Zee-straet
(1981)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
De bejaarde dichter mediteert over de mensenwereld, ook over zijn eigen doen en laten als dienaar der Oranjes, en getuigt met Simeon dat hij bereid is heen te gaan (r. 1-52).De Wereld gaet haer' gangh, sy werrt en blijft aen 't werren,Ga naar voetnoot1
En 't gaet my in 't gewerr als met de meeste Sterren:
My dunckt, en ick geloov 't, daer is een' order in,Ga naar voetnoot3
Sy hebben elck haer' swier en haer' verscheiden sinn;Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Maer ick ontwerr het niet, en die 't haer onderwinden,Ga naar voetnoot5
Ick sie sy roemen 't, maer ick twijffel of sy 't vinden.Ga naar voetnoot6
Soo spaer ick wisse moeyt voor ongewisse Vrucht;Ga naar voetnoot7
Ick besigh Sonn en Maen voor heldere genucht,Ga naar voetnoot8
En Sterren voor soo veel haer' glinsteringh kan strecken,
10[regelnummer]
En mog'lick van soo verr wat goeds of quaeds verwecken,Ga naar voetnoot10
Terwijl het and'ren lust te soecken, nacht en dagh,
Waer door en wat sy doen, en wat elck wesen magh.
Het Wereldsche beleid van Landen en van StedenGa naar voetnoot13
Begaep ick even soo; ick houdt'er voor, dat RedenGa naar voetnoot14
| |
[pagina 10]
| |
15[regelnummer]
Haer werre-garen twernt en ontwernt soo 't behoort;Ga naar voetnoot15
Maer hoe dat twernen gaet, daer kom ick niet mé voort,
Noch tracht het niet te doen: ick kan de moeyte derven,Ga naar voetnoot17
En leven sonder sorgh, om sonder schroom te stervenGa naar voetnoot18
Van quae Gemeentes klapp, die blinde slagen slaet,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
En keurt het overlegg der saken, nae 't vergaet.Ga naar voetnoot20
Het Schip zeilt, en ick mé: maer 't Zee-volck kent Getyen,Ga naar voetnoot21
En Wind en Weer; ick niet: veel min verstaen ick 't glijenGa naar voetnoot22
Van min en meerder Wand door Block en door Catroll;Ga naar voetnoot23
Is 't slechte Zee, ick smaeck 't als and're; gaetse holl,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Ick draegh 't als andere, geduldigh still, in 't midden
Van 't stormige gerucht, help ick de Maets met biddenGa naar voetnoot26
Dat God haer helper zy, en uyt mijn' arme kistGa naar voetnoot27
Met wat ick beter soo bestede dan verquist.
Doe 't mijn' beurt is geweest den Mann te roer mijn' handenGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Te leenen, daer hy quam te schepen ofte landen,Ga naar voetnoot30
Ded' ick het yverigh, en met de selve trouwGa naar voetnoot31
Die 'ck noch het Vaderland, als 't zijn most, leesten souw.Ga naar voetnoot32
| |
[pagina 11]
| |
Sijn Kind hebb ick gedient soo langh het God liet leven,Ga naar voetnoot33
Het Kinds-Kind blijv ick by, soo langh het God will geven,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
En 't Kind gedoogen sal: de Peerel van sijn' Erf,Ga naar voetnoot35
Staet, seght men, eenighsins op mijner diensten kerf:Ga naar voetnoot36
En staet my niet goed koop; vier mijner laeste Jaeren,Ga naar voetnoot37
Door Hoven voll gewoel, door Bergen en door Baeren,Ga naar voetnoot38
Door stormen en soet weer, zijn even toegebracht,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Om 't Kind sijn eigendomm te brengen in sijn' macht.
