Journaal van 21 october 1688 tot 2 september 1696. Tweede deel
(1877)–Constantijn Huygens jr.– Auteursrechtvrij
[pagina 591]
| |
Tegen den avondt quamen broer Rijckaertz. en̅ suster van Nieuwerkerck, om mij adieu te seggen, en̅ reed ick met suster tegen den avondt wat wandelen, die mij vertelde hoe Tien, in mijn vrouws en mijne absentie, met de peerden vloogh, en in twee dagen heen en̅ weder, daermede te Amsterdam geweest had, en̅ hij in korte tijdt van 8 a 10 dagen tweemael hondert gl. van Jan Wiljet genomen had; dat, als sij hem reprehendeerde, dat hij de peerden soo fatigueerde, hij haer seyde, dat hij van sulcke dingen niet hooren wilde, en̅ self heel wel wist hoe hij hem daerin gouverneren moste. Hierover had savonts haspelarije met S., die Tien uyt malle liefde altijd wilde voorspreken, en nam qualijck dat suster mij van hem gesproken hadde. Broer Rijckaert had al weder gehoort van vrede. | |
2 Saterd.Hebbende smergens ten 10 ueren gegeten, reed alleen in mijn coets naer Rotterdam ten 11 ueren, en̅ voer van daer in het gehuerde jacht met Wiljet naer Antwerpen, en quam dese nacht tot bij Alblasserdam. Het jacht van̅ R. Penss en de Wildt was kort v. ons, maer geloove sijluyden te lande waeren gegaen. | |
4 Maend.Gingen met den dagh weder tzeyl, en quamen smerg. ten 10 ueren voor 't Slaeck, moetende daer weder strijcken en blijven leggen tot 2 ueren naermiddagh, om water genoegh te krijgen. De windt was van smerg. af goedt en Noorden, met regenachtigh en winderigh weder. Had met mijn matras op de vloer geslapen. Quamen savonts omtrent anderhalf uer van Antwerpen in de Marie, hebbende altoos goede windt en een stijve koude. | |
[pagina 592]
| |
5 Dynsd.Thoonden mijn passepoort hier aen 't fort, gelijck aen dat van Lillo mede gedaen hadden. Quam vroegh te Antwerpen. Wiljet gingh smergens naer de peerden sien, die wel waeren aengekomen. Hoorde, dat de Coning desen avondt eerst te Berchem soude slapen, en dese middach te Brackschaten eten; dat de legerwagens eerst van avondt mede aldaer te Berchem souden wesen. Van Leeuwen quam hier dese mergen, om provisie voor de Con. tegen de middach te koopen. Sprack Orange en̅ Gabriel, de tafeldecker uyt het jacht. Was schoon weder. Ten half sessen nam een huerkoets, en reed op den tour tot half achten. Daer waren 18 à 20 koetsen. Hoogendorp, Drost van Steenbergen, was met een jacht van̅ Oost-Indische Compe te Antwerpen, en̅ leyde nevens het mijne; hij had 5 vrouspersonen bij hem. | |
6 Woensd.Quam S. Hulst als ick noch te bedd lagh. Had te Berchem, een uer van Antwerpen, in een huys, daer̅ Con. logeerde, geslapen, soo hij seyde seer qualijck. Dat de Con. hadde belast, als sijn broer vooruyt sondt naer Gendt, daer de Con. gingh om de reveue te doen van Vaudemont's corps, dat hij bij hem soude blijven. Dat de Con. op die reys gingh om de vijandt te abuseren en schilijck wederom te komen in een dagh ofte twee, en in een uer of anderhalf hier door soude komen, gelijck geschiede, de Con. de Marquis de Bedmar bij hem hebbende. De bagagie-schepen kregen alle te samen ordre om naer Waelhem, een uer van Mechelen, te gaen leggen. Tegen den avond ging een weynigh wandelen door̅ straten bij het jacht, maer voelde een lassitudo spontanea, en̅ quam weder terugh. | |
[pagina 593]
| |
