Journaal van 21 october 1688 tot 2 september 1696. Tweede deel
(1877)–Constantijn Huygens jr.– Auteursrechtvrij
[pagina 149]
| |
2 Dynsd.Smergens gingh naer Kinsinghton, ontboden zijnde, en̅ hebbende eenighe papieren achtergelaten aengaende die van ter Goes, in welckers saecken Myl. Poortland aen de Wilde geseght hadde, dat de Con. disponeren en eygentlijck pardon geven wilde, reed weder naer Londen, en̅ quam voor̅ midd. noch wederom. De Con. had onderwegen naer mij gevraeght en geseght aen Kien, dat bij die papieren noch sulcken haest niet en was. Att smiddachs bij Sayer. Roosendael quam weder van Gravesend, de wind gedurich quaedt blijvende. Men seyde, dat het Parlament gevoteert hadde, dat men de Con. raeden most op sijn vragen van advys aen 't Parlament, dat hij in Engelandt soude blijven, en̅ hem selve buyten 't Rijck niet, soo als hij deed, exposeren. Myl. Richmond groete mij in̅ bed-chambre met vriendelijckheit. | |
3 Woensd.Naermidd. was met Boision, die bij mij att, tot nicht Becker, daer Tipping vondt. Ick leyde haer uyt (sij evenwel eerst beginnende te spreken van liquideren) het abuys, dat er voorgevallen was omtrent de choccolate, en̅ dat haer 20 pond te veel gesonden had, en̅ dat van de goede choccolate, daer sij van die, die voor haer gemaeckt was en̅ sonder fanillas hebben most, seyde, dat mij de mijne wederom soude senden sanderen daeghs smergens, en̅ saterdachs tot mijnent komen soude om te liquideren; maer vernam sanderen daeghs niet. | |
[pagina 150]
| |
Boision att smidd. bij mij. Nichje Becker was eenighsins ongerust over het werck van̅ lanteernen, zijnde daer, soo het schijnt, ymant anders, die een patent van 't Parlement versocht, dat haerluyden konde prejudiciabel wesen. Smergens was met Boision te voet uyt, om eenige bootschappen, schoenen, gespen etc. Geertruyd, de meydt van Hulst, en de Wilde was weder thuys gekomen, en̅, soo de Wilde seyde, vrij dun geworden, naer alle apparentie was in de kraem gekomen. Soasso was smerg. bij mij, om Wolfgang, de silversmidt, te recommanderen tot Vroetschap van̅ Haegh, en te vragen of hij niet genomineert was. | |
5 Vrijd.De Con. smergens op de jacht gegaen zijnde, gingh eerst te vier ueren naer Kinsinghton. Hij quam eerst sav. ten 8 ueren thuys, en gingh uyt sijn cabinet naer de Coningin om te eten, sonder mij iets te seggen. Men meende in den Haegh, dat de Prins van Waldeck doot was, en had de Con. al 3 à 4 dagen geleden geseght, dat hij 't selve geloofde. Smergens waeren van der Dussen en̅ Swijndrecht bij mij, de leste een groote pleister noch op sijn hooft hebbende en een in sijn aensicht. Seyde, dat hij geslagen was soo uytquam om van der Dussen, die noch buyten was, te helpen, maer die haddense niet gedaen. | |
[pagina 151]
| |
gisteren opgehouden hebbende. Was vriendelijck, praete van̅ schilderijen in sijn cabinet, en̅ vraeghde naer nieuws uyt den Haegh. Voormiddagh liet mij naer Londen gaen. Seyde, sijne papieren te sullen doen halen. Boision at met mij. Daer was tijdingh, dat Beverige bij de trouppen te Oostende was doot gesteken van een Luytt, aen wie de Officieren van 't Regimt onderhoudt belooft hadden, om dat haer van die man verlost hadde. Smerg. was Dierckens bij mij eer naer buyten gingh. | |
8 Maend.Smergens waeren bij mij Sylvius met l'Ermitage, die vertelde van̅ armoede, die daer in Vranckrijck was, en oock hongersnoot. Boision att bij mij smidd., en ging savonts met hem tot Madame de Neufville, die een dochter bij haer had van haer eerste man, een gesonde meydt, maer niet fraey. De Marquis de la Muse was er oock. Smergens betaelde een rekening aen de Hollantsche timmerman, die mijn keucken afgeschut had, en een van wijn aen le Sage. Smergens quam joff. Tondy oock, zijnde tegen mijn afraden overgekomen, om de Con. weder reqen te geven. Oock twee dochters van een Hollandsch Predicant, Vligerius genaemt, waervan Pr. Henrick peet geweest had, en een restant van een pensioen eyschten. Was al dese dagen Ooste windt en̅ vroor desen dagh hard. | |
