Kluivenduikers doedeldans
(1937)–Willem van Iependaal– Auteursrecht onbekend
[pagina 5]
| |
Schuur je bast niet aan de ruif
Om droog voer, maar duik de kluif!
Kies de maalstroom,.. Ook een biet
Of je boven komt of niet...
| |
[pagina 7]
| |
Hoofdstuk I‘Goeie middag!’ zei hij, doornat binnentredend, tot den eenzame, die, bij de kachel in een hoek van de bungalowGa naar voetnoot1), op z'n pijp zat te kluiven en net deed of de wereld ophield naast de kolenbak. ‘Goeie middag! Is er hier misschien nog ergens een gaatje voor me vrij? 'k Neem al genoege met een latje op z'n kant.’ ‘Daar!’ geeuwde de andere en wees met het roer van z'n pijp naar het houten tussenschot bij de ingang. ‘Onder het wapenrek is nog ruimte voor de bijschuivers. Lang in de dalles gezete, maat?’ ‘Ik ben negentien!’ was het weerwoord. ‘Niet slecht! Zo veel te zegge in zo'n beetje Engels, dat's geen sopkost, jongeheer!’ vond de eenzame en lichtte z'n lang, verweerd gelaat, dat vol groeven zat en wel gebarsten leek. ‘Zeker al in de hondsdage van huis gegaan, hè?’ ‘Alle wege ter verlossing lope dood in de lommerd!’ gaf de bijschuiver terug, schudde huiverend het water uit de mouwen van z'n gehavend colbertje, wrong z'n pet uit en trok z'n broekriem strakker aan. De andere observeerde | |
[pagina 8]
| |
gretiger: ‘Nog een gaatje verder als 't kan... Dat's zo goed als twee geklutste eiere.’ ‘Merci! 't Was kostelijk, maar er kan heus niets meer bij. 'k Heb rijk m'n bekomst.’ ‘O, bliksems, ben jij er zó een!’ grinnikte de man achter de kachel en ging schrijlings op de bank zitten. ‘Dan wil 'k anneme, dat 'k met jou geboft heb, want jij lijkt me nou net de snuiter die 'k hier zo bloedig heb motte misse. Wat ben je voor een landsman?’ ‘Holland!’ ‘Schiedam?!’ ‘Ja, zo ongeveer,’ knikte de Hollander, trok z'n jasje uit en kwam er mee bij de kachel staan. ‘Ik ben een Ier!’ verklaarde de andere. ‘Tipperary?’ ‘Dik voor mekaar met jou!’ lachte de Ier opspringend. ‘Je hand, kerel! Jij bevalt me en wordt mijn slapie. Voor jou heb ik een ander bedje, een besproke plaats waar je over beschikke mag. Wat dondert het ook waar we vandaan komme, hè? 't Is al mooi genoeg dat we wete waar we heen gaan en an toe zijn’. Hij sleepte het geraamte van een schietpop aan, zette het schoor tegen de tafelrand bij de kachel. ‘Hang je spulle hier maar over... 'k Snor nog wel een verschoning bij-elkaar. Hoe wil je genoemd zijn? Mijn naam is Paddy!’ ‘Ludovicus!’ ‘Wablief?!’ schrok de Ier. ‘Zo'n naam, dat's | |
[pagina 9]
| |
me te ver om! Jij heet Jim; late we 't daar maar op houe.’ ‘Jim,’ zei de andere en maakte een buiging. ‘Er zit zand in je scharniere... Zeker vaak buite geslape?!’ concludeerde Pad en begon een sigaret te draaien. ‘De ware vrindschap, Jim, begint, net als de oorlog, met beleefdheid en tegenbeleefdheid. Goeie vorm is de vaste aanloop voor alle doodslag.’ Hij bevochtigde het papier met de punt van z'n tong. ‘Hier... steek op! Tabak, vloeitjes en lucifer,.. alles present van de Dames van Barmhartigheid, die bemoederend bijdrage voor de roltrap naar Golgotha. Begrepe?’ ‘Verstaan,’ knikte Jim, en keek begerig naar het brood op de muurplanken. ‘Ik zal wat toast voor je make,’ beloofde Pad, liep om de lange, kaalgeschrobde tafels naar een hoekkast, sneed brood en stak een schijf aan een bajonet. ‘Neem is effe van me over, dan kan ik in m'n kist duike naar broek en hemd. Je zal er wel in verzuipe, maar ik kan niet helpe dat je moeder zo'n krat gebaard heeft... Een broek...! De kont heb 'k in de petoet verslete... Hier... nog een hemd uit Egypte en sokke met nooduitgang. Trek an dan zal 'k intusse je kuchie blakere.’ Jim ging naakt voor de kachel staan, droogde z'n huid en keek snuivend toe. ‘Niet al te bruin!’ ‘Kan je wel an me overlate!’ wenkte Pad. | |
