolens en handgranaten,’ onderbrak Ken. ‘Wel is gehoord van de Internationale, Jim?’
‘De socialiste? Nou en of! M'n opoe lag me de stamper al in m'n nek als 'k ze maar noemde...’
‘Vreselijk dom van je oma!’ lachte Pad. ‘Want dat's nou juist de manier om er de belangstel- | |
| |
ling voor op te wekken. Pas op voor Thomson met z'n revolutie...’
‘De revolutie... die is er al!!’ ontplofte Jim. ‘Jezus, wete jullie daar dan nog niks van? In Rusland staat de hele boel overend. De arbeiders hebbe de fabrieken bezet...’
‘Is 't verdomd?!’ schreeuwde Billings met schitterende ogen, vloog op en greep Jim bij z'n tuniek. ‘Zeg de waarheid!!’
‘In Rusland is de revolutie uitgebroke!’ herhaalde Jim. ‘De soldaten lope weg van het front..’
‘Weg van het front?! Dat's gelogen!’ protesteerde Thomson. ‘Dat zou gekkewerk zijn... Gekkewerk! Eerst de Moffen er onder.’
‘Natuurlijk weg van het front!!’ riep Billings, bevend van opwinding. ‘Weg! Weg! Godver... O! De Russe tippele!! En wij jonges? Wij?!’
‘Kristus nog toe!’ vloekte Stevens, de deur opentrappend. ‘Zitte jullie hier, lijmpale... D'r uit! Als de verdommenis!... Volle bepakking... Holle!... Holle.’
|
|