Journaal van 21 october 1688 tot 2 september 1696. Eerste deel
(1876)–Constantijn Huygens jr.– AuteursrechtvrijOctober.1 Sond.Huerde een koets voor 25 schill. naer Winsor, en zijnde van Whitehall gereden een quartier over tween, quam daer wat naer 6en. Logeerde in een kleyn kamertje, op de 2e verdieping, in a private house, dat het volck in̅ White Lion, daer ick eerst meende te gaen, mij aenwees. Was 6 of 8 huysen aen̅ rechterhandt van̅ straet, die van 't Casteel afkomt, in de eerste dwarsstraet, die die afgaende straet croiseert, en aen̅ zijde van 't Casteel. Was een winckeltje, daer men lijnwaet en kleyne vodderijen verkoopt. Het huys quam toe aen̅ tapster van̅ voorz. White Lyon. Daer was dien dagh veel volck te Winsor. Gaf voor̅ Hackney-coach 25 schill. Was dien dagh noch al vrij gequelt met de hooftpijn van voorgaende saterdagh. Konde, om̅ sondagh, geen eten krijgen, als een stuck van een schapenbout. | |
[pagina 339]
| |
2 Maend.Was smergens op 't lever van̅ Con., die mij vraeghde wanneer gekomen was. Mijnheer Hop was daer, met wie tot sijnent ging, en dronck met hem en sijn vrouw van mijn choccolate, en hij noodde mij smidd. tot sijnent. De Con. seyde mij smergens, dat ick dien dagh niet veel soude te doen hebben, en̅ dat al de schilderijen van sijn quartier en̅ dat van̅ Coningin eens wilde oversien en̅ de beste aenteeckenen, seggende, iets van die elders te brenghen, gelijck ick, van Hop gaende, deed, Randu, de conchierge, mij de deuren open doende. Gingh savonts met de Con. tot de Coningin, die sat en speelde met Myl. Monmouth, en̅ mij siende, seyde, dat haer speet dat vergeten hadde, de sleutel van haer cabinet thuys te laten, om mij daer in te laeten. De Con. had wesen schieten. Tot Hop aten noch Menard en sijn vrouw. Wandelde daernae noch met Hop en sijn vrouw in 't Parck te Winsor, daer het wat koudt waeyde. De Con. bij de Coningin zijnde, was pensif, dat yder remarqueerde. | |
3 Dynsd.Was op de Con. lever, en hij seyde mij, dat ick dien dagh noch blijven most, gaende omtrent 10 ueren naer de hartejacht. Gingh met Hop van 't Hoff tot sijnent, en liet choccolate daer brengen, waernaer hij met sijn vrouw vertrock. Montpouillan seyde, dat Myl. Halifax een man was, die om geene redenen een stap van sijn interest gingh. De Con. quam omtrent middernacht thuys, en het hart was niet gevangen. Gingh ten 2 ueren naer bedt. | |
[pagina 340]
| |
5 Donderd.Smergens waeren bij mij Sylvius eu Saumaise. De leste seyde, dat men noch sprack van̅ Con. reys naer Newmarket, die om de aennaderingh van 't Parlement niet apparent was. Sylvius vertelde, dat iemant in̅ Gazette had laeten setten: Lost an old white dogg with a bleu collar about his neck, whoever will bring him to Mylady Fitzharding, shal be well rewarded, meenende met den hondt Myl. Devonshire, die passeerde voor haer galant. Sij is een suster van de overledene Mevrouw Benting en Myl. Fitzharding; haer man was eerst genaemt Myl. Barklay, en sij is Gouvernante van de Prins van Denemarkens kinderen. Daernae was Danckelman, Envoyé van Brandenburgh, noch bij mij, om de saeck van eenen solliciteur Liefting tegen den Lt Cor. Lamy te recommanderen. Seyde, dat bekommert was voor sijn vrouw, die stond over te komen, omdat nieulijx een beurtman van Amsterdam genomen was. Tegen den avont gingh tot Tempion, om mijne horloges te halen; maer hij nae de Princess van Denemarcken gegaen zijnde, wachte daer tot 8 ueren, met sijn meesterknecht pratende. | |