[pagina 152]
| |
van seer slechte conditie. De Con. seyde, sij most Villatte oock wat gemaeckt hebben. Onderwegen de Wilde, soo als met hem sprack van haerluy Truytje, seyde, dat Hulst hem geseght hadde dat Madeleen, vrouw van mijn koetsier, voor ons leste vertreck uyt Engelt, hem een brief van rendezvous gebracht hadde van twee joffen, en̅ dat sij een koppelaerster was. Dat Henrick (dit seyde de Wilde gehoort te hebben) oock niet veel en docht, en̅ dat hij haer eens half wat quaets aengeset had. Was naermidd. tot joff. Golstein, maer was niet thuys. Te 6 ueren depecheerde mij de Con. eer in̅ councill ging, vraegde waer ick gegeten hadde en̅ wie daer meer met ons tot Sayer gegeten had. Daer was de broer van Sayer, de.....Ga naar voetnoot1), die de goude sleutel draeght, Capn Souteland en een onbekende Engelsman. Liet twee ijsere baren voor de deur van mijn quartier aen̅ trap maken, tegen de dieven. | |
10 Woensd.Was smergens te voet in the Strand, en kocht poeyer en seep-ballen. Naermidd. was joff. Tondi bij mij, lamenterende over haer saeck, daerin ick seyde dat bij de Coningh, wiens last sij aen̅ Crijchsraed wilde hebben, niet te doen was. Savonts was bij de Hr van̅ Lier, die weder wat erger was van sijn bloedtwateren. | |
11 Dond.Smergens was Sylvius en̅ Gilbert bij mij. De Con. was hier. Had een brief van mijn vrouw, die seyde, dat nicht van Oyen in̅ arbeidt was. Sylvius seyde, dat het Parlamt noch talmde tegen de Ministers, en̅ dat het tegen Nottingham en Portland hadden. Liet een kist maken in mijn voorhuys, om kolen in te leggen. | |
[pagina 153]
| |
Was savonts ten 7 ueren tot Dorp, die met Hompes in sijn slaepkamer sat en praete, hebbende een graeuwe dicke gebreyde muts op, sonder witte daerin. Sijn kindt was daeghs te voren gestorven, en sou de Gravin Steenbock noch dien avont komen om haer kint, dat vlacken in 't aensicht had van dat sij schrickende haer hand daer tegen geslagen had, daer van te genesen. Hij wilde mij savonts of sanderen daeghs ten eten hebben, maer excuseerde het. Savonts quam Ide en daernae sijn vrouw binnen; de leste al heel uyt de kraem wesende. Hij wilde mij versekeren dat Ellemeten in̅ Haegh doot was; maer was niet soo. De Con. was te Londen. | |
12 Vrijd.Was smergens naer Kinsinghton, en att bij Sayer. Naermidd. gingh tot joff. Golstein, maer die moetende terstont in haer wacht gaen, dronc tée met Golstein. Ten half thienen wierd eerst bij de Con. geroepen, die welgesint en̅ beleeft was. Schreef aen mijn vrouw, en̅ had een brief van haer van̅ 9e. | |
13 Saterd.Smergens was joff. Tondi bij mij, klagende en̅ lamenterende. Daernae Boision en̅ Sylvius, die ick ten eten hield, de leste sijn selve noodende, saten tot 6 ueren. Sylvius seyde, dat het in 't Parlament wel gaen soude. Was gisteren en eergisteren wat met jicht aen̅ bal van mijn rechter voet gequelt, maer konde men het niet sien aen mijn gaen. Gisteren kreegh 10 ℔ choccolate wederom van nicht Becker, en had Nanny, haer meidt, geweest om mij 't geldt, dat van haer hebben most, te brengen; maer was te Kinsinghton. Desen dagh quam sij niet weder. | |
[pagina 154]
| |