[pagina 10]
| |
‘Want 'k ben jarelang keukemeid geweest op een touwbaan. Kristenziele, zeg, wat ben jij mager!! Mot je met die stuiver botte naar 't front?! Dat's een belediging voor de vijand!’ ‘Nou ja,’ bromde Jim, in de broek stappend, ‘er zijn dogge en hazewindhonde, wat?’ ‘Geen borst, geen bille... 't Lijkt wel of ie gemangeld ben!’ wees Pad, het geroosterde brood over de tafel schuivend. ‘Vreet op en meteen effe je krib inspectere. Kijk, jij slaapt hier met het zonnetje uit de eerste hand. Rechts het waslokaal en links de kolenschuur. Als ie op je kist gaat staan heb ie nog uitzicht op de kakhuisies van de derde compagnie. Veel is het niet, maar straks, onder vuur, staat de eeuwigheid voor je ope.’ Hij kroop, met beide vuisten fors de strozak bewerkend, over het bed. ‘Tijk en kopkusse alles gevuld met bijgevijld stoppeldons...’ ‘Jofel!’ prees Jim en ging proberend op de rand van de krib zitten. ‘Luize hoef ie niet te levere,’ vervolgde Pad, ‘die behore tot je rusting en worde uit de voorraad verstrekt. Aanvankelijk hadde we hier te doen met een enkel onschuldig besie, een paar simpele verkennertjes, afgedwaald van de hoofdmacht. Daarna de overrompeling, de invasie van het ganse luizenheir met ban en achterban. Tegenweer heeft geen zin! De landstormers lichte je pet als ie vergeet om te bidde en struikele over je wenkbrauwe in de soep.’ | |
[pagina 11]
| |
‘Is 't zó erg!?’ betwijfelde Jim. ‘Ja, 't zijn niet de grote dinge in het leve die je zo peste, maar de kleintjes! Och, je went er an, hè? In 't begin kon 'k niet stilstaan van 't getreiter an me bast en nou - verdomd! - ga 'k me al eenzaam voele in een verse verschoning. 'k Hoef jou denkelijk niks te vertelle van ongedierte, wel?’ ‘Nee, 'k ben er in uitgestudeerd!’ ‘Weet je,’ grinnikte Pad en diepte een horloge op uit de voorkant van z'n soldatenbroek, ‘'k heb een luis angetroffe op de wijzerplaat en 'm Gregorius genoemd om z'n belangstelling voor een behoorlijke tijdverdeling...’ ‘Hoe staat het met me bikke?’ onderbrak Jim. ‘Ja, verrek, dat's ook wat!’ wipte Pad op. ‘'k Zal je subiet bediene... Daar op m'n plank vind je boter.’ ‘Waar kan 'k intusse stro hale, Pad?’ ‘Stro hale?! Dat's nergens voor nodig! Het bed van je voorganger is amper beslape. We gaan 'm morge begrave... Een welkom verzetje waar de hele compagnie al naar verlangt. Er wordt gepoetst en geflikt, geruild en uitgeleend of 't een parade voor de Prince of Wales betreft...’ ‘Wat heeft ie dan gescheeld?’ vroeg Jim benepen. ‘Wat je voorganger mankeerde?’ riep Pad en legde toast en bajonet weer uit handen. | |
[pagina 12]
| |
‘Nee maar, dat's nou ook een vraag! Hem mankeerde niks. Aan ons, aan ons allegaar mankeert wat en hij most er an kapot. Ik, jij, de hele bende, te lui om te walge en te laf om te huile, is ziek, zo hartstikke verknoeid en aangevrete als de knotwilge boven de gezwolle stinkslootjes in je vaderland. Uglo stierf zo grondig als een vent van zijn slag maar sterve kan. Hij heeft zich voor z'n kop geschote. Gisternacht, in 't waslokaal... De hele boel zat vol met de grauwe klodders van z'n uitgeblaze hersens. Een soldaat met hersens, vat je...’ ‘Gadverdarrie!’ gruwde Jim. ‘Begin jij nou ook al?!’ riep Pad, kwasie wanhopig. ‘Dat kan mooi worde en belooft weer een verzetje! Als zo'n bijkomstigheid je al misselijk maakt en van streek brengt, had jij je niet magge verhure voor voetknecht in de Garde van Satan. Dat's oplichting, waar of niet?’ ‘Ja, oorlog is geen bakerdiensie.’ ‘Om de verdommenis niet!’ vloekte Pad, liet de toast in het vuur vallen en prikte een derde schijf brood aan. ‘Dat zal je straks an de weet kome bij 't oefene op de bajonet: Steek naar de strot, naar de buik of de niere... Dit laatste ingeval de vijand vlucht... Een strategische mogelijkheid waar we al maande en maande op wachte’. ‘Ik kom de doorslag geve, Paddy!’ ‘O, maar natuurlijk! Daar twijfele we hier geen ogenblik an. Jij weerstaat alle splinter- | |
[pagina 13]
| |
molensGa naar voetnoot1) en 'k schat je zuinig gezegd, op drie brigades...’ ‘Dat's nog maar matig gewaardeerd!’ ‘Nou ja, 'k heb het an de lage kant gehoue, hé? Je bent nog zo bloedjong,’ vergoelijkte Pad, de toast beboterend. ‘Vreet.., maar brand je bek niet, want je kan 'm nog niet misse om de Moffe te verslaan.’ Hij tilde een geweer uit het wapenrek, maakte ruimte bij de kachel. ‘We zulle maar niet langer daze en je eens wat late zien, jongeheer. Opgelet! Je neemt de spuit onder je rechtervlerk en de kolf in je lende. Uitvalle met de linkervoet en meteen steke. Zó: In!... Uit!... Paraat!... In!... Uit!... Paraat!! Vooral niet rukke bij het terughale, dat zou ie je hachie koste. Van onderop de bajonet er in en dan maar net doen of ie boter staat te keure.’ Hij spuwde in z'n knuisten, verstroefde de greep van het geweer en begon opnieuw: ‘In!... Uit!... Paraat!... In!... Uit!... Paraat!... Blijft er een Mof an je vork kleve, dan zó met je poot 'm er aftrappe.’ ‘Dat's godsgruwelijk gemeen!’ protesteerde Jim. ‘Wat zalle we nou gaan beleve?!’ speelde Pad. ‘Ben jij niet een beetje van een rare? Je hebt je pote toch niet alleen gekrege om er mee naar je graf te huppele! Jij begrijpt van de hele schepping nog geen puist! Wat heb ie voor een | |
[pagina 14]
| |
opvoeding genote in je verzonke Veenlandje?’ ‘Ik was op 't havelosie...’ ‘Donders!’ grijnsde Pad. ‘College gelope in blauwe gort, huidzalf en dierenbescherming, hè? Dergelijke instellinge kenne we hier ook. Wat ben je van je geloof?’ ‘Ik heb m'n geloof verlore, Paddy.’ ‘Uitgeslote!’ besliste deze. ‘Je kan je geloof niet verlieze. 't Kan, nou ja, scheef in je wegzakke en op je maag gaan werke, maar kwijtrake: onmogelijk!’ Hij rakelde het vuur op, stak weer een stuk brood in de gloed. ‘Zonder godsdienst, dat neme ze hier trouwens niet en betekent: kolentremmen op Zon- en feestdage. Wees wijzer! Je maakt nou deel uit van het vroomste leger ter wereld en zal je er naar motte gedrage. Zes dage zult ge bajonet-vechte en de zevende ruste. Althans hier in het kamp... Straks, voor de vijand, wordt het anders... Nood breekt wette.,. Zelfs die van Onze Lieve Heer... Goddamn!!’ ‘Niet vloeke, maat!’ waarschuwde Jim, wijzend naar een geschilderd bordje boven de ingang van de barak: HET IJDEL GEBRUIKEN VAN GODS NAAM IS DEN SOLDAAT ONWAARDIG. ‘En daar is het antwoord,’ zei Pad, greep den verbluften Jim onder de armen en duwde | |
[pagina 15]
| |
'm met z'n neus op de regels, gekrast in het middenplint van het wapenrek. ‘Lees!!’
Ga naar voetnoot1)Our Lord is awful busy,
Blessed rifles, shells and guns.
With one hand He bless' the British,
With the other one the... Huns!!