6 Vrijd.Gingh ten 10 ueren naer Kinsinghton, niet wetende dat de Con. om mij gesonden had. De Con. gaf mij te doen tegen savonts. Att smiddaghs bij Isac, niemant daer wesende als sijn soon en̅ Sonnius. Aten oesters voor den eten. De Con., komende op 't discours van̅ luyden, die onlanghs en̅ geduerende ons afwesen in Hollt gestorven waeren, seyde: ‘Wij sullen Holland niet meer kennen, als wij daer weder komen. Sij sullen ons oock niet kennen.’ Ick seyde, dat hij dat wel anders soude vinden, als hij in̅ drangh van̅ menschen soude komen. Hij seyde: jae, niet waer? O mij, ick schrik er voor. Savonts, maeckende de Magistraet van Uytrecht, stelde | |
[pagina 341]
| |
hij Jan Carel, soon van̅ vrouw van Oudegheyn tot Vroetschap, en̅ als hem seyde, dat dat haer familie met der tijdt weder wat soude konnen ophelpen, seyde al lachende: jae, wie weet of dat Ondegeins soon is? Dit was op Dijckvelts recommandatie, die hij hem nu voor d'eerste reys recht gegeven hadde. Praete in̅ bedchamber met Mylord Lumley. Smiddachs, soo wij aen tafel saten, quam een knecht iets aen Isac in 't oor seggen, daerop hij opstondt, en buyten komende seyde, dat daer mrs Franckline was, en dat hij haer genoodt hebbende om met mij te komen eten, sij geseght hadde: J'ay quelque chose premierement a demesler avec luy, avant que nous mangions ensemble. Hij haelde haer evenwel met mrs Compton binnen, en̅ sij gaende sitten bij Isac, en mrs Compton bij mij, aten sij 2 of 3 oesters, en begon sij weder te seggen, dat ick een boos man was, dat nooyt in haer camer had willen komen, daer de eenichste was, die sij daer ooyt toe versocht had, etc. Was 11 ueren eer ick naer huys konde gaen. | |
7 Saterd.Smergens was Gastigny bij mij, en dronck choccolate, snijdende veel op van̅ advisen, die hij over de belegeringh van Limmerick gegeven had, en̅ de maniere van dat te attacqueren; oock over het verlies van het canon, dat hij voorspelt en daerover hij met Myl. Portland en̅ de Con. hevigh gedisputeert had. Daernae quam Montpouillan over de sollicitatie van sijn neef, de Marquis de Pardaillan, om een compe. Daernae quam eene joff. Hacquart, dochter van een deurwaerder, seggende, bij de Ritmr Sichterman twee kinderen te hebben, daervan sij der een bij haer hadde. Hadde een sententie van̅ H. Crijchsraed in Hollt, daerbij hij gecondemnt was haer te trouwen, en̅ die sij van Symen van Rooseboom, doenmaels Fiscael, niet hadde konnen krijgen als betalende 500 gl., seggende, hij niet te konnen lesen noch schrijven, voor dat dat geldt hadde. Dat dat, | |
[pagina 342]
| |
aen̅ dagh gekomen zijnde, hij gecasseert was, en van Wouw tot het Fiscaelschap gecommitteert geduerende de absentie van Frederick, sijn broeder, hier in Engelt zijnde. Ten half seven gingh tot nicht Beckers, die seer klaeghde van hooftpijn. Seyde, dat door Betty Villers een goede plaets van 150 ℔ onder Sr Edward Villers voor een goedt vriendt geprocureert hadde, daervoor sij nae alle apparentie maeckelaerdijgeldt sal gehadt hebben. | |
8 Sond.Smergens was Sylvius bij mij, totdat de Con. quam, en soo savonts ten 6 ueren meende uyt te gaen, quam hij weder en belettede mij. Bleef tot 8 ueren, en vertelde veel van̅ oude historien van 't Hoff en van de oorlogen. Seyde, dat King Charles een seer' argh ende gedissimuleert mensch was. Dat Henry (nu Myl.) Sidney seer wel in de gratie geweest was van̅ eerste Duchesse de Yorck, dochter van̅ Chancelour Hyde, en dat de Cancelier, om quade gevolgen te prevenieren, hem uyt dat Hoff sette. Dat het Mylord Shaftsbury was, die de Con. raede de Smyrnasche vloot te attacqueren, en̅ de Exchecquer te sluyten, om geldt te hebben, sonder een Parlament, die den oorlogh tegen Hollt niet seer nae de sin soude geweest hebben. Men nam een rouw van 3 weken aen voor de Cheurvorst Paltz. | |