Of't menschen niet en de'en, God heeft het willen loonen,Ga naar voetnoot41
God heeft het midden op den middagh willen kroonen.Ga naar voetnoot42
Sints ben ick moe gewerrt; en 't voeght my wel geseght,Ga naar voetnoot43
Haelt, Heer, in Rust en Vré uw' afgesloofden Knecht;Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Nu my de Wereld kan en ick de Wereld derven,Ga naar voetnoot45
| |
[pagina 12]
| |
Weest met my op mijn End, en, na my, met mijn' Erven.Ga naar voetnoot46
Ick hebber, door uw' gunst, van Kinds been in geplanttGa naar voetnoot47
Wat deughd, wat wetenschapp de dienst van 't VaderlandGa naar voetnoot48
Van sulcken eischen magh: men achte wat sy weten,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Men acht' het niet; mijn sorgh heeft sich in als gequeten,Ga naar voetnoot50
En 't queecksel heeft sich selfs gequeten soo het most,Ga naar voetnoot51
En manlick uytgevoert het geen ick wel begost.Ga naar voetnoot52
| |
Hij realiseert zich, hoezeer hij ondanks zijn ouderdom gehecht is aan zijn geboorteplaats Den Haag, kort tevoren nog verfraaid door de aanleg van een weg door de duinen naar Scheveningen (r. 53-91).Terwijl ick 't seggen gae, en dien slagh van gedachten
Of wel, of qualick, soeck in andere te smachten,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
En schudd mijn selven om, en soeck in mijn gemoed,Ga naar voetnoot55
(Dat selden vrolick is als 't niet met all en doet,Ga naar voetnoot56
En niet altoos gesint tot Stemm' of Snaer, of lesigh)Ga naar voetnoot57
Waer mé 't bey, wel gesint te maken is, en besigh,Ga naar voetnoot58
Soo komt ghy meestendeel, mijn uyterste behaegh,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Mijn noyt volpresen, noyt half uytgepresen Haegh,Ga naar voetnoot60
En opent my de Milt; want, tegens all' de wetten,Ga naar voetnoot61
| |
[pagina 13]
| |
Natuer, van uw gesagh, die lust en liefde plettenGa naar voetnoot62
Als 't op de hoofden sneewt, schijnt, deze liefde groeyt,Ga naar voetnoot63
Hoe mijn verloopen dagh meer na den avond spoeyt.Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
'k Hebb Jongh en achteloos, nu menigh Jaer geleden,
Soo 't Kalf treedt in de Wey, all daer ick tré getreden,Ga naar voetnoot66
Maer sonder gae te slaen in wat een ParadijsGa naar voetnoot67
Mijn snoer gevallen was. Nu werd ick het soo wijs,Ga naar voetnoot68
Dat, waer my lust of last gevoert heeft, op mijn' dagen,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
(Vraeght jonge Lieden niet) my geenerley behagenGa naar voetnoot70
In 't kostelickste mall, in 't wijste moy, 't gemoedGa naar voetnoot71
In 't minst en heeft beroert als mijn' Geboort-stadt doet.Ga naar voetnoot72
Een jongh hert, wel geraeckt van 't schoon van sijn' beminde,Ga naar voetnoot73
En keurt niet schoon by haer, in wat gewest hy 't vinde:Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Mijn oud hert, even soo, en werdt niet schoons verthoont,Ga naar voetnoot75
Dat schoon te noemen zy, by waer het wierd en woont;Ga naar voetnoot76
| |
[pagina 14]
| |
Ick kom van over Zee, van uyt de warme Landen,Ga naar voetnoot77
Die over-bueren zijn van d'Africaensche stranden,
En hebbe daer doorsocht, doorkropen en doortre'en,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Wat heerlick, aengenaem en lieflick was, of scheen;Ga naar voetnoot80
Maer, Oost, West, t'huys was 't best. O t'huys van hooger waerde,Ga naar voetnoot81
Kost ick uw' wedergae niet vinden op der AerdeGa naar voetnoot82
Doen ick u laest verliet, Waer mede derv ick nuGa naar voetnoot83
Uw' onlanghs niewen glans verg'lijcken als met u?Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Een' Land-stadt liet ick u, gedolven in uw' Duynen,Ga naar voetnoot85
Gedoken in uw Sand: Waer zijn die witte kruynen,Ga naar voetnoot86
Waer is die dorre Klift, waer is dat steile droogh,Ga naar voetnoot87
Daer geen oogh over moght, m'en stonde Toren-hoogh?Ga naar voetnoot88
Kan ick door Bergen sien, en sonder sand in d'oogen?Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
En sien ick Scheveningh, en ben ick niet bedrogen,
En sien ick door een' Laen ten einde van sijn' Straet?Ga naar voetnoot91
| |
[pagina 15]
| |
De dichter voelt zich overweldigd door zijn onderwerp, en beseft tegelijk dat zijn grijze haren hem zeggen ‘nu of nooit’ (r. 92-108).O edel onderwind, ô eer van Stadt en Staet,Ga naar voetnoot92
Waer vind ick woorden uyt om u voll uyt te prijsen?