‘Nou, Jim, je weet hoe je er voor staat en mot maar rekene, dat de kogel, die je de pijp uit helpt al in de maak is. Wat dee' je voor werk in de burgermaatschappij?’ ‘Zo van alles en nog niks... 't Laatste heb ik hier in Engeland getuinderd in de snijbloeme,’ mompelde Jim, happend in z'n vijfde boterham. ‘'t Was op de duur niet om te harde als vent tusse al die vrouwe, die je ginge hate om je gave botte en de adem in je neusgate. Elke dag het zelfde liedje: hoon en verwijt omdat 'k niet mee optrok tege de Moffe. Nergens een greintje warmte en kameraadschap. Slijmbal! was de morgengroet! In me kosthuis, op de tuin, altijd en overal weer de vrouwen, die je wegpestte met d'r minachting...’ ‘Ja,’ knikte Pad diepzinnig en tipte met z'n beboterde vinger aan de hete bajonet. ‘Slijmbal... dat's zo ongeveer wat Eva denkt van | |
[pagina 16]
| |
Adam, de dulle buffel, die zich laat drijve en krijgt wat 'm toekomt. Slijmbal... dat's niet slecht!... Die mot 'k onthoue... Affijn, je hebt je klauw gezet en zal de fuif mee motte make daar helpt geen: Gadverdarrie! meer an! 't Wordt een danig ballet, dat bezweer ik je. Bene van de vloer en maar danse... danse tot de darme op je schoene hange... Ach nee, jij hebt geen maarschalksstaf in je ransel en had je alleen als grafkransenbinder met de oorlog motte bemoeie, maar je wou geen slijmbal weze, wat? En nou mag ie je, als 't zo wijd is, aan m'n koppelriem vasthoue... 'k Heb in alle dele van de wereld gemodderd en gevochte en zal probere of 'k nog een respectabele Tommy AtkinsGa naar voetnoot1) van je make kan.’ Jim salueerde dankend. ‘Nee, nou mot je niet kinderachtig gaan doen!’ vermaande Pad. ‘Dank is het paardemiddel tege alle barmhartigheid. Vooral geen plichtplegingen. 'k Ben al blij als 'k wat doen kan voor jonge mense die vooruit wille... Plaats voor de jeugd! Wat jou?’ ‘Veel blijke van waardering ontvange van de zeerverplichte ouders?’ polste Jim, z'n zesde en dikste brok geroosterd brood in de gesmolten margarine dippend. ‘Ga nog al!’ gniffelde Pad. ‘Je mot begrijpe, dat 'k in mijn omstandigheid alleen maar wat | |
[pagina 17]
| |
doen kan voor de welgeschape jonges. Kwestie van tijd. Eva wil en zal gelijkwaardig worde an de slijmbal Adam. We zijn nog net op het nippertje gebore, Jim!’ ‘Waarom?!’ ‘“Daarom!” deed Paddy kinderlijk koppig. ‘Het is de heilige plicht van elk waarachtig mens om de toekomst ferm onder de ogen te zien, zegt Thomson - een specialist waar je straks kennis mee zal make - Na ons zal de vruchtbaarheid stukloon, de zwangerschap schokgranaat en de miskraam blindganger hiete. Jezus, wat kan jij vrete! Maar daar nou niet van, want 'k heb beloofd om een Tommy Atkins van, je te make en als 'k me weer bemoei met je lintworm, mag ie op me vure. Schuif is om, dan zal 'k ie eerst het een en ander vertelle over je wapenbroeders, want de ware krijgskunst vangt aan bij de kennis van het eige materiaal. Je weet dat ons regiment behoort tot het contigent uit Zuid-Afrika en hier in het kamp wordt afgericht tot de grote robber. Met deze keurbende is de keizer nie so baai in z'n sas nie en de clownprins ook al nie...’ ‘Godzamme, Paddy! Jij smoest Hollands!!’ ‘Ja.... Ja,’ lachte hij. ‘Ik praat die die Boertaal en jij praat die Hoogtaal. Heb ik nog overgehoue uit m'n Transvaaltijd, uit de oorlog met Oom Pijpedop. Was maar zo'n beetje buregerucht, weet je. Wat we nou gaan beleve dat's Krieg!’ Hij wipte van de | |
[pagina 18]
| |
