in hare nieuwe omgeving verschijnen leelijk en ontdaan, met roode gezwollen oogleden....
Van avond, van nacht kon zij weer naar hartelust het uitsnikken zooals zij zoo vaak had gedaan sedert haar terugkeer uit Engeland.
Zouden hier ook weer dezelfde bittere decepties haar wachten? Zou het hier ook weer blijken, hoe tegenspoed en armoede den mensch in korten tijd verlaagden tot een outcast, wien zelfs de mogelijkheid werd benomen weder tot het paradijs van voorheen toegang te verkrijgen?
Voor de honderste maal wellicht stond haar weder voor den geest haar korte illusie in Engeland, zoo plotseling vernietigd, toen hij, bij haar gastvrouw officiëel aanzoek doende, vernam de ruïne van haar vader en dientengevolge hare maatschappelijke positie die hem niet kon verborgen worden.
O! die zielerazernij, toen hij zich daarop met onberispelijken tact had teruggetrokken. Nu nog, na maanden, voelde zij den terugslag van het toen doorleefde. Al vond zij hem oud en leelijk en onbehagelijk en vervelend, wat kon haar dat schelen? Hij was nu eenmaal als een redder komen opdagen, en dubbel hard was het daarna van al de nieuw opgewekte verwachtingen weer te moeten afstand doen, weer terug te vallen in al de onzekerheid, al de afschuwelijkheid van haar tegenwoordig bestaan!
En nu hier.... wat zou zij hier te hopen hebben? Zou het noodlot niet eindelijk moede worden haar te vervolgen? ‘Na regen, zonneschijn!’ placht haar vader altijd te zeggen. Hij had den zonneschijn niet zien wederkeeren maar zij.... die toch onschuldig was geweest aan zijn roekeloos verspillen van hun fortuin!
Het was alsof deze laatste, gedachte haar moed gaf. Le bon Dieu was toch zoo goed, en Hij wist natuurlijk dat zij aan het gebeurde geen part of deel had.... en waarom had Hij haar zoo mooi gemaakt, als hij niet gewild had dat dit mooi-zijn haar uitkomst zou worden?
En hare sombere gedachten van zich afschuddend, ging zij met veerkrachtigen tred naar haar slaapkamer, draaide de gaspitten van den toiletspiegel hoog op, deed haar hoed en mantel af, en vervolgens eenige benoodigdheden uit haar reistaschje te voorschijn halend, bracht zij haar toilet en haar kapsel in orde. Dit kalmeerde haar hoe langer hoe meer. Voor den spiegel te staan, schonk haar altijd verademing