No 2562.
Christiaan Huygens à J. Hudde.
11 février 1690.
La pièce se trouve à Leiden, coll. Huygens.
Aen de Hr. Hudde, Raed en Borgemeester der Stad Amsterdam, Bewinthebber van de Oost Ind. Compagnie &c.
11 feb. 90.
Sendt hier nevens een Exemplaer van 2 tractatjesGa naar voetnoot1) nieuwelijcks door mij in 't licht gegeven.
Dat ick weet hoe weynigh tegenwoordigh te passe komt aen S. Edt. iets van dese nature te offereren, als die besigh is met seer gewichtige saecken en daer de rust en welvaren van ons vaderlandt aen gelegen is.
Dat ick daerom groot ongelijck soude hebben indien ick dacht dat hij nu dese dingen doorlesen en examineren soude.
Dat het daer verre van daen is, en dat alhoewel ick sijn oordeel hier ontrent seer hoogachte en geern verstaen soude, soo en wil ick nochtans 't selve niet verwachten als bij gelegenheydt van beter en geruster tijden, welcke met verlangen te gemoet siende en ten deele van sijne wijsheydt en moderatie verwachtende, blijve &c.
Seer ootmoedigen en