tafel, maakte de paradepas, kwam, over de banken stappend, weer op Jim af. ‘De bene motte het doen, maat! Een goed stel latte onder je lijf, longe van vetleer en een rug als een fuinslang... Dat's de uitspringer.’ ‘Als er tenminste nog een kans op uitspringe is, Paddy!’ ‘Denk om de klodders in het waslokaal!’ waarschuwde hij. ‘Niet te veel van je hersens verge, jongeheer. Eén Uglo per compagnie is al weer welletjes. We motte nog wat overhoue voor de polonaise. Bijna was je de kans ontgaan om de grootste en laatste aller oorloge te helpe winne, want je borst kan maar nauwlijks adem genoeg bevatte om de opmarsch naar Berlijn bij te houden. Afgekeurd te worde in dit heldentijdperk wil zegge: voortbestaan en nakroost verwekke dat eveneens ongeschikt zal blijken om de grootste en laatste aller oorloge te helpe winne. Een paar streep meer of minder borstkas beslisse over je historische betekenis.’ ‘Er zal toch niet eeuwig oorlog zijn!’ ‘Gosternokkie, nee!’ gruwde Pad. ‘Hoe kom ie daar bij? M'n tante in Dublin sukkelde jarelang an pijn in d'r haarnetje... Toen kocht ze een hoed en stierf an spatâre...’ Wat heeft dat er nou mee te make?’ bromde Jim korzelig en ging met z'n handen onder z'n hoofd op de bank liggen. ‘Niks natuurlijk!’ beaamde Pad. ‘Louter een oefening in respectloos piekere. We spreke | |
[pagina 19]
| |
af dat de wijsheid niet steekt in de nar maar in z'n bellen.’ ‘Je kletstuit je nek,’ geeuwde Jim. ‘Ik hoop..’ ‘Jij hoopt dus nog?’ onderbrak Pad teleurgesteld. ‘Dat valt me tege... Gut, wat ben jij nog een klein mannetje... Geen wonder dat je verzuipt in m'n ondergoed! Hoop... dat's de springplank der wanhoop... God de Vader heeft te veel kostgangers en kan niks meer voorschotele dan een rondje blauwe bone.... Doet er je maal mee!’ ‘Ook al goed!’ deed Jim onverschillig. ‘Twaalf maande cel hebbe me waardering bijgebracht voor een kopschot in volle zon. Verstaan?’ ‘En of!’ grijnsde Pad. ‘Toch zou 'k je wille advisere om er hier niet zo flapuit mee te weze. Steek naar de strot, naar de buik, en de niere... All right! Dat behoort tot de gepatenteerde krijgsmanseer en geeft je recht op ieders bewondering... Maar cel, echte uitgeziete griebus, nee daar mot je niet mee op het appèl komme, maat... Dat kan je je generaals-strepe koste... Foei!.. Foei! Nog geen twintig jaar oud en dan al eelt op je kont!!’ 'k Wou geen nakommertje weze...’ ‘'k Neem an dat je een verdommese doordrijver ben.’ verklaarde Pad, in het vuur spuwend, ‘toch, en in alle ernst wil 'k je waarschuwe. Laat aan de jonges hier niks uit over je verlede. Ze zijn zoo met elkaar wel een tof stelletje, | |
[pagina 20]
| |
maar jij praat over misdrijf met een vanzelfsprekendheid dle eerzame bommewerpers huiverig maakt. Wat heeft het voor zin om je voor ons kluivenduikers, tebinnenstebuite te kere? Doe wat ik je zeg... Laat ze gissen, laat ze hengele hier en speel jij voor de vernarde grootheid. Dat luste ze! Modder, luize en buikschot.... Nou ja, maar dat van jou, van je dalles en onfortuin: nooit!! Zwijg en tracht je op te werke tot de hoogte van hun fatsoen: In!... Uit!... Paraat!!’ ‘En hun fatsoen is jou fatsoen, Paddy?’ ‘Van ons allebei!’ besliste hij. ‘We zijn als zwalkende rafeltrappers opgerukt achter de ronseltrom en als toonbare helde ingelijfd bij His Majesty's Army en daarmee: Basta!!’ Hij sprong in de houding: ‘X Zeven en zeventig, Twede Compagnie van het Vierde Regiment Zuid-Afrika Infanterie, Vrijwilliger in actieve dienst en bereid om er an dood te gaan bij gebrek an beter.’ ‘We zijn toch nog niet in actieve dienst,’ meende Jim, ‘en 't kan nog wel maande aanlope voor we opbreken. Misschien btijve we hier klitte tot de rotsooi gedaan is...’ ‘Kostelijk!’ schaterde Pad en zat op de rand van de tafel te schudden van de pret. ‘Afgelazerd goed, maat! Als ie me nog een paar keer zó laat lache, doe'k afstand van het massagraf en zal ernstig probere om door de mest heen te komme. Schande dat ik jou geen slokkie offerere kan. Niks als limonade... Make we hier | |
[pagina 21]
| |