'k Heb eertijdts wat bestaen voor Sotten, wat voor Wijsen,Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
En wat voor een Voorhout, een Hofwijck, of een leur,Ga naar voetnoot95
Hier weet ick wat, noch hoe, hier dwael ick in de keur;Ga naar voetnoot96
Der dingen is soo veel, die 'k vinde te beschrijven,Ga naar voetnoot97
Dat, hoe 'k meer onderneem, hoe 'k min sie te bedrijven.Ga naar voetnoot98
Mijn' hand joockt niettemin, mijn' hersenen, mijn hert,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
En all wat met de hand in 't werck bewogen werdt.Ga naar voetnoot100
Maer hert en herssenen zijn mijn' twee scherpste sporen,
Die thoonen my mijn Haer, die brengen my te vorenGa naar voetnoot102
Hoe kort het overschot van mijne loop-baen is,
Hoe naer die uer kan zijn, die altoos soo gewiss,Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
En soo onseker is, hoe 'ck stadigh hebb te vreesenGa naar voetnoot105
Dat my de laetste Sonn dien morgen is geresen.
Den Hemel doe daer van wat des geschreven stae,Ga naar voetnoot107
Dit Haspeltje moet af eer ick ontleven gae.Ga naar voetnoot108
| |
[pagina 16]
| |
Er was een tijd dat men wel inzag, hoe een groots werk het zou zijn een weg door de duinen aan te leggen, maar men achtte het onmogelijk, zoals men voorheen kompas, buskruit, boekdrukkunst, verrekijker en slingeruurwerk voor onmogelijk gehouden zou hebben (r. 109-184).'t En is van gist'ren of van heden niet begrepen,Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Dat die den taeyen tré van door den Duyn te slepenGa naar voetnoot110
Soo verr verlichten kost, dat Haeghsche BurgeryGa naar voetnoot111
Voll adems, koel en droogh geraeckten op de Zy,Ga naar voetnoot112
Een eewigh Mann sou zijn, diens salige gedencken,Ga naar voetnoot113
Den Haegh en Scheveningh met Roosen sou beschencken:
115[regelnummer]
Maer 't hiet onmogelick, als all dat onbeproeftGa naar voetnoot115
Oneindelicken dwang van redenen behoeft.Ga naar voetnoot116
Noch houdt geen' reden steeck; men will 't niew sien en voelen:Ga naar voetnoot117
Voor dat men 't voelt en siet, sietm' alle sinnen woelenGa naar voetnoot118
Om 't voor sott en verwaent te doemen, en 't PapierGa naar voetnoot119
120[regelnummer]
Daer 't in beworpen staet verdoemen tot schoon Vier.Ga naar voetnoot120
Wie dorst een stuckjen Stael sijn Schip, sijn Goed, sijn Leven,Ga naar voetnoot121
Sijn' wel en qualick-vaert, soo te beleiden gevenGa naar voetnoot122
Als 't nu gegeven werdt? wie docht'er dat een SteenGa naar voetnoot123
| |
[pagina 17]
| |
Dat Stael begaven sou met met oordeel, schier, en re'en,Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Om altijd even wijs, en stevigh, voll bedarenGa naar voetnoot125
En onbeweeghlickheit in alle wedervaren,Ga naar voetnoot126
(Dat menschen niet en doen) sijn ooghwitt gae te slaen,Ga naar voetnoot127
En sonder wanckelen recht uyt door Zee te gaen?Ga naar voetnoot128
De Proef most richter zijn; en nu zijn 't soo veel proeven,Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Datw' er geen' reden van noch soecken, noch behoeven.Ga naar voetnoot121/30
Ga naar voetnoot130
Wie wist hoe Swavel, Kôol en Steen-sout t'samen swollGa naar voetnoot131
Eer 't uyt een Monicks Hooft of uyt een Duyvels HollGa naar voetnoot132
Ter Werelt was gebracht? (waer 't in dat holl gebleven
Wat souder duysenden, sints maer dry Jaren, leven,Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Wat vocht men mannelick en sonder vuyl getierGa naar voetnoot135
Ten minsten in het diepst van 't Water vry van Vier,Ga naar voetnoot136