9 Maend.Smergens was de Wilde bij mij en seyde, gesproken te hebben met Dalonne, die hem geseght had, dat Wildman, meester van̅ posten, hem was komen seggen, dat het pacquet-boat van Harwich, vertrocken met de brieven van̅ 3e deser, van vier capers in zee geattacqt was geworden, en̅ dat al de brieven waren in zee geworpen, maer dat in dat pacquetboot nochthans geen brieven van vorighe postdagen geweest waren, soodat de 100 en̅ in̅ 40 commissien, die de Con. den 22en en̅ 29en Sept. geteeckent hadde, apparentelijck sullen gesalveert geweest | |
[pagina 343]
| |
zijn, en oock de magistrature van Uytrecht, die den 6en eerst geteeckt wierd. Was den ganschen dach regenachtigh en̅ vuyl weder. | |
10 Dynsd.Smergens was de lange Heuft bij mij, en̅ daernaer Sylvius, en droncken choccolate. Heuft meende, dat het goedt soude wesen, dat het werck van Yerlandt noch wat duerde, om het aenstaende Par̅lament te doen geldt geven, maer dat hij met sommighe luyden gesproken hadde, die meenden, dat men geen geldt behoorde te geven om Vranckrijck te attacqueren; dat het genoegh was als de saken in Engelt en de twee Rijcken, tot rust gebracht zijnde, men konde vrede hebben. Van Vliet schreef aen de Wilde, dat den treyn van volck en bagagie, die op de Con. vertreck in Yerlandt gebleven waeren, van Waterford, naer langh wachtens op ordre, naer Dublin vertrocken waeren en te Highlake gekomen. Dat de tijdingen in Yerlandt waeren, dat de Franschen dat rijck verlaten en haer naer huys geretireert hadden. Sylvius seyde, dat dat voor waer gehouden wierd. In brieven van̅ 3en Octob. schrijft mijn vrouw, dat de vrouw van Hagedoorn, twee daghen voor haer doot, bij testament aen haer man de lijftocht van al haer goedt gemaeckt had, en aen̅ selve in eygendom al t' ghene sij van haer eerste man en̅ van haer sonen geërft hadde. Dat in 3 of 4 weken geen brieven uyt Engelandt gehadt hadden, en̅ dat men ondertusschen daer veel quade tijdingen strooyde, onder anderen van̅ Con. doot, en̅ dat men dat te Amsterdam wilde wedden dry tegen een. Naermiddach gingh naer Kinsinghton, maer daer was soo veel te doen (apparent om de naederingh van het Parlament) en Myl. Carmarden en Nottingham waeren soo langh binnen, dat het negen ueren was, eer ick daer quam; doch schreef eerst mijne eygene brieven naer Hollt. De Con. vraeghde mij al weder, of ick al in mijn camer | |
[pagina 344]
| |
was, en̅ wat meubelen ick daerin had, die hem specificeren most. Gaf mij noch de Magistraet van den Bosch te depescheren, niet naer de recommandatie van̅ Graef of Prins van Nassau, daer Gouverneur. Teeckende die naer den eten, en̅ quam ick eerst omtrent middernacht thuys. Praete langh met Sr Steven Fox, die mij een wisselbrief gaf te trecken bij den Secretaris de Wild, van 10000 ℔ sterl. Scheen een seer beleeft man te zijn. | |
11 Woensd.Smergens was bij mij eenen Advocaet Liefting, gebannen uyt Hollt, omdat hij met Boetselaers soon op de gesontheit van̅ duyvel gedroncken had, dat hij wilde verbloemen met te seggen, dat het een man was die soo heete, en sijn̅ huys de hell. Uyt Uytrecht was hij oock gebannen, over quaedtspreken van de Regeringh. Hij had een pretentie tegen den ouden Lt Cor. Lamy. Kreegh een brief van Oyen, om de Con̅. te versoecken, hem sijne dimissie te willen geven uyt den dienst, om still te gaen leven. Had daerover aen Ouwerkerck oock geschreven. Seyde, over vier weecken niet wel geweest te zijn, en̅ met permissie naer Chester uyt Ierland gekomen te zijn, om van lucht te veranderen, en dat daerop antwoordt wachtede. | |
