[LII]
‘Wel Anna, ben je daar eindelijk, wat is het laat geworden!’
Met deze woorden begroette mevrouw Denners haar dochter, die op een avond zeer laat, omstreeks bij middernacht, thuiskwam. Zij was met Martalis naar een vergadering in den Haag geweest en trad de huiskamer binnen.... maar niet levendig en opgewekt als haar gewoonte was. Zij zager bleek en ontdaan uit, en trad langzaam naar haar moeder toe, zich eensklaps snikkend om haar hals werpend.
‘O! moedertje, wat ben ik ongelukkig!’
‘Anna, wat is er gebeurd, wat heb je?’ klonk de ontstelde vraag.
‘Verbeeld u, Frank heeft....’ zij kon eerst niet verder spreken.... ‘Frank heeft me gezegd dat hij van me houdt?’
‘En dus jij houdt niet van hem?.... Anders zou je zoo bedroefd niet zijn!’
Met deze woorden deed mevrouw Denners haar nederzitten, zette haar hoed af en streek met haar vingers teeder lief koozend door het korte haar, zooals zij dat zoo vaak zelve deed.
‘Het schijnt je verschrikt te hebben, kindlief.... En als je zijn affectie niet kunt beantwoorden, begrijp ik dat zoo iets je pijn doet. Maar je mag je toch niet zoo overstuur maken. Ik ben er eigenlijk niet zoo heel verwonderd over. Ik zag dat hij van je hield, en begreep wel dat hij het je vroeg of laat eenmaal zou zeggen.’
‘Wist u het?’ klonk de ademlooze vraag.
‘Ja, het was vrij duidelijk voor me.’
‘Hadt u het me dan maar gezegd, mama, dan zou het me niet zoo verschrikt hebben.’
‘Zoo iets mag men niet zeggen, lieve Anna, dat begrijp je toch wel! En ik vind het ook niet bepaald iets om zóó van te schrikken. Wel is het treurig een man als Martalis onwillens verdriet te moeten doen.... maar je hebt jezelve niets te verwijten - dat kan je troost zijn.’
‘Wie kon zoo iets denken!’ riep Anna, haar handen stijf tegen elkaar klemmend. ‘Hij was nooit bijzonder aardig of lief tegen me.... nooit!’
‘Aardig of lief zijn.... dat is nu ook juist zijn fort niet!’ zeide haar moeder met een glimlach. ‘Maar het was te merken aan de wijze waarop hij over veel dingen je meening vroeg en je altijd deelgenoote maakte van al zijn plannen en over zijn werk met je praatte.... vooral hij die zich meestal, in zichzelven opsluit.’