Oeuvres complètes. Tome XXI. Cosmologie
(1944)–Christiaan Huygens– Auteursrecht onbekend
[pagina 406]
| |
Appendice III
| |
[pagina 407]
| |
selve vergroot dan is nae de reden der secans ζα tot den radius αβ. Daerom als men den radius αβ gelijck stelt aen AB de wijdte van een graed der aequinoctien, soo isαζ de hooghte der ruijte die op de plaetse der parallel γδ moet komen, en soo overal, volgens de tangenten der boghen tusschen ieder parallel en den aequinoctiael. Om dat de distantien vergrooten hoe verder van den aequator hoe meerder soo is noodigh om die in mylen te konnen afpassen, dat men een schale hebben tot dese reductie, waer toe best is ieder hooghte van ruyt als AL, LM, MN in 15 gelijcke deelen te deelen, als ieder hooghte een graed begrijpt, want dan ieder deel een duytsche mijl is en dese wassende deelingen dienen tusschen ieder 2 parallelen voor de begeerde schale. Men kan deese schale oock netter verdelen volgens de differentien der vervolgende secanten van 4 tot 4 minuten. |
|