zelf, weet je.’ Hij opende de hoekkast, nam er twee kommen uit, wreef ze schoon met de binnenkant van z'n balmoralGa naar voetnoot1) en zette ze op tafel. Daarna sleepte ie een kist voor het wapenrek en tilde een tienpondspot van de hoge overkapping: ‘Framboze... ter bevordering van de heldhaftigheid! Wordt hier gratis verstrekt.’ Met een spaan smeerde hij een lik jam in de kommen: ‘Veel of weinig water?’ ‘Heb ie geen zoute haring?’ polste Jim. ‘Nee, wel piccalilly. Spulletje waar je hart van afbrand... Pak an! Een verse pot, maar een betrekkelijk zachte dood. De jonges hier zijn er niet bik op.. De jampot, ja, die vrete ze zo van 't spaantje leeg. His Majesty's Army komt geconfijt in de vuurlijn!’ Jim sneed het twede kuchje aan, dat Pad 'm toegooide, pruimde pickles en zat, nippend aan de limonade, te bladeren in een zangbundeltje, dat op tafel lag: ‘Van jou, Pad?’ ‘Ja, gekrege van de Dames van Barmhartigheid.’ ‘De Britse Leeuw brult!’ las Jim. ‘Wat een idee van zo'n beest, hè?’ grinnikte Pad. ‘Er zijn trouwens meer tekene van opleving; Stale helme, kurke helme, verschoninge voor de trope en een uitrusting als voor een pooltocht. Als we dat alles mee naar het front moete slepe, zie 'k er van groeie dat de vijand, zodra we in de vuurlijn komme, uit z'n loopgraaf klautert en an z'n pet tikt: Witkiel, here?!’ | |
[pagina 22]
| |
‘Alles maar late bezorge Unter de Linde’, adviseerde Jim. ‘Met de boodschap er bij dat we 't wel komme hale bij de feestelijke intocht.’ ‘Tege die tijd zit de mot er in, Jimmy...’ ‘Niks, we doen de kamferballetjes er bij...’ ‘Godzalmijn!’ riep Pad opspringend. ‘Die was weer effe goed. maat! Een godswonder dat wij mekaar zo gevonde hebbe!’ ‘Als er maar niks tusse komt!’ tobde Jim. Pad keek sip: ‘Motte we nou niet over denke en maar afspreke dat we een goeie kans make...’ ‘We motte er doorheen!’ besliste Jim. ‘Same uit, same thuis en wie verzaakt komt in de put en laat z'n beurt voorbijgaan.’ ‘De toekomst is verzekerd!’ juichte Pad. ‘Zweer me Jimmy, dat je niks achterbaks zal doen en niet duikelt zonder m'n voorkennis en uitdrukkelijke permissie. Ons kan niks gebeure, tenzij we per ongeluk geraakt worde, maar dat's een speld in een hooiberg!’ ‘We komme weer naar huis al is 't op twee pote same, Pad! Reken maar op een rolstoel voor je verjaardag.’ ‘En jij twee stelte en een kunstarm!’ beloofde Pad. ‘Jim... Jim, wat zalle we gelukkig weze! De trane lope over me smoel... Jammer dat de oorlog zo ongeriefelijk begint te worde door de vele inspecties en parades voor en door koddige oue heertjes zo krijgshaftig als een begijntje op een besneeuwde slootplank... Ook het sneuvele biedt z'n gemakke...’ | |
[pagina 23]
| |
De deur werd opengetrapt door een buffel van een knul, die met een stel dekens op z'n glundere kop naar binnen bonkerde: ‘Gott strafe England!!’ ‘Hallo!’ groette Pad uitbundig. ‘Hoe was 't in de petoet deze reis, Ken? Nog altijd zo intiem gezellig?’ ‘Gott strafe!’ herhaalde Ken, sprong in de houding, kwakte z'n dekens op een bed en maakte met verbluffende lenigheid een hoogstandje op de rand van een werkemmer. ‘Niks meer gedaan daar, Paddy... Samengezete met een hopeloos stelletje eendarme. Niet vloeke, niet kaarte, niet zuipe... Zijne Majesteit neemt ook maar alles op in z'n armee! Wat motte de Moffe wel van ons gaan denke als ze merke, dat we de lijke ook al in 't vuur brenge?’ Hij liet, keurig doorbuigend met de romp, z'n voeten tegen de tafelrand vallen. ‘Een petoet vol met lakense doodbidders... Aboe, wat een uitvinding!’ ‘Niet an gaan sukkele’, suste Pad. ‘Wel over foetere,’ kopte Ken, liet zich, met z'n benen omhoog, van de emmer glijden en wandelde op z'n handen de barak door. ‘Is dat de bediende van je notaris, Pad?’ ‘Nee, dat's nou Jim, jongeheer Jimmy uit Holland... Weggelope van z'n moe om an de koning van Groot Brittanië en Omstreke een kiltGa naar voetnoot1) te vrage...’ | |