12 Donderd.De Coningh was in 't Parlament, en̅ recommandeerde de middelen tot betalinghe van̅ gemaeckte schulden, en̅ tot continuatie van den oorlogh. Seyde, dat hem leet was het ongeval van de Engelsche vloot, en̅ recommandeerde de schuldighe met vigeur te straffen. Smergens was Lier en̅ daernae Boision bij mij, en quam van der Esch daernae mij spreken van̅ saeck van Oyen; seyde, dat de Hr van Ouwerkerck voorgenomen hadde, de Con. alleenlijck verloff voor hem te vraghen, om te mogen te Londen komen, konnende de afscheydt altoos dan versocht worden; beloofde hem mede soo te doen. | |
[pagina 345]
| |
Voor de middagh ontboodt mij de Con. naer Kinsinghton, en̅ naerdat tot half eenen gewacht hadde, gaff mij maer een lijst van̅ vacante plaetsen, door Prins van Waldeck overgesonden, naer te sien. Naemidd. was met Boision tot nicht Beckers. | |
13 Vrijd.Was de Con. naer Winsor op de jacht, daer een hart vongh, dat hij self de vanghst gaff, maer soo men 's anderen daeghs seyde, liep hij peryckel van gequetst te worden, en soo sommighe seyden, was iet of wat geraeckt. Op deselve tijdt kreegh hij de tijdingh, soo ick sanderen daeghs hoorde, van 't overgaen van Corck. Smergens was Sylvius bij mij, en praete seer langh van sijne saecken en̅ pretentien. Tegen den avondt gingh tot Mevrouw Plot, en praete daer tot over 8 ueren. | |
14 Saterd.Smergens was te Kinsinghton, ontboden zijnde, en teeckende de Con. sommige Acten, en̅ ordonneerde noch andere. Vraeghde verlof voor Oyen, om naer Londen te komen, dat de Con. toestondt; maer seyde, wat schort hem? Sij seggen dat hij quitteren will; en seyde verders, dat het een schande voor hem wesen soude, soo jongh en̅ in een tijdt van oorlogh te quitteren. Hoorde voormiddagh van Isac, dat 's Gravemoer geschreven had, dat Corck met capitulatie, doch meest op discretie, sich overgegeven hadde, Mackelligot, die in Hollant gedient hadde, daer commanderende. Dat hij haer het leven geaccordeert had, en belooft bij de Con. voor haer te intercederen om pardon. Dat hij naer Kingsale gesonden had, om dat mede te sommeren, maer noch geen antwoord hadde op 't afgaen van Butler, die de tijding bracht. Tien schreef mij van̅ 20en Octob., dat de elff Oostindische schepen wel waeren ingekomen. Att smiddaghs bij Isac met l'Estang en̅ Gendreau. | |
[pagina 346]
| |
De Con. sagh Spaensche peerden, voor Marquis de Gastanaga uyt Spaignen overgekomen, daervan hij der twee wilde houden, en̅ hem twee Engelschen in̅ plaets senden. Bracht mr Hew the Groome of the Bedchamber naer Londen. Thuys komende, vondt Sylvius tot mijnent. Gingh daernae tot de vrouw van Ouwerkercken, daer hem weder vondt. Daer hoorde, dat Mevrouw van Hagendoorn bij haer testament Mevrouw Hop, haer suster, geheel hadde uytgesloten. | |
15 Sond.Smergens was Sylvius bij mij, gingh tot sijn vrouws suster, met mr Graham getrouwt, eten. Naer de middagh was weder bij mij. De Con. was te Londen. Gingh yemant besoecken, die niet spreken konde. Daernae gingh tot de vrouw van 's Gravemoer. Daer vondt Ouwerkerck, Rooseboom, Henrick van Ouwerkerck met de twee joffen spelende, de Gn̅ael Majoor Bauditz en Sr Edward Villers. Quirina had een rock aen, heel met point de Venise overdeckt. | |
17 Dynsd.Wierd smergens ontboden naer Kinsington, en quam daer over thienen, en sprack de Con. noch smergens. Savonts teeckende, en belaste mij bij Myl. Portland te gaen, om te spreken over een brief voor Nyvelt van Rotterdam, gelijck ick deed, en schreef een brief, om de procedueren van 't Hoff tegen hem te doen staecken. De Con. teeckende die brief ten elff ueren eerst, en̅ quam ick ten half twaelff thuys. Kespes seyde, dat de Con., een dagh of twee geleden, smergens geseght hadde, dat staet maeckte in 't lest van November te sullen naer Hollandt vertrecken. | |
