voelend, vond zij het aardig tegenover ‘dat arme kind’ een nederbuigende welwillendheid aan den dag te leggen.
Maar wat was zij veranderd in anderhalfjaar tijd! Bepaald afgevallen en vermagerd en leelijk geworden! Een prachtige conquête die de arme sukkel daar gemaakt had!
‘Mevrouw....’ begon Anna met zachte haperende stem en met moeite ademhalend de eerste oogenblikken; ‘ik begin met u om vergeving te vragen voor datgene wat ik u kom vragen. Daar ik nagenoeg een vreemde voor u ben, zal het u misschien een onbescheidenheid lijken.... en toch is het werkelijk geen onbescheidenheid die mij tot u brengt.... Ik kom u vragen of u.... om uw echtgenoot treurt, of u misschien erg lijdt onder de scheiding?’
Op deze abrupte vraag was Carla volstrekt niet voorbereid. Te veel verrast om diplomatisch te zijn, eenigszins geprikkeld door de belachelijke veronderstelling dat zij, Carla, zou treuren om dien halven idioot, en vooral vreezend dat er misschien een verzoening werd voorbereid, antwoordde zij met een geërgerd lachje: ‘Niet in het minst, juffrouw Denners.’
Zij zag dat een glans van geluk zich op het bleek gelaat vertoonde, en dadelijk had zij spijt van haar antwoord.
‘En mag ik u nu op mijn beurt vragen,’ zeide zij koel, ‘waarom u dat wenscht te weten?’
‘Omdat ik hem liefheb,’
‘Dat is toch onbeschaamd!’ dacht Carla.
‘Ik vind het eenigszins vreemd,’ sprak zij nu op hoogen toon, ‘dat u mij, zijn echtgenoote (zij legde bijzonderen nadruk op dat woord), zoo iets bekent.’
‘Waarom zou ik dat niet bekennen? Dat u niet van hem houdt, geeft mij immers volle vrijheid hem lief te hebben?’
‘Liefhebben een getrouwd man! Ik verbaas mij dat u den moed hebt mij zoo iets te zeggen!’
‘Ik zou dat nooit gezegd hebben, als u onder de scheiding hadt geleden en een verzoening wenschte. Niet alleen zou ik dan mijn geheim hebben bewaard, maar ik had hem nooit weergezien.... al zou mij dat misschien het leven hebben gekost!’
‘Zoo.... dus u denkt hem thans wel weer te zien en misschien aan uw schuldige liefde toe te geven! En aan mij, zijn eigen vrouw, durft u dat zeggen!....’
Carla sprak die woorden met strengheid uit, en Anna, hoewel ten volle overtuigd dat de levenswandel van de