Een bode (Meuleman) gesonden door mij, om te vernemen hoe het stondt bij de brugh bij Waelhem, quam weder en̅ seyde, dat al leger-schepen daeromtrent leyden, en̅ de peerden van̅ legerwagens daeromtrent in̅ weyde liepen. Desen geheelen dagh bleef tscheep in̅ haven leggen en vermaeckte mijn reys-caertboeck, de caerten daer maer los en̅ niet gespeldt in leggende. Was schoon weder. | |
8 Vrijd.Meuleman, de bode, dese mergen nae Walem geweest zijnde, om te vernemen van̅ marche, quam mij seggen ten half 4, dat de wagens van̅ Con. besigh waeren met laden (van) het goedt, dat uyt de schepen te Walem gekomen was, maer dat noch geen ordre gekomen was wanneer souden marcheeren; dat dese naermidd. bij mij soude komen. Het Leger onder den Prince van Vaudemont, daer de Con. nu bij was, lagh bij Gendt; dat 't welck de Prins van Nassau Zarbruck commandeerde, lagh bij Leuven. | |
9 Saterd.De nacht voor desen dach, in̅ vroeghe mergenstondt, maeckten eenige schippers, die in̅ haven daer wij lagen, met haer schepen deur wilden, hadden de schoren, daer mijn jacht tegen ley, los gemaecktGa naar voetnoot1) dewijl onse schippers sliepen, en̅ het water ondertusschen afgeloopen zijnde, raeckte het jacht soo op eene zijde, dat men daerin qualijck gaen of staen konde, en vele dingen omverre vielen. Meuleman en Wiljet te Walem bij Isac geweest zijnde seyden, dat daer noch geen ordre was van te vertrecken; dat Isac mij tegen 's anderen daeghs noode, en Wiljet seggende dat mijn clairet op was, gaf hij Wiljet 6 flessen mede, maer was slechte wijn. Dit talmen van̅ marsch gaf mij eenighe gedachten, of de Con. niet wilde soo ras voort wesen. | |
[pagina 594]
| |
Ick gingh niet op Isax noodinghe. Naermiddagh reed wandelen door en̅ bij de stadt. Het was kermis te Oelem, dicht bij deselve stadt, en̅ een menichte volck was op de straet, die daer door loopt, zijnde schoon weder. Snachts sliep weder in 't jacht. | |
11 Maend.Smiddachs Wiljet hebbende uyt geweest, quam seggen dat hij geweest hadde op 't huys te .....Ga naar voetnoot1); dat daer 't volck van̅ Con. gevonden hadde, en̅ dat de Con. daer desen avondt slapen soude. Is omtrent een groot quartier uers van Mechelen. Dat de Con. mergen van daer soude marcheren nae Waveren, bij het Leger van Nassau Zarbruck. | |
12 Dynsd.Vertrock smergens uyt het jacht en̅ van Mechelen, en̅ Wiljet naer den Haegh, hebbende mij eerst sien vertrecken met den treyn van̅ wagens van 't Hoff, die Kip leyde envraeghdemij en passant, of van haer geselschap wilde zijn. De koetsen van het Hoff noch de Con. reden noch niet, en hadde ick daer nae wel een uer gewacht. Dit was een marsch omtrent 8 ueren langh, en̅ door seer quade wegen, slickerigh en̅ leggende vol witte steenen. Passeerden eyndelijck door het dorp Erp, en̅ aten in grooten haest, niet ver van daer, op een huys, dat de Graef van Bergeyck toequam. Mijn karr savonts bleef achter, een peerd, dat een klophengst was, niet meer voort willende, soo ick hoorde van luyden die de karr voorbij gepasseert waeren, en hadden se omver sien leggen. Hierdoor was seer verlegen, te meer omdat niet wiste hoe het daermede was afgeloopen; sond een reys of twee naer̅ plaets daer se de carr gesien hadden, maer konde geen bescheydt krijgen. Moste in mijn calesch in mijn kleeren, al sittende, slapen, niet wel gesindt zijnde Eer smergens vertrock, kreegh een brief van mijn vrouw. | |
