Journaal van 21 october 1688 tot 2 september 1696. Tweede deel
(1877)–Constantijn Huygens jr.– Auteursrechtvrij
[pagina 563]
| |
7 Saterd.Ga naar voetnoot1).8 Sond.Savonts was Sylvius bij ons. Seyde, dat Mylady Arcady, vr. van Myl. George Hamilton, eer sij met hem getrouwt was, hem geseght, dat sij seer wel geweest was | |
[pagina 564]
| |
met seker persoon, maer dat sij niet en pretendeerde dat haer daervan eenigh verwijt of exprobratie soude geschieden, of iets in die sin. | |
9 Maend.Was savonts tot Mad. de Neufville. Haer dochter begon al fraey omtrecken te maken naer printen, in Vranckrijck gemaeckt. Tien had gekeven met Jan, sijn knecht, en hij hem de huer opgeseght. Was leuy en liep de meissens achter aen (Cornelia). Dese had mijn vrouw over weynigh daghen oock de huer opgeseght, om dat met Jaquemijn, de keuckemeydt en Jan voorz. nae Kinsington tot Dirck Storck, de Con. koetsier, gegaen zijnde, met last om voor 8en thuys te komen, eerst ten half 10en gekomen waeren. Mijn vrouw hebbende bij de vr. van Nyenhuysen geweest, had van haer gehoort (maer in confidentie), dat Lucie van Sommelsdijck, suster van̅ vr. van Ouwerkerck, met de Fransche Predicant (onder de Fijne) getrouwt was. | |
10 Dynsd.Naermidd. was met mijn vr. te Kinsington tot van Loon, over haer en̅ Tien sijn ongemack. Van daer gingen te voet door een stercke en̅ koude windt, mijn vrouw naer Briennes en̅ ick naer mijn camer in̅ Secretarye, daer Hulst, de jonghste, mij quam seggen van een brief, die de Con. aen̅ Provintie van Uytrecht wilde geschreven hebben. Gingh daernae nae boven, sagh de Con. passeren nae de Prayers, en gaff aen Kien sijn nieuwjaer van vier guineas. Reed doen met mijn vrouw naer huys. Praete voor den eten met Sayer, gewesen vice-chamberlaine van̅ Coningin, H.L.M. Sr John Sayer noode mij ten eten aen haer tafel, maer ging niet. | |
[pagina 565]
| |
werck van Oosterwijck sien, dat seyde overmergen soude gedaen wesen. Smergens was een winckeldochter van de beurs bij mijn vrouw, die moste vertalen. Smergens in 't raseren sneed mij selven vooraen in mijn lincker vinger. | |
13 Vrijd.Was smerg. niet te Kinsington, omdat mij geseght wierd dat de Coning nae Richmond was. Naermidd. was daer en sagh de Con. passeren. C. Hulst quam seggen van Keppels wegen van een abolitie of pardon voor Cor. Rechteren, over een sententie van̅ Crijchsraed, tegen hem gegeven. Maer hij deselve sententie niet hebbende, seyde dat die eerst most ontboden werden, eer ick de abolitie konde maken. | |
14 Saterd.Seyde mij mijn vr. en̅ daernae Mevr. Creitsmar selve, dat de Con. een Acte geteeckent hebbende (op Keppels recommandatie) voor haer jonghste soon van een vendel met een open naem (twee vacant zijnde), de oudste Hulst daer een ingevult hadde, dat van een nieuwe compagnie was en̅ op een slechte repartitie stondt; dat sij daerover klagende aen̅ jongste Hulst, hij geseght had dat sijn broer dat soo gedaen hadde, nemende van Mevr. Creitsmar de Acte wederom, om het te veranderen. Was naermidd. tot Tompion, en haelde mijn slaghwerck wederom, hoewel hij 't niet langh genoegh had gehad, om te sien of het den tijdt van acht dagen uytgingh, die tijdt eerst eyndigende donderdach toekomende, den 19. deser. Mevr. Creitsmar seyde ons, dat Keppels mistres te Chelsey woonde, en meid geweest was van Madlle la Pertine, dochter van dr Monginot; dat het een bruynetje was en̅ fraey. | |
[pagina 566]
| |