En sonder Blixem-slagh te vreesen als van boven!)Ga naar voetnoot137
Nu weet men 't by de proef, nu derft men 't soo gelooven,Ga naar voetnoot138
| |
[pagina 18]
| |
Als die geen' Hell en kent, en keurt de waerheit vals,
140[regelnummer]
Tot dat hy 't voel' en hebb' den Duyvel aen den hals.Ga naar voetnoot131/40
Wien docht het voor niet langh waerschijnelick te wesen,Ga naar voetnoot141
Dat een mann in een' dagh souw leveren te lesenGa naar voetnoot142
Daer aen een' menighte sich satt te lesen vond,Ga naar voetnoot143
Dat in een' oogenblick een blad voll lett'ren stond,
145[regelnummer]
Daer op het scherpe Gift van Wateren, die bijtenGa naar voetnoot145
En 't vinnighste Metael doen splijten en verslijten,Ga naar voetnoot146
Geen' bijtens macht en heeft; soo dat de leck're tandGa naar voetnoot147
Van luye Monicken kon leven sonder hand,Ga naar voetnoot148
En, met de penn in 't vier, haer lollen en haer lesenGa naar voetnoot149
150[regelnummer]
Voor onbesorghden kost haer swaerste plicht sou wesen;Ga naar voetnoot150
En datter nauwelicks oud Linnen voor PapierGa naar voetnoot151
Genoegh verslijten sou, om dat onlesbaer vierGa naar voetnoot152
Van Schrijvers te voldoen, die, dagen langh en nachten,
Haer selven pijnigen, en ons met haer' gedachten,Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Daer nu soo weinigh is te twijffelen aen 't stuck,Ga naar voetnoot155
Dat heel de Wer'ld goed koop geraeckt is in den Druck?Ga naar voetnoot141/56
Ga naar voetnoot156
Soud 't van geleerde Li'en niet zijn geseght, sy rasen,Ga naar voetnoot157
Hadd haerer een belooft, met brockeltjens van Glasen,Ga naar voetnoot158
| |
[pagina 19]
| |
All' oogen, jongh of oud, soo stercken hulp te bien,Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
Dats' alle verr, naerby gedwongen, souden sien,Ga naar voetnoot160
En Delft en Rotterdam tot voor den Haegh bescheiden,Ga naar voetnoot161
En schier geen onderweegh begrijpen tusschen beiden,Ga naar voetnoot162
En reisen Hemel-hoogh, en seggen in de Maen
Schier hoe de Menschen zijn die langhs de huysen gaen?Ga naar voetnoot163/64
165[regelnummer]
't Is niettemin geluckt, en mog'lick niet ten ende;
Wie weet waer God begeert dat dat bestaen belende,Ga naar voetnoot166
En hoe veel naerder hy sal doogen ons gesichtGa naar voetnoot167
By, daer wy henen gaen, den oorsprongh van het licht?Ga naar voetnoot157/68
Ga naar voetnoot168
Hadd yemand oyt gewacht dat yemand in ons' dagenGa naar voetnoot169
170[regelnummer]
De Son soo na sou gaen, dat eens het eewigh klagenGa naar voetnoot170
Van ontrouw Rader-werck ten einde wesen sou,Ga naar voetnoot171
En geen' meer twijffelingh aen Veer of Wicht en Touw?Ga naar voetnoot172
Siet, wy besitten 't soo als 't niet en was te hoopen;Ga naar voetnoot173
Men houd' het my te goe, derv ick my Groot-vaer doopenGa naar voetnoot174
175[regelnummer]
Van d' allom lieve konst; Hy diese heeft versintGa naar voetnoot175
| |
[pagina 20]
| |
Oude Scheveningseweg bij de tol, in de richting van Den Haag gezien; tekening P.C. la Fargue, 1766.
Is mijn afsettelingh; Soo is sy mijn Kinds kind;Ga naar voetnoot176
En s'is noch in haer' groey, en sal wel kloecker werden,Ga naar voetnoot177
Kan 't des versinners draed van Leven noch wat herden,Ga naar voetnoot178
En will gramm Engeland eens luysteren na Vré,Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
's Lands liefde voert hem wel tot in de zilte Zee,Ga naar voetnoot180
| |
[pagina 21]
| |
Om Zeeluy t' ondergaen, en 't voordeel aen te wijsenGa naar voetnoot181
Van 't geen de Lieden nu maer voor wat geestighs prijsen,Ga naar voetