Protestatie
Vanden Schrijver.
GHemerckt dat onsen Alder-heylighsten Vader Urbanus den VIII, den 13 Meert 1625. ende daer nae noch voorder, verboden heeft, dat gheene Boecken, handelende van persoonen, die met gevoelen van heyligheyt gedorven zijn, in't licht souden komen, sonder onder-soeck ende goet-keuringe vanden Bisschop; ende den 5 Iunij 1631 dit verbodt in sulcker voeghen heeft uyt-geleyt, dat dese Boecken niet en souden aenveert vvorden, als eenighe Heyligheyt oft Saligheyt toeschryvende aen de persoonen, vvel nochtans als voorstellende dat op de zeden ende het gevoelen der menschen valt, met protestatie dat gheene autoriteyt vande Roomsche Kercke hier mede vervoeght en vvort, maer het eenigh steunsel is de menschelijcke kennisse vanden Schrijver: soo belijde ick (gelijck ick oock in de Voor-reden beleden hebbe) dat ick alles hier by-brenghe, ende vville dat alles aengenomen vvorde, volghens de stellinge vanden Roomschen Stoel, aen den vvelcken ick my eerbiedelijck onderwerpe.