Seyde, dat het Parlament voor̅ armée te lande .. millioenen sterl. toegestaen hadde. Naermiddag reed naer Beverland, doenmaels logerende in Newport-Market-street, tot eenen Boly, een yronmonger. Onderwegen ontmoete Sonnius, die met mij gingh, en bleven wij tot Beverlandt tot savonts ten 8 ueren. Sagen sijn printen, daer al veel fraeye Marc' Antonios onder waeren. Sagen oock sijn rarerités naturelles van mineralen, schelpen, ettelijcke schoone vogels, en eyndelijck sijne boecken, altemael in toesluytende cassen staende van 4 a 5 voet breedt, soo hij seyde, om de gereetheit van transporteren. Sonnius seyde, dat de vrouw van̅ jonghe Lely in̅ kraem gestorven was. Sylvius seyde, dat mr de Mortangis, Ambassr van Vranckrijck in Denemarcken, seer gierigh was, geen trein noch tafel houdende, dan op het eene pretext, dan op het andere; dat hij daer amoureux was van een dansmeesters vrouw. | |
15 Maend.Boision smerg. bij mij, en mij uyt in̅ Strand en in Westmr-hall, bij Maypole; kocht cheshire-cheese; noch daeromtrent dicke flennel tot een borstrock, noch liet een backje maken voor schrijfgereet te Kinsington. Naer̅ eten quam Sylvius bij mij, en raeckte aen 't hacquetteren met Boision tot savonts toe. | |
16 Dynsd.Was voor 11 te Kinsinghton, praete wat in̅ bedchamber met Myl. Nottingham. Daernae was bij de Con., die mij te doen gaff. Ordonnde een credentiael voor Testas, om de conferentie bij te woonen, die onder de Genls en de Ministers van̅ Geallden te Ceulen stondt gehouden te werden. Een ander voor̅ Graef van Solms, die de Con. tituleerde Generael van onse Infanterie en̅ van die van̅ Staet der ...Ga naar voetnoot1) om te | |
[pagina 155]
| |
gaen over seer gewichtighe affairen naer̅ Keurvorst van Trier. Att smiddaghs tot joff. Golstein, genoodt door de Ritmr, haer neef. De Coningin smiddachs uyt haer camer komende om te gaen eten, en̅ mij voorbijgaende seyde mij: ‘Mr Zulichem I have not seen you hier yet’ of iet diergelijcks, dat niet wel verstondt, met een seer vrindelijcke tronie, en quam self wat naer mij toe, om 't mij te doen verstaen. D. Wilkins, de jonghste Duytsche Predicant, quam daer nae den eten, en̅ ick most gaen schrijven. Joff. Golstein seyde, dat de weduwe van ......Ga naar voetnoot1), een joff. Lintelo, seer galant was geworden. Dat de meeste van̅ bedchamber-women seer lelijck waeren, particulierlijck dat mrs Gesson de dropsie had en gruwelijck geswollen ooghen had. Dat mrs Windon in a consumstion was. | |
18 Dond.Smergens was Boision bij mij. Seyde, dat de animositeiten tegen Myl. Nottingham in 't Parlament noch al continueerden, en̅ dat hem te laste geleght wierdt dat, naer dat den Adml Russel; naer dat de zee-slagh gewonnen was, hem hadde geschreven, dat het nu de rechte tijdt was tot een descente in Vranckrijck, hij, en ick weet niet hoe langh, geen bescheidt had laten toekomen. Boision wegh zijnde quam Sylvius, hebbende met deselve Boision gesproken over een project, bij een gerefugieerde gedaen, om een manufacture van witte seep aen te stellen, daervan hij seyde dat de principale ingredienten souden wesen doode beesten en̅ vaeren. | |
[pagina 156]
| |
Sylvius hield ten eten, en̅ Boision naer den eten wederom komende, hadden sij geweldigh druck met die manufacture. Te vijff ueren reed naer nicht Becker, maer seyden dat sij niet thuys was. Was naer nicht van Dorp en joff. Ide mede vragen, maer waeren oock niet thuys. | |