Savonts was tot Madame de Neufville. Mijn vrouw sprack al of sij meende dat men Tien met het eerste convoy soude dienen naer Hollandt te laten gaen, om sijne incommoditeiten van kortaessemicht etc. daer ick geen groote sin in hadde, om reden van sijn loss leven, en̅ dat hij, alleen thuys zijnde, teren en smeren soude, en̅ maer socht uyt onse oogen te wesen. | |
18 Woensd.Meende te gaen tot dr Stanley, mij gisteren te Kinsington geappointt hebbende, om de teeckening van Palmyra te sien, die Witsen aen̅ R. Society gesonden had; was niet thuys. Gingh tot Smith, bij St Pauls, daer sondt hij mij sijn knecht en̅ ging dan tot sijnent, en̅ met hem in de Royall Society, daer se mij beleeft onthaelden, en bleven daer een uer of twee, dr Haley lesende een geheele descriptie, die hij van Palmyra gemaeckt had. Thuys komende, vondt Mevr. Creitsmar daer. | |
20 Vrijd.Was smerg. te Kinsington, daer niemant van de Hulsten quam. Sylvius quam met mij wederom. Naermidd. was weder daer, en doen quam de jongste daer. Sprack met Kien aengaende 't versoeck, mij door Ellemeten gedaen, om continuatie van̅ jacht te hebben, dat de Con. eenige tijdt geleden geweygert hadde, seggende aen Kien: dat kan ick niet doen. Snachts ten ½ 1 deed mij C. Hulst wacker maken, om een deel dingen te contrasigneren. | |
[pagina 567]
| |
vragen, en seyde dat schilderije van Palmyra, die hij meende dat sijn vader dese morgen al soude gebracht geweest zijn, noch niet gekomen was, maer dat hij meende die haest te hebben, ende dat het mij dan soude komen seggen; dat het Parlament niet als te wel voor̅ Con. geintentionnt was, en au fonds een common wealth in 't hooft hadde; dat men sulx sagh uyt de devoiren die sij deden, om de Criminele Proceduren soo te reguleren, dat men genoeghsaem niemant van High-Treason soude konnen convinceren. | |
24 Dynsd.Had snachts wat jicht in mijn lincker knie, doende mij eenige pijn als dat been verleggen wilde. Stondt evenwel op en smockelde het, gaende desen dagh tweemael te Kinsington. De Con. deed desen dagh bijnaer niet, en seyde C. Hulst, dat het was dat hij daeghs te voren tot Keppel gegeten hebbende, een weynigh meer als ordinaris gedroncken hadde. Teeckende evenwel een ordre voor Capn Mannaert, om eenighe schepen (8 of 9) voor Goeree te senden. Men meende half of de Franschen iets op onse kusten mochten voorhebben, op die van Zeelt. Haelde savonts mijn vr. weder van Brienne, daer wij joff. Germain, sijn schoonsuster, en haer man, mr Persode over haer huwelijck geluck wenschten. De bruyt scheen wat melancholick te wesen. | |
[pagina 568]
| |
26 Dond.Was smergens tot Smith, bij St Pauls, over de Transactions, daer van Palmyra in moste staen, en̅ noch niet gedaen waeren. | |
27 Vrijd.Naermidd. quam Stanley mij halen, en gingen samen naer Sr Robert Southwell, in Lincols-in-filds, en̅ sagen daer de schilderije van̅ ruinen van Palmyra, die in̅ Transactions stonden uyt te komen. Was seer remarquabel. Sijn soon thoonde se ons, en hadde de Con. die gesien. Was voor- en̅ naermidd. te Kinsington, en deed mij de Con. door Keppel en Hulst seggen, een brief aen̅ Raedt van Staten te schrijven, voor̅ betalinge van̅ gages van̅ Pr. v. Nassau Zarbruck, en een pardon of abolitie voor Cor. Rechteren veranderen. Mijn vrouw was noch al seer met uytloopsel en schurft en jeuckte gequelt. Hoorde dat Germain, de speelder, oock met een dochter van een grooten hout-kooper getrouwt was, daer hij uyt het school mede doorgegaen was, seer fraey zijnde. | |
30 MaendGa naar voetnoot1).31. Dynsd.Was smergens en̅ savonts te Kinsington. Snachts sonden de clercken weder eenige Acten te teeckenen, en storte Dammes mijn heele inck-pot over mijn laeckens. |