[pagina 595]
| |
13 Woensd.Hebbende dese mergen ten half vieren wederom nae de karr laten vernemen quam die eyndelijck ten 8 ueren. Reden voort en quamen in het Leger, gecampeert leggende omtrent het steedje Waveren; logeerde met de Con. in een Benedictiner Clooster. Ireton gaff ordre aen̅ Commys van Pereira, om mij voor geldt te laten volgen van de fourage, die voor de Coningh gekomen was, 8 bossen hooy en̅ 1 sack haver; maer aen tafel met ons zijnde, gaff soo veel te verstaen, dat daerin niet soude konnen continueren in het toekomende. Savonts was Mevrouw de Gruyter bij mij, zijnde gelog. geweest, soo sij seyde, bij Myl. Athlone in 't Clooster, daer wij nu waeren, en daer nae door hem besteldt in Waveren voorz. in een particulier huys. Seyde te komen om van de Con. recommandatie te hebben aen de Keurvorst in haer mans saeck tegen Mestraten, die sij nu vervolgde nae sijn doodt, daerbenevens willende van̅ Con. versoecken eenich pensioen. Een Monnick in 't clooster (daer hij maer alleen was nevens een ander) seyde, Papa van reputatie wel gekendt te hebben, nevens sijne goede qualiteiten. | |
14 Dond.Sliep de voorgaende nacht beter, die als in̅ koets gepasseert hadde, en̅ herstelde mij wat, zijnde van die nacht in de cales soo gefatigeert, dat moeyte hadde om te gaen op mijn beenen. Bij al dese moeylijckheit quam noch, dat de fouragie niet te krijgen was. Ick resolveerde sanderen daeghs naer het magazijn te Leuven te senden, op Rademaeckers raedt, de Commissaris van de fouragie, die hier in 't Leger was, mij een briefje gevende op die die te Leuven was, van 36 bossen hooy en 12 sisters haver. Was all dese tijdt seer melancholicq, doordien de Coningh niet meer en sagh noch en sprack, en kreegh groote gedachten om Portland eens daerover te spreken. | |
[pagina 596]
| |
15 Vrijd.Sond smergens vroegh naer 't magazijn te Leuven, om hooy en haver; maer mijn volck waeren sav. ten half 9 noch niet wederom. Tegen den avondt was de Provoost Orrock een tijdt lang bij mij. Omtrent 3 ueren quam Mevr. de Gruyter mij seggen, dat de Keurvorst de afdoening van surseantie tegen haer sententie tot last van Mestraten geteeckent hadde. Keppel, den oudste, soo hem tegen quam, gaende om te eten, scheen sijn hooft van mij af te draeyen. | |
16 Sond.Smerg. was Kien bij mij, bedanckte mij van een Acte van Vendrich of Lt aen yemant van sijn maeghschap of vrienden gratis gedepescht. Sprack van̅ faveur van̅ twee favoriten en̅ seyde, dat die van̅ jonghste aenwies en̅ de andere afnam. Gaf hem het Reglement op de vivres voor dese campagne, dat de Pr. van Nassau Zarbruck gemaeckt had voor het Leger, dat hij commandeerde, en̅ dat Orrock (noch niet gepubliceert zijnde) versocht op de Con. naem mochte gesteldt werden. Gaf hem noch een briefje, aen mijn onder simpel couvert gesonden. De Coningh deed een reveue van̅ Infanterye dese morgen, in een seer regenachtigh weder. Myl. Portland dese morgen voorbij gaende, groete mij seer beleeft, en vraegde naer mijn gesontheit. Savonts dede hij mij versoecken eens boven te willen komen, daerop dacht of hij mij mogelijck spreken wilde van iets aengaende mijne charge; maer als boven quam vondt daer een Italiaen bij hem sitten, hebbende een cijffer, dat hij seyde aen̅ Con. gepresenteert te hebben, en̅ van de Keyser daertoe van Weenen gesonden geweest hebben. Wilde het aen Portland en mij uytleggen, maer konde het niet wel begrijpen, en̅ scheen niet veel te beduyden te hebben. Seyde, dat de Franschen hem onderwegen geplundert en alles afgenomen hadden. Myl. Portland sond hem aen onse | |
