Oeuvres complètes. Tome II. Correspondance 1657-1659

N^o 428.
Christiaan Huygens à L. van Coppenol¹⁾.
16 novembre 1657.

La lettre se trouve à Utrecht, collection de M.A.J. Nyland.

's Gravenhage 16 Nov. 1657.

Monsieur Coppenol.

Het is beter uytgevallen met het Latynsche dicht dat VE van mijn Vader versocht heeft als ick hadde gedacht: Gelyck VE sult sien uyt dit nevensgaende²⁾ het welck hy my gister avont gaf om aen VE te senden. Het schijnt dat de begeerte die hij gehadt heeft om VE hier door contentement te geven, stercker geweest is als sijn sieckte. Doch hy verhoopt, dat VE dese syne promptheydt in acht nemende, oock des te vlytigher sult wesen om syn curieusheyt te voldoen in 't gheene hij van VE handt heeft begeert. Vale

VE dienstwillige vrundt Chr. Huygens van Zuylichem.

Mijn vader soude geern weten wie dat is, en wat beroep heeft eenen J. de

1) Lieve van Coppenol, né en 1598, demeurait à Amsterdam et y vivait encore en 1662. Il était calligraphe renommé.

2) Nous n'avons pas trouvé dans nos collections cet écrit de Constantyn Huygens, père.

[p. 85]

Decker²⁾, een seer fraey Poeet aldaer, daer hij een veers van ontfangen heeft. Indien VE hem kent, bidde dat my dien aengaende eenigh berecht wilt geven.

Den Eersamen seer Discreten Sr. Lieven van Coppenol tot Amsterdam.

Inde Haerlemmerstraet tegen over de Eenhoren sluijs Inden ouden Tobias.

2) Jeremias de Decker, fils du courtier protestant Abraham de Decker, d'ancienne famille belge, et de Maria van Bremden, naquit vers 1610 à Dordrecht, et mourut à Amsterdam en décembre 1666. Il succéda à son père et était poète religieux.