19 Vrijd.Smergens was Sayer bij mij, nooyende mij om sanderen daeghs bij sijn moeder en broer te komen eten, dat detourneerde. Seyde, dat men meende de Franschen dessein op Yrlandt hadden, en dat er 2 Engelsche en 3 Fransche Regimenten daer nae toe souden gaen. De Con. quam omtrent ten 11 ueren te Whitehall, en gingh over de rivier, om loopen van peerden te sien, sullende tot Myl. Norfolke eten. Savonts gingh naer Kinsinghton, daer de Con. omtrent half 9 eerst quam, en̅ laste mij omtrent half 10 noch niet wegh te gaen. Omtrent een uer daer nae ick in 't Cabinet komende, vraegde of er iets te teeckenen was, en als hem iets noemde, seyde, dat het de naeste post soude doen, gevende mij geen brieven. Soo gingh wegh, en̅ in̅ koets wesende seyde de Wilde, dat Kieu hem laten seggen had, dat hij noch niet wegh gaen soude, en korts daer nae quam er een brief, om voort te bestellen. | |
20 Saterd.Smergens was joff. Tondy bij mij, versoeckende dat de Con. van haer papieren wilde spreken, die sij hem gegeven hebbende, niet weder en konde krijgen. Voor̅ eten quam Sylvius noch bij mij, die te gast hield. Boision te voren oock komende, liet hem seggen dat belet was, ymant bij mij hebbende. Hoorde dat Myl. Moone een comediant, favorit van Mylady of Cleveland gisteren avondt vermoort had, om dat die hem belet had een comediante met noch een man wegh te voeren, haer schreeuwen gehoort hebbende. | |
[pagina 157]
| |
21 Sond.Smerg. was Sylvins bij mij. Daernae Golstein, daermede in̅ Fransche kerck gingh en Menard hoorden; in̅ banck van̅ Coningin volck sittende. Had Sylvius en Golstein te gast; met de leste gingh naermidd. tot Danckelman visite geven, hij met gasten aen tafel sittende, met sijn vrouw en nichtje Moelaert. Daer was oock Peicher, in Yrland sijn Secretaris of iets diergelijx geweest hebbende, en Bartu, voor Envoyé gaende naer Denemarcken. Bleef daer tot half 8en. | |
22 Maend.Was naermidd. met nicht Vernatti op het kinderbal, in 't dansschool van mr Cray, daer een groote meydt van 19 of 20 jaeren soo leelijck danste, dat all de luyden schier hardop lachten, en een ros meisje, dat 't voorgaende jaer daer oock gesien had, seer wel. Daer sat een Schotse vrouw dicht bij ons, daer wij mede praeten, maer sprack soo brad Scotch, dat wij se qualijck konden verstaen; scheen van facoen te wesen. | |
23 Dynsd.Was smergens te Kinsington, en̅ liet savonts aen̅ Con. sien een briefje of advis, dat broer Christiaen mij gesonden had, sprekende ietwes van Madame de Maintenon en̅ van̅ Pere Nisot, Jesuit; wierdt geseght van een Franśche dame van Berlin te wesen, en haer naem stont geteeckent d'Alençon. Dese brief was aen broer van Zeelhem gesonden door eenen Prion (doch recht genoemt Prior), Secretaris van Myl. Dursley, die aen broer schreef, dat het bij abus open gedaen hadde, doch dat het niet gelesen hadde (si fides verbis). De Con. niet schijnende veel reflexie hierop te maecken, seyde dat ick dat papier soude laten sien aen Blatwait. Att smidd. wat caque en dronck een glas seck, wetende anders niet waer te eten. Kreegh brieven uyt Hollt. | |
[pagina 158]
| |
Was savonts tot de Heer van̅ Lier. Die seyde mij, dat Vrouw Jacoba Fagel, Gravin van Hollt, doot was, gevende haer de character van een boos varken of diergelijck. Thoonde aen Blatwait de brief, daervan gisteren, en liet se hem. | |
26 Vrijd.Smergens was te Kinsinghton. De Con. uyt sijn Cabinet naer̅ Connne gaende, belaste mij te wachten, maer weder komende, sprack mij niet. Gingh naer Londen eten, en quam ten 4 ueren wederom. Naermidd. gingh met Golsteyn tot sijn moey eens drincken, en̅ gingh doen naer̅ Con. Te ½ thienen was bij de Con., die van goedt humeur was; vraegde mij waer gegeten had en hoe mijn menage ging tot mijnent. Sprack oock van̅ Hr van̅ Lier sijn doctoren en talmerije. Ick seyde, dat hem nu eenen du Manoir, die 't secreet had van soep te konnen maecken tot sijn groot profijt, hem aengenomen had te genesen. Seyde de Con. dat Jacoba Fagel doot was, gelijck Lier mij geseght hadde, en dat S.M. van haer soude erven, meenende het pensioen, dat hij haer jaerl. gaff, dat hij avoueerde. Sloegh joff. Tondy's versoeck af, als oock dat van̅ joffen Vligerius. Voormidd. was eene mr Hugues bij mij, wesende deselve man, aen wie broer Christiaen mij geschreven had dat mr Prior, Secretaris van Dursley, en naer sijn meesters vertreck naer Engelt in̅ Haegh gebleven zijnde, aen hem geseght hadde, dat een brief toonde van seekere madlle | |