[pagina 347]
| |
Was naer joff. Golstein vraghen, maer sij had de heele wacht, en was niet thuys. Savonts lachte de Con. met de versen, die Buyseroo weder op hem gemaeckt had. | |
18 Woensd.Smergens was de oude joff. Küffler bij mij, noch all praetende van een plaets at court of elders te hebben, daerin seyde, haer niet te konnen helpen. Seyde dat haer vader, Corn. Drebbel, in sijn schip, dat onder water zeylde, een hooghe pijp met quicksilver hadde. Was smerg. op de n. Beurs om nachtmutsen en liet een kettinghje in mijn silvere horlogie maecken. Naermiddagh was Sylvius bij mij en seyde dat eenighe luyden in 't Parlament spul maeckten over het arresteren van̅ luyden, doe de Fransche vloot op de kust was, en̅ tegen sulcke proceduren acten van 't Parlement eyschten. Ick gingh daernae tot mevrouw Hop, die men mij seyde dat tot de vrouw van 's Gravemoer was, maer vondse daer niet. De vr. v. 's Gravemoer was uyt het quartier v. de Graeff van Solms weder nae beneden, daer waeren de langhe Heuft, neef van Oyen, even uyt Yrlandt aengekomen en noch wat swack van een rhumatisme en̅ sciatica, die hij gehadt hadde. Wist niet dat een jonghe soon in Hollt gekregen hadde, zijnde sijne brieven van daer naer Yerlandt gesonden; daer waeren noch Rooseboom en Henr. van Ouwerkercken. | |
19 Donderd.Smergens had Sylvius, Boision, l'Eremitage, daernae Dr le Moine en daernae Dr Stanley. Leyde voor̅ tweede reys klimbladeren, in asijn geweyckt, op een exteroogh, die eerst twee dagen te voren aen de binnenzijde van mijn kleyne rechter tee ontdeckt had, naer dat eenighe tijdt te voren daer pijn aen gevoelt hadde. Ten 2 ueren reed met Stanley naer Cheapside, daer eenen Mountaine, dewelcke de caert van Londen van Morgan naer sijn doot verkocht, woonde, en̅ meenden wij | |
[pagina 348]
| |
de augmentatien te sien en̅ te konnen krijgen, maer waeren noch onvolmaeckt, en̅ hij geleeck een onnooselen broeder te wesen. Bracht Stanley tot sijnent, en̅ thuys komende met vrij pijn achter in thooft, gelijck die nu wel een maent met vlagen en̅ intermissien gehadt hadde, quam Tempion bij mij en̅ naer hem de Hr Hop, over een brieff, die de Con. wilde schrijven aen Evertsen, in Duyns weder gekeert uyt Yrlandt. Hij confirmeerde mede, dat 's Gravemoer geschreven had in een brief, die mergen gekomen, dat Kingsale op de aenkomst van̅ onse sich hadde overgegeven, dat Myl. Marleborrough dat selve schreef, beyde sonder datum. Seyde dat de accusatie van Torringhton door disputen over formaliteiten heel te rugh liep en̅ hij wel lichtelijck souw los raecken. | |
20 Vrijd.Smergens was Stanley bij mij en dronck choccolate, oock Boision. Hoorde naermiddagh, dat de Con. op de jacht naer Winsor was. Reed ten 6 ueren naer Kinsinghton, om of de Con. mocht thuys komen en̅ willen schrijven met de post, maer hoorde dat niet komen soude, en soo reedt wederom. Een oudt Engelsman seyde mij, dat het Parlament achthien hondert duysent ponden geconsenteert had tot equipperinghe van̅ vloot tegen de somer. De bagagie quam uyt Yrlandt, maer de Wilde's peerd was op̅ wegh die morgen gestorven. | |
[pagina 349]
| |
Naermiddagh gingh met Norris in̅ drawingroome van̅ Con. om de schilderije van̅ Marchese del Guasto, die boven de deur staet, te sien, dewelcke Norris meende het origineel te wesen, en̅ niet de schilderije die te Winsor is, en veel beter als de andere. Tegen den avondt gingh tot nicht Becker, daer de vrouw van̅ Capn Villers was en eene Mrs Stanley met haer dochter uyt de buert. Vernatti had een medecijn genomen die te sterck gewerckt had. | |