[pagina 597]
| |
tafel te eten, en̅ laste aen sijn Stalmr hem ergens te doen slapen, sullende hem morgen vroegh wat doen geven. Savonts bracht mij S. Hulst 92 gl. ontfang. Was altoos seer ongerust. | |
17 Sond.Regende den ganschen dagh. Gingh savonts tot Isac, ten deele om hem te seggen, dat ymant gisteren aen tafel mij geseght hadde, dat Sayer van̅ Con. tot chef van onse tafel gesteldt was. Vondt hem gekleedt op sijn bedt leggen, hebbende de gewoonlijcke pijn aen sijn voedt. Bij hem waeren d. Menard en d........Ga naar voetnoot1), sijn neef. Was altoos melancholicq. Smiddachs droncken Sayer en̅ Weck seer sterck aen tafel, en komende tot Isac, konde men het seer wel aen haer sien. Sprack de jonghe Vernatti savonts bij de antichambre. | |
18 Maend.Had smergens een brief van S. Schreef, dat nicht Sevenaer haer oudste soon aen de pockjes verloren had; dat de clercken een nieuwe derde aengenomen hadden, genaemt Nolla, en̅ soon van een onder schout te Leyden; dat Tien in̅ Haegh was, maer noch magen en̅ bleeck. Naermiddach was de Prevoost Orrock een tijdt langh bij mij. Seyde dat, den oorlogh gedaen zijnde, hij in 't sin hadde te Doorn op sijn buyten-plaets te gaen woonen. | |
19 Dynsd.Marcheerden met het Leger van bij Waveren tot een dorp, genaemt Corbais, wesende 2 ueren van Waveren. Sagh in 't voorbijrijden het dorp van Waveren, dat afgebrandt geweest hadd en vele nieuwe daken had; de kerck was mede heel afgebrand geweest. Corbey is 2 ueren van daer. Wierd gelogeert in een Pachthoff, toebehoorende een weduwe, genaemt Madlle de Bethunes; had een dochter, | |
[pagina 598]
| |
die in passant sagh als mij quamen spreken van sauvegardes etc. Was zedert de fatigue van̅ voorgaende nacht gequelt met de lassitudo spontanea, soo dat met moeyte gingh, de wegen oock vuyl en door̅ keysteenen ongemackel. wesende. Had oock een groote constipatie, en wierd desen dagh ende de voorgaende nacht schier niet quijt. Omdat in̅ voorz. Pachthoff seer naeu gelogeert was in een gewelft camertje, en̅ daer de muyl-esels veel geraes maeckten, om dat de stallen daer dicht bij waeren, meende mijn tent op te setten op het eynde van een soort van een laen, maer konnende die niet krijgen als ten 2 of 3 ueren, en̅ ondertusschen volck van (een) Engelsche Lord, 18 of 19 jaer oudt, komende haer tent dicht bij de mijne opsetten, resolveerde weder in 't camertje te gaen, en sliep daer dese nacht wel, daer geen ordre wesende om mergen vroegh te marcheren. Att savonts maer een weynich in mijn camer; had groote vaeck den gansche naemidd. | |
20 Woensd.Het Leger en̅ de Con. bleven te Corbais. Myl. Portland en Dopf waeren smergens heel vroeg uyt, waeruyt gegist wierd, dat men morgen wel mochte marcheren. Weck vertelde aen tafel, dat hij gesien hadde bij den Hertogh van .....Ga naar voetnoot1) hier in 't Leger, een monsterdier, geboren van een kat en een hondt, maer meest gelijckende aen̅ cat. Had langh haer. Had tegen den avondt Madlle de Bethune, vrouw van 't huys, bij mij, om sauvegardes voor haer schoonsoons goedt. Wandelde savons, om mijn peerden te sien. | |
