Oeuvres complètes. Tome III. Correspondance 1660-1661
(1890)–Christiaan Huygens– Auteursrecht onbekendNo 742.
| |
[pagina 64]
| |
te pronken, om redenen die ick daer toe hebbe, so en can ick evenwel niet laten dat opset te overtreden, bij de gene die mij bij gelijcke geval niet voorbij en gaen. Ende sulx bij VEd: tot verscheijden malen vereert sijnde, vereer ick dit bijgaende boeckGa naar voetnoot1) met VEd: toe te senden, soo het nu, (naer dattet 10. a 12 jaer in een hoeck verstoken is geweest, om dat men mette boeckvercopers geen redelijck vast verding conde maken) inde corant veijl wort gestelt. Ende want mij noch indachtich is, dat ick een vande selve inden beginne oock toegesonden hebbe, aen de Heere van Sulichem, dat nu, voor soo veel als dit blaetjenGa naar voetnoot2) aengaet, indien het noch voorhanden is, defect soude sijn; Soo gelief VEd: het selve mijnenthalven aen SijnEd: te presenteren, of het hem misschien gelucken mocht daer me te suppleren. Waer op mij verlatende blijve
Mijn Heer
VEdts. dienaer Hendrik Stevin. In Alphen den 21en April 1660.
Mijn Heer Mijn Heer Christiaen Huijgens van Suijlichem, vermaert mathematicus. inden Hage. met een boeck. |
|