23 Maend.Smergens was Sylvius bij mij; seyde, dat den Hertoch van Grafton in Yrlandt gestorven was van sijne quetsuerGa naar voetnoot1), dat hij gequetst werdende quaedt gehad hadde. Dat voorleden saterdagh het Parlemt niet goedts gedaen hadde ten regarde van̅ Con. petitie voor de landtmilitie, en̅ dat Seymour gesustineert hadde, dat een leger boven dry á vier duysent in Yrlandt niet noodigh was. | |
24 Dynsd.Smergens waeren bij mij Sylvius en̅ Lier, komende van Kinsinghton, en̅ seyden, dat het Parlement tot den oorlogh te lande 22 hondert duysent ℔ sterl. geconsenteert hadde. Dat de Con. en Connne hier souden komen om de Princess van Denemarcken te besoecken, die 's nachts te voren van een doode dochter in de kraem gekomen was, een maendt voor de tijdt. Gingh voormiddagh naer Kinsinghton en̅ att met Isac, daer Sr Samuel Forbes mede was, en̅ daernae de broer van Mr Wardon mede quam, wesende een Parliament-man. Lier seyde smergens: ‘Hr van Zuylichem, kom je eens in Hollandt, soo kom je niet licht wederom,’ en als ick dat in̅ windt sloegh seyde: ‘neen je komt niet weer, daer sal het een ofte het ander daer vacant komen’ (willende van het Rekenmrs ampt seggen). | |
[pagina 350]
| |
De Coningin, soo als van Isac quam, in de venster liggende van het nieuwe gebouw met Mylady Darby, sagh mij en̅ lachte vrundelijck. Mr Wardon seyde op het discours van Torringhton, dat hij een half swart meysje bij hem in̅ Towr had, dat men meende sijn dochtertje te zijn en̅ dat hij alle daegh voor hem liet danssen. Dat de Lords haer selven tot saterdagh geadjourneert hadden en̅ dat men meende dat het over sijn saeck was. De Con. teeckende savonts; vraeghde mij of mijn soon al wel studeerde en̅ wanneer ick hem naer̅ school soude senden (verstaende de Academie); vraegde hoe oudt hij nu was, en nae wat Academie hem senden wilde. Ick seyde dat geloofde dat hem met neeffie van St. Annelandt soude senden. Vraeghde daernae of ick Ooyen gesproken hadde, waer hij was en̅ of hij noch quitteren wilde. Seyde, dat mij docht dat dat desseyn al wat verslapt was, maer dat hij seyde beschaemt geweest te zijn daer over, dat soo veel geldt trock van̅ Con. sonder den dienst daer voor te hebben konnen doen, door dien niet wel en was. Wel, seyde hij: hij heeft immers de heele somer gedient. Naermidd. was bij joff. Golsteyn, daer juff. Vijgh mede was en̅ Gastigny. De windt was van smergens Oost. Had savonts groote hooftpijn. | |
25 Woensd.De windt liep in de voormiddagh weder west. Smergens had Sylvius. It. Westreycher, om het slot aen̅ deur van mijn torentje aen̅ straet te vermaecken. Seyde dat eenen Baronet Howard, een van sijne calanten, met hem etende, een groote papist was en̅ gedroncken had: To the health of the man that had lost his mare, that he might recover her, meinende King James. Naermiddagh quam Boision en̅ gingh met hem tegen den avont tot Mr Plot, daer tot half achten saten. | |
[pagina 351]
| |
Hij collationneerde savonts met mij. | |
26 Dond.Smergens quam Dr Stanley, daernae Sylvius, Vossius, Montpouillan, Saumaise, Hop, Boision. Voor den eten sondt de Con., dat in̅ bedchamber soude komen naer den eten; sondt daer nae nogh eens, en̅ als daer een half uer gewacht hadde, quam uyt en gingh naer de Counsel, mij niets seggende. Praete daer wat met Myl. Carmarden, Myl. Dorset en Myl. Craven. Mij wierd daer voor seker geseght, dat den Hertoch van Grafton niet doot, maer vrij wel was. (Dat is daernaer anders bevonden). Daeghs te voren begon de hooftpijn, die tot die tijdt achter in mijn hooft, meest aen̅ rechter zijde gevoelt hadde, heel over te gaen, door een verkoutheit in 't hooft, die mij veel deed snuyten. Naermiddagh uyt de