wandelend, betrapte ik ze bij een teeder tête à tête in den koepel. Anders hadde het spelletje nog lang kunnen voortduren.’
‘Maar dat is verschrikkelijk! Dan moet zij dadelijk weg!’ riep Johanna. ‘Wie zou zóó iets van onzen Bart hebben gedacht?’
‘Dadelijk weg is een ongerijmdheid en.... bovendien verre van goedhartig. Carla de Martignel is geen dienstbode, voor zoover ik weet. Waarom vind je het eigenlijk zóó verschrikkelijk?’
‘Wel.... zij is heelemaal niets! Is dat nu een meisje om met onzen zoon te trouwen?’
‘Ja, zij is arm, maar gelukkig van goede geboorte, het had erger kunnen zijn.’
‘Dus vind je het goed?’ klonk haar ontstelde vraag.
Meryan haalde de schouders op.
‘Goed en goed is twee. Ik zal niet zeggen dat dit huwelijk mijn ideaal is. Maar we staan nu eenmaal voor een feit en er valt niets aan te veranderen. Barthold is doodelijk verliefd op haar en zij op hem.... maar zij durfden er natuurlijk in de gegeven omstandigheden niet voor uitkomen. En nu kan ik toch niet optreden als een ouderwetsch vader in een melodrama! Derhalve is mijn idee zoo....’
Hier hield hij even op. Aan zijn vrouw te beduiden wat zijn wil was, kon niet moeielijk voor hem wezen, maar hij wilde haar winnen voor zijn plan, en daarom besloot hij met eenige diplomatie te werk te gaan.
‘Weet je waar ik voornamelijk tegen opzie...? Minder tegen het huwelijk op zichzelf dan wel tegen het vooruitzicht, terwijl hij nog twee jaar in Delft is, Carla als onze aanstaande schoondochter in huis te moeten houden.... jij zeker ook?’
‘Natuurlijk,’ riep Johanna uit den grond van haar hart. ‘Want zij is après tout toch Baby's gouvernante geweest, en dan nu zoo'n geheele andere toestand..... het is onmogelijk!’
‘Juist, dat ben ik volmaakt met je eens; het is onmogelijk.’
‘Zij kan gaan naar de Corduroy's in Brussel,’ hernam zij haastig, ‘en wie weet.... misschien zal die gekke verliefdheid dan wel uitslijten?’
‘Ik vind niet, Johanna,’ zeide haar man misnoegd, ‘dat men het recht heeft in dit geval eerder van ‘gekke verliefdheid’ te spreken dan in elk ander geval van dien aard.’
‘Ik wel,’ zeide zij in een plotselingen opstand van wil, en tegelijkertijd een kleur van schrik krijgend over haar