[pagina 159]
| |
d'Alençon, te Berlijn woonende, dewelcke deselve Prior, soo hij seyde, bij abus geopent maer niet gelesen hadde, ende daernae (soo hij seyde) geoordeelt had, dat aen broer Christiaen most wesen (vide den 23en deser); dese brief nu hier in Engelt gekomen wesende, versocht hij wederom te hebben. De Con. hierover sprekende seyde, dat hem eerst aen Blatwait thoonen soude. | |
28 Sond.Smerg. ten 10 ueren quam Hugues weder bij mij en seyde, soo even op straet een man, bij de Keurvorst van Beyeren aen̅ Con. gesonden, gesproken te hebben. Dat die quam om de Con. te waerschouwen van̅ desseynen tegen sijn persoon. Dat hij hier 14 dagen geweest en̅ sijn credentialen aen Myl. Nottingham overgelevert had, en̅ om een audientie gebeden, maer die niet hadde konnen krijgen. Dat dese man daerom aen̅ Con. een brief schreef, die hij, Hugues, mij versocht aen̅ Con. te geven. Dat hij self de luyden gesien had, die om dat stuck uyt te voeren gekomen waeren. De Con. in̅ bedchamber wesende, en̅ staende om aen tafel te gaen, gaf hem die brief van Haranski, die hij mij belaste te sien wat daer in stondt. Van daer gingh tot de Hr Danckelman eten, daer behalven hem, sijn vrouw en nichje Moulaert, noch dry of vier luyden, eene Grefugieerde waeren. Omtrent 5 ueren gingh tot nicht Becker, om mijn geleende geldt van haer te ontfangen. Een weynigh te voren had Blatwait mij de voorz. brief van Madlle d'Alençon (gelijck hem versocht hadde) wederom gesonden. | |
[pagina 160]
| |
Naermidd. quam daer joff. Brienne met Judje, haer suster. Sprack de Con., mij een brief of twee te depescheren gevende tegen sanderen daeghs savonts. Seyde hem wat in de brief stondt van Haransky aen̅ Con., en dat Hugues mij geseght hadde, dat die Haransky van̅ Keurvorst van Beyeren gesonden was, en een brief van credentie hadde, die hij over 14 daghen aen Myl. Nottingham ter hand gestelt had, maer nooyt S.M. had konnen spreken. Hij seyde, mine maeckende of 't hem weynich aentrock: ‘Jae ick heb een brief van̅ Keurvorst gehadt.’ Daernae als nogh vraegde of Hugues noch iets seggen soude, seyde met de eygenste mine: ‘Jae, ick sal hem (meenende Haransky) haest depescheren.’ | |
30 Dynsd.Smiddaghs gingh naer Kinsinghton, omdat belooft hadde tot joff. Golstein te komen eten, maer quam soo laet (meenende dat sij niet eer van̅ Coningin soude komen), dat sij en haer neef al gegeten hadden, en̅ soo att alleen. Naermiddagh gingh met Golstein tot joff. Vijgh; daer quamen 3 joff. Citters en joff. Brienne met haer suster, en begonnen met de caert te spelen. De jongste joff. Citters was fraey en wit, maer had geen fraeye stem. Joff. Golstein seyde, dat de vrouw van Zuylestein haer kraem niet terdeghe gehouden hebbende, geck geworden was, maer dat sij het van te voren, soo men seyde, noch eens gehadt hadde. De Wilde seyde mij, dat eenighe voleurs (met dessein van iets anders, soo 't schijnt) 3 mael de post naer Portsmouth afgeset hadden, gelijck oock in̅ Courante 200 ℔ sterl. tot een premie voor ymant, die daer een krijgen soude, geset en belooft was. | |
[pagina 161]
| |
Smiddachs gingh thuys eten en reed weder nac buyten. Betaelde aen̅ meydt van joff. Golstein 32 gl. voor clairet, die sij voor mij gekocht hadde. Waeren 36 flessen. |