Bedchamber komende quamen met mij Gramare, Foubert sijn stiefvader, le Bas en̅ Stanley weder. Bas wilde mijn calesch en peerden koopen. Stanley seyde, dat men een duel belet hadde tusschen Myl. Damby, soon van Carmarden, en de Lord .....Ga naar voetnoot1), die sijn dochter getrouwt hadde. Stanley seyde oock, dat Myl. Carmarden iets in sijn keel hadde, dat hem schier belette te eten, en̅ dat daervan soo mager wierd. De Con. souw 's anderen daeghs, weder zijnde, op de jacht gaen. Savonts ten half achten gingh tot de vrouw van 's Gravenmoer, die niet wel was en niet binnen quam. Ouwerkerck evenwel scheen van haer vandaen te komen. Daer waeren noch Oyen en̅ Welderen, nu der weder wel uyt siende, en̅ Henr. van Ouwerkercken. | |
[pagina 352]
| |
saeck van̅ msen, uyt sijn broers boecken gestolen, soo hij seyde. Daernae joff. Hacquart over haer saeck tegens de Ritmr Sichterman; seyde dat haer genoeghsaem 30000 gl. geboden wierden om af te staen van haere pretentie. Naermiddagh ten 4 ueren reed naar Kinsington, en̅ quam de Con. niet van̅ jacht voor halfachten. Was naer joff. Golstein en joff. Vijgh sien, maer waeren niet in haer quartier. De Con. belaste mij noch seyde mij niets, en̅ soo gingh naer Londen. | |
28 Saterd.Smergens was bij mij de Hr van̅ Lier. Seyde, als wij van̅ reys naer Hollt spraecken, dat, soo ick eens in Hollt quam, ick daer niet licht weder soude uytkomen; en̅ als vraeghde waerom, seyde: daer sal dan het een ofte het ander vacant komen, meenende daer ick mede soude konnen geaccommodeert werden. Ick gaff daer niet veel antwoordt op. Savonts gingh tot de vrouw van Ouwerkerck, daer Sylvius oock quam. Sij seyde dat er seer veel quaets geseght wierdt van de Bailluw Nyvelt, selfs horribele dingen, die men niet konde naer seggen. De brieven uyt Hollt quamen, naer dat ick er geen gehadt hadde zedert die van̅ 10 deser maent. Brachten mede dat de 4 Oostindische nae-schepen bij Hitlandt van̅ andere geraeckt wesende, niet te voorschijn quamen. | |
29 Sond.Smergens waeren bij mij Sylvius, Lier, Boision. De Con. was tot 8 ueren te Londen. Tegen den avondt quam Ooyen bij mij en voer machtigh uyt daerover dat de Con. aen sijn neef, de magere, geen permissie had willen geven om in 't Sticht te jaegen; klopte op sijn knie en ging aen of geck was; had verlof om naer Hollt te gaen, en had het quitteren uytgestelt. | |
[pagina 353]
| |
en̅ Boision, die ten eten hield, eerst met hem wat hebbende in 't Parck gewandelt. Naermiddagh was niet uyt, en̅ betaelde schulden. | |
31 Dynsd.Gingh over thienen naer Kinsinghton en̅ gaf mij de Con. te doen voor de middagh. Att met Isac, daer Boision mede was, een slechte Schotsche Mylord, die sijn naem vergat te vraghen, en̅ een Gentleman van omtrent Winsor, die de Con. fruyt gebracht hadde. Daer was geen nieuws, hoewel brieven van̅ 27cn uyt Hollt gekomen waeren. De Con. ontbood mij ten 7 ueren en̅ teeckende, zijnde in goedt humeur. Vraeghde naer St Annalt, daer niet nieuws van had. Lesende een versoeck van Waelenburg, om, dewijle hij nu in sijn gesontheit herstelt was, sijn broer niet meer tot adjunct in 't Commandemt van̅ Graef te hebben, seyde hij: het is een kluchtigh dingh, dat ymant op sijn 50e jaer geck wordende, op sijn 60e weder wijs wordt. Lachte mede om versen, die Buysero weder op hem gemaeckt hadde. Gaff mij de brief van Burgem̅ren en Regeerders van Rotterdam, waerin het heele verhael van Nyvelts saecke in stondt. Item een brief van̅ Ractshr Halewijn, sprekende van̅ selve saeck, daeruyt sagh, dat hij den brief van̅ Con., tot surseantie van de proceduren van 't Hoff, den 17en des. noch onder hem en̅ niet overgegeven hadde. |