[pagina 24]
| |
‘Wordt an gewerkt!’ sprong Ken op. ‘En laten we hopen, dat het rap an je kont zit, want 'k wil je zó niet langer zien!’ Dreigend kwam ie op Jim af. ‘Kerel ga uit m'n neus! Schaam ie je niet om er zo hoerig bij te zitte?! Je tart de ongereptheid van de Britse fuselier, meheer! Meheer?!... Nee, u bent geen meheer, u ben een lariespook, meheer! Wat let me of 'k spring in de houding en breng het saluut!’ ‘Blijft ie zo?’ vroeg Jim geraakt. ‘Zó?’ beklemtoonde Pad. ‘Hij is nou nog op z'n best... Heeft als kind een daklijst op z'n boterbolus gehad en trekt een beetje met z'n gedachtegang.’ ‘Jij komt dus uit Holland om ons te helpe!’ onderbrak Ken. ‘Dat's grootmoedig, dat's ridderlijk! Verlore liefde of van huisuit gek?’ ‘Nou, wat heb ik ie gezegd, Jim, is ie snik of niet?’ voerde Pad. ‘En zo'n knuppel wordt straks losgelate op de keizer die verkoue is en z'n kamer houdt...’ ‘Wat zeg ie me nou?!’ stamelde Ken. ‘Is de keizer verkoue? Is 't verdompd waar en belazer je me niet, Patrick Nill?!’ ‘Mag ik op staande voet vernaggele!’ bezwoer Pad. ‘Godogod!’ jammerde Ken, z'n handen wringend. ‘Die arme, arme Billhelm heeft an de spits van z'n troepe in de IJzer gestaan en z'n laarze volgeschept... Hoe onvoorzichtig van zo'n grote veldheer...! Een heldenkeizer | |
[pagina 25]
| |
met koue voete... Paddy... Paddy, hoe mot het nou verder met de krijgshaftigheid?... Ik maak me van kant!’ We staan zo machteloos, zo helegaar in de knoedel,’ simpte Pad en nam het zangbundeltje van de tafel. ‘Ik stel voor om het onzeggelijke maar te zinge.’ Hij bladerde in de bundel, scheurde het gekozen lied uit, schoof het over de tafel en zong mee achter de schouder van Ken: ‘Toch, schoon mijn lippen zwegen,
Hebt ge aan m'n smart geloofd.
Ge wist, wat rijke zegen
Ik afbad op uw hoofd...’
‘Een verkoue keizer, weet je wat dat zegge wil, jonges? Dat betekent vrede... vrede!’ gebaarde Ken priesterlijk. ‘Wedde, dat de Moffe wegens 't ongesteld zijn van de Opperste Krijgsheer zullen verzoeke om een wapenstilstand, twee citroene en een scheutje ouwe klare?’ ‘En de voorraad ijzere kruizen dan?’ vroeg Jim. ‘IJzere kruizen, dat's de gangbare pasmunt voor een bankroete kultuur,’ verzekerde Pad. ‘Vast 's effe!’ riep Ken. ‘'k Heb een idee... Uitgemaakt dient te worde of een volk mag worde aangevalle als de keizer verkoue is.’ Hij sprong op de tafel, kuchte gewichtig en dan met een gezicht of ie handgranaten stond te pruimen: ‘Mijnehere. ik open de zitting met een beroep op het gewete. Bij afwezigheid daarvan kan worde volstaan met een eed op de bajo- | |
[pagina 26]
| |
net. De koning van Groot Brittanië heeft mij hoogstvererend opgedrage, om de snotneus van z'n geliefde Broeder in geding te brengen. Het behaagt de keizer aller Veldgrauwe om in deze zo benarde dage verkoue te zijn. We hebben te onderzoeken of het Volkenrecht, mijneheren, het Vol-ken-recht...’ ‘Hier!’ riep Paddy en greep een lange turf uit de kolenbak. ‘De laatste, grondigherziene uitgave...’ ‘Voltreffer!! jubelde Ken, onder tafel rollend van de lol. ‘Morge, als 't hele stel weer compleet is, zette we de zitting voort.’ ‘Morge zal niet gaan,’ verklaarde Pad. ‘Morge motte we uit begrave... Uglo heeft zich voor z'n kop geschote... Dat weet je toch!’ ‘Daar weet ik geen puist van!’ beweerde Ken. ‘Dat gebeurt maar allemaal buite mijn om. Alweer zo een die maar uitknijpt als 't 'm gelege komt en 't verdomt om behoorlijk z'n beurt af te wachte. Die zelfmoorderij, daar most de kogel op staan! Als 't zo door gaat, bestaat de compagnie straks alleen nog uit onbestelbare postwissels!’ ‘Wie 't langst leeft, alles!’ merkte Jim op. ‘Jij bent zeker als plaatsvervangend invaller hier in Engeland pas bij de troep gekomme, hè?’ veronderstelde Ken... ‘Mooieboel! Die vreemdelinge draaie overal d'r kont maar in. 't Hart in je donder, knaap, dat je probeert om me te | |
[pagina 27]
| |
passere op de verlieslijst. Geen gedrang op de Jacobsladder. Begrepe?!’ ‘Nou, je hoort het, Jim!’ lachte Pad. ‘Maathoue en afstand beware...’ ‘Ik doe al geeneens meer mee!’ ruziede Ken, ‘Holland bespringt Attila en ik wordt neutraal... Gaan we naar huis of gaan we niet, Patrick?’ ‘We gaan naar de mooie meisies an de Zuierzee,’ stelde Pad voor. ‘En niet anders!’ juichte Ken, gooide z'n kop in z'n nek en ging, wiegend in z'n heupen, zingend door de barak. ‘Zuijerzee!... Zuijerzee! De grootmachte neme het over en wij worde neutraal. Dat we daar nou niet eerder an gedacht hebbe!’ Hij greep een bezem, stak de steel tussen z'n benen en gaf z'n knol de sporen: ‘Hort bonk! Kristenziele. Wat een paradegeit! 'k Zal 'm effe in de derde versnelling rammele... Hort!... Hort... naar de mooie meisies... We worde neutraal... Neutraaaaal!’ ‘Zal je nog van opfrisse!’ remde Pad. ‘Om te beginne staat er een oorlogsmarsch op het program... Het wachte is op stortregen...’ ‘Ajakkes! Je verprutst m'n afterlunchritje,’ pruilde Ken, schoot op Jim toe en lichtte hoog een been: ‘Dàt gemaakt, krijgsman!’ Hij greep in de naad van z'n broek om het balletrokje te verbeelden en danste voor: ‘Tra-la-la-tralala!.,. Tra-la-la-tralala! Een ietsie meer tempo, kapelmeester! Dank u! Dank u! Witte handschoene | |
[pagina 28]
| |
niet verplicht. Alleen gesoigneerd als de ceremoniemeester, maar dat mete de wurmjes je wel an...’ ‘Erg bemoedigend,’ bromde Jim. ‘Niet afleide!’ gebood Ken. ‘Je zou me een poot late breke. Let op hoe 'k me tenen neerzet... Ga 's opzij dan zal 'k de stervende zwaan voor je make... Goed hê? Net Anna Pakdeleuning of hoe heet dat mokkel uit Rusland.’ ‘Pavlova!’ verbeterde Pad. ‘Zeik niet!’ beet Ken, liep naar de schietpop en maakte een diepe buiging: ‘Sta mij toe, madam?! De Boereklos!!’ Hij hield de pop in z'n armen, danste beerachtig log, zwaar stampend met z'n bespijkerde schoenen op de wrakke vloer: ‘Jij ben m'n lieve schat.
O, als ik jou niet had,
Ronselbombom!
Dan hing ik van verdriet
Me aan een andere Griet
Ronselbombom!’
Krakend vloog de weggeslingerde madam over kisten en bedden. ‘Graan, olie, wijve en wagesmeer.,. allegaar waard om voor te vechte! Naar de fotograaf, jongens! Het nageslacht heeft recht om te wete wie en wat we ware voor we onze schonke liete in het belang van kleine naties en grote dieve...’ ‘Een glansfoto, kabinetformaat, van de krijgers, bereid om d'r bijgewerkte verrukking te | |
[pagina 29]
| |
dekke met... handgranate!’ onderbrak Pad. ‘Zo, in 's konings rok zijn we onweerstaanbaar en op weg om Londen te verovere... Alleen van de Bank of England kunnen we nog tegenstand verwachte... Maar ook zij zal valle als wij... en allen die mene dat de molme toonbank van een verlope pruimedantenering voldoende beschutting biedt tegen de kolder van Mars! Een dwingender roffel op His Majesty's bombarieketel zal ook hen engagere voor de knekeldans...’ ‘Pats!... Pats!... Pats!’ Een sergeant liet z'n paradeerstok dansen op de schoren van het wapenrek, viste met een lorgnet naar z'n verzonken drankneusje en snoof verontwaardigd bij 't aanschouwen van de onregelmatigheden in de bungalow: ‘Wat een rotzooi. Wat een zwijnepan! 't Lijkt wel of hier de oorlog wordt uitgevochte!’ Hij wiste z'n gelaat met een kleurige zevenvlaggenzakdoek, vond z'n neus, snoot en bladerde treuzelend in een notitieboeke: ‘Loe-de-wik van We-mel-donk!’ ‘Present!’ meldde Jim, z'n kleren aanschietend. ‘Mij volgen!’ wenkte de sergeant. ‘Er wordt op je gewacht... Eed afleggen en uniform in ontvangst nemen...’ ‘Plaats voor de onsterfelijkheid!!’ schaterde Pad en trapte de deur dicht achter Jim, jongeheer Jimmy uit Holland... |
|