‘Juist. Dàt had zij gewild....’ zeide Barthold op gesmoorden toon, ‘mij tot een werktuig verlagen!’
‘En ik heb gedacht, dat je in den eersten roes van je passie dat werktuig zoudt worden!’ viel Robert in. ‘Wel niet voor altijd, o, neen, maar toch een poosje.... totdat bij de eerste crisis je zoudt reageeren!’
‘Misschien - of liever zeker ware dit geschied, als zij mij maar had liefgehad, of ten minste was blijven veinzen me lief te hebben. Houd me niet voor sterker dan ik ben. Maar in plaats van liefde had zij zoo'n onoverwinnelijken afkeer van me, dat zij, eenmaal getrouwd, haar rol niet heeft kunnen volhouden. Dàt heeft me de oogen geopend en me krachtig gemaakt.’
‘Goddank! daardoor kon de operatie te eerder plaats hebben. Hoe later, hoe ontzettender het voor je zou geweest zijn. Maar nu nog iets.... hoe neemt je vader het op? Je brief zeide me daaromtrent niets.’
‘Hij trekt onvoorwaardelijk haar partij en werpt mij geheel uit.... omdat ik pertinent weiger me met haar te verzoenen.’
Barthold's stem beefde thans hoorbaar. Weer werd zijn smart hem te machtig.
‘En je moeder?’
‘Zij heeft nooit een anderen wil gehad dan den zijne.’
‘Die eerste storm zal bedaren. Vroeg of laat, als hij die vrouw gaat doorzien - et cela ne peut manquer - keert hij tot je terug. Je begrijpt wel dat hij er niet minder onder lijdt!.... En nu nog een zuiver practische vraag: wat zijn je plannen?’
‘Ik ga natuurlijk doorstudeeren, en verder leven en strijden voor mijn overtuiging.’
‘Maar je finantiën?....’
‘Meer dan genoeg in den eersten tijd....’ klonk het achtelooze antwoord, terwijl hij onverschillig de schouders ophaalde. ‘Daar denk ik zelfs niet over!’
Robert lachte. ‘Natuurlijk, dat aardsche slijk is in onze liefelijke, belangelooze samenleving een volmaakt overtollige luxe! Intusschen, denk er aan.... als je plotseling op minder aangename wijze er aan herinnerd mocht worden, dat je nog niet in een communistische maatschappij leeft, dan ben ik er nog. Je begrijpt, al wat ik heb is van jou.... en ik heb zóóveel meer dan ik gebruiken kan!’
‘Blijf toch, wat ik je bidden mag, meer in harmonie met