Onverwerkt verleden
(1991)–Steven Dhondt, Luc Huyse– Auteursrechtelijk beschermdCollaboratie en repressie in België, 1942-1952
[pagina 259]
| |
Deel 4
| |
[pagina 261]
| |
In het bevrijde België is het herstel van het politiek gezag niet probleemloos verlopen. Het kon ook moeilijk anders. Dat de regering-Pierlot bij haar terugkeer uit Londen het land stevig in handen zou krijgen stond absoluut niet vast. Haar positie was wankel. Op het Belgisch leger, de rijkswacht en de politie kon zij voor de handhaving van de openbare orde nauwelijks steunen. Alle drie waren zij erg verzwakt uit de bezettingstijd gekomen. Er was ook een belangrijk probleem van juridische aard. Kon het kabinet-Pierlot wel doorgaan als de wettige bezitter van de regeringsmacht? In feite reikte de twijfel echter veel dieper dan het juridisch vlak. Een regering leeft immers niet van legale macht alleen. Belangrijker nog is gezag of - met andere woorden - door de maatschappelijke omgeving aanvaarde macht. In dit verband kwam een eerste bedreiging van de kant van de geallieerden. Zij waren oorspronkelijk van plan om, zolang de oorlog zou duren, de autoriteit in het bevrijde België toe te vertrouwen aan een door hen ingesteld militair gouvernement.Ga naar voetnoot1 Ook in het land zelf kon de regering-Pierlot op geduchte concurrentie rekenen. Tijdens de bezetting hadden collaborerende Belgen tal van sleutelposities ingenomen, besluiten met een juridische draagkracht uitgevaardigd en politieke instellingen gewijzigd. Dat was niet zomaar in een handomdraai te veranderen. Ook van de zijde van het verzet was rivaliteit te verwachten. Er circuleerden geruchten over de politieke projecten van bepaalde, vooral communistisch-gezinde weerstandsgroepen. Zekerheid was er evenmin over de houding van de politici die in België waren gebleven: zouden zij het gezag van het ‘Londens’ kabinet wel goedschiks erkennen? De plannen van Leopold iii waren, zo mogelijk, nog moeilijker te voorspellen. En hoe zou de bevolking reageren bij de terugkeer van een regering van wie de besluiteloosheid uit de eerste oorlogsmaanden niet vergeten was? Met het aftreden van de oorlogsregering eind september 1944 en de opname in het nieuwe kabinet-Pierlot van enkele niet-Londenaars waren deze problemen verre van opgelost. Voor de volledige restauratie van haar gezag zou de politieke klasse nog enkele jaren nodig hebben. In die operatie kreeg de repressie een grote rol toebedeeld. Zij maakte de liquidatie van de Nieuwe-Ordebewegingen mogelijk en door de opeenvolgende regeringen is zij ook gebruikt om de bevolking in het algemeen en de weerstanders in het | |
[pagina 262]
| |
bijzonder aan zich te binden. Dat alles komt straks in een eerste hoofdstuk ter sprake. De repressie werkte in een nog andere zin door in de reconquista van de politieke ruimte. De uitschakeling van rivalen die niet tot de traditionele machtsgroepen behoorden (de collaborateurs, het verzet...) was slechts één kant van de zaak. Bij de reconstructie van het naoorlogse België hebben de linker- en de rechterzijde ook elkaar bekampt, in een poging om de onderlinge krachtsverhoudingen grondig te wijzigen. Vooral in de burgerlijke, de politieke en de ambtelijke epuratie lagen daartoe enkele mogelijkheden besloten. Dat is het thema dat in het tweede hoofdstuk aan de orde zal zijn. |
|