[pagina 599]
| |
niet langh met haer dochter getrouwt, en̅ sij was nu bij hem swaer. Sij droegh een geweldigh langh peignoir. Had de vrouw voorz. gisteren noch twee gegeven. Savonts att wat in mijn camer. Schreef aen mijn vrouw. | |
22 Vrijd.Bleven noch te Corbais. Sond noch twee sauvegardes aen Mlle de Bethune, vrouw van̅ Pachthoef, daer ick logeerde. Des middachs vond de Fiscael van Wouw en̅ .....Ga naar voetnoot1), Griffr van de Crijchsraed, aen tafel, uyt den Haegh gekomen zijnde. Van Wouw seyde, dat in̅ Haegh noch sterck van̅ vrede wierdt gesproken, ende dat de grootste difficulteit was de restitutie van Straesburg. Savonts seyde mij iemant dat, als men wilde, men 1000 rijxds te Amsterdam krijgen konde op̅ vrede, mits cautie stellende van 2000 wederom te geven, indien die voor̅ lesten Decemb. toekomende gesloten soude wesen. Was doncker en regenachtigh weder, maer regende evenwel niet dat te beduyden had. Montpouillan quam desen dagh in 't Leger, en̅ oock de Conte Mariani, die wij verleden jaer met de Conte de Soissons in 't Leger gehadt hadden. Was geen seggen van marcheren. Hulst bracht mij 248 gl. aen geldt. Naermidd. was de Schouth van Zuylichem, hebbende de peerden van̅ artillerye aengenomen, een tijdt langh bij mij; seyde de van Genderens nu sich wel souden laten vinden om te contribueren tot de behoudeniss van 't huys te Zuylichem. | |
[pagina 600]
| |
Att savonts in mijn camer. Schreef een brief voor̅ Officieren v. Torsay, om betalingh van̅ wagengelden. | |
24 Sond.Naermiddach was de vr. van 't huys weder bij mij, om te spreken van sauvegardes. Haer dochter, aen Pinchart getrouwt, quam mede. Bleven te Corbais, en dat men hier soo langh bleef, gaf gedachten of daer wel wat aen mocht wesen van dat men seyde van̅ vrede. Men seyde, dat daerover Dijckveldt stondt, om naer Parijs te gaen, ende dat bij soo langh wachte met in het Leger te komen, en̅ sijn Secretaris, die hier was, geseght hadde, dat hij noch soo ras niet komen soude, confirmeerde die gedachten. Hulst quam segghen, dat Keppel geseght hadde van twee brieven te schrijven voor̅ Con., de eene aen 't quartr van Nimmegen voor̅ Lt Coronel van Essen, om hem de wagenordonnen te doen genieten, dewijl de Cor. geen dienst konde doen; de andere aen̅ R.P. Heinsius, om de Officieren van 't Regimt van Torsay te doen hebben het restant van̅ wagenordonnen van̅ verleden jare, om de sware onkosten bij haer tot recreuteringe gedaen zedert de campagne v. Namen. Att savonts in mijn camer. Savonts wandelde wat met van Loon en̅ Baersenburgh omtrent de Con. quartier. De Con. had glasen in̅ vensters van sijn camer doen setten. Schreef een approbatie op 't Reglemt op̅ processen voor 't Hoff v. Gelderlt. | |
[pagina 601]
| |
Schreef savonts aen mijn vrouw. Vernatti seyde, dat Myl. Cuts noch niet in 't Leger gekomen was, besigh zijnde met een stuck goets van 3000 ponden sterl., dat de Con. hem gegeven hadde. | |
26 Dynsd.Sam. Hulst seyde mij naermidd., dat Keppel geseght hadde, dat de Con. een brief geaccordeert hadde aen̅ Hr Wildsdorff, overst Wachtmeester in de Keysers trouppen, om expeditie te hebben in een proces, dat hij hadde geintenteert, of soude intenteren, voor 't Hoff van Gelderland, tegens den Ontfanger Gn̅ael, de Hr van Hoogerheyden, over de goederen, waervan hij in possessie was van̅ Hr van̅ Meteren, in sijn leven Commandeur der stadt Bergen op Zoom. Desen brief wierd binnen gegeven door Keppel of Hulst, moetende noch desen avondt wegh, soo sij seyden. Naermidd. wandelde wat met de Fiscael van Wouw, en du Val, Griffr v. Crijchsrt. De leste seyde, dat een groote meydt, die Isac voor silverbewaerster aengenomen had en heel fraey was, hier te voren bij sijn broer gewoondt hadde. Baersenburg was smerg. bij mij, oock de Fiscl van Wouw en̅ de Griffr du Val. | |
27 Woensd.Mijn knechts hadden dese morgen op fourage geweest en̅ 3 trossen medegebracht, hoewel aen tafel geseght wierd, dat het fourageren op lijffstraff had verboden geweest. Smergens was Ireton bij mij, pratende van 't een en 't andere, en onder andere van een neef, die hij gaerne aen een rijcke vrouw in Hollandt getrouwt sagh. Hadden de fourage tusschen de 3 en 4 ueren moeten halen. Hulst bracht 302 gl. aen geldt van zijnde eergisteren seer vele dingen geteeckt. Voor gisteren was de Hr van Ruyven in sijn tent bestolen, een groot bast-coffer daer zijnde uytgehaelt dewijl hij sliep. | |
[pagina 602]
| |
28 Dond.Smergens was de Fiscael van Wouw bij mij, brengende 6 of 8 sententien om geteeckt te werden. Was naermidd. op 't Hoff, om deselve sententien te presenteren, maer de Con. uyt zijnde, wachte daer een uer of anderhalf. Quam ten half 9 thuys, en beginnende doncker te werden, ten deele om de gladdicheyt van̅ wegh, liet die door Hulst aen Kien geven, maer kreegh die desen avondt niet wederom. Baersenburg was savonts bij mij, en seyde dat Mylord Selkirck niet meer als een rij-peerd en had, om de Con. te volgen; dat hij van tijdt tot tijdt een van̅ Con. leende, en̅ dat hij, Baersenburg, de Con. hem onlanghs in sijn camer had hooren seggen: vous serez le dernier à qui je presteray un cheval Dese Lord, ick in̅ antichambre sittende, groetede mij seer beleeft, en vraegde naer mijn gesontheit, en̅ Verhaeste besig zijnde met daer glasen in̅ vensters van̅ antichambre te doen setten, seyde hij, dat wij hier soo langh leggende, het een teecken was van̅ vrede. | |
29 Vrijd.Sayer mij eergisteren geseght hebbende, dat hij, als Chef de la Seconde Table, Athlone en noch eenige andere van daegh soude te gast hebben, versoeckende dat ick daer wilde bij wesen; ick vreesende dat daer gedroncken soude werden, ging daer niet, en liet wat eten in mijn camer komen. Smergens was van Wouw bij mij, vragende naer̅ voorz. sententien. Seyde, dat hij eenige Officieren had hooren seggen, dat de Coningh stondt om naer̅ Haegh te gaen; dat apparent praetjes waeren. Bleven te Corbais. | |
[pagina 603]
| |
saten, zijnde op reys, om weder naer de Marquis van Baden te gaen. Naermiddagh was Mad. de Bethune bij mij over een sauvegarde. Bleven te Corbais. De Con. had geseght, in sijn camer gehoort hebbende, dat men gissingen en̅ discoursen maeckte van sijn blijven of vertreck, uyt het maken van glasen in sijn quartier, - seyde dat hij die praters wel soude attrapperen, en laten glasen maken, al waer 't maer voor eenen dagh, door een glasemaker, die hij expres hem soude laten volgen. Att savonts in mijn camer aen 't Hoff, quartier over thienen noch niet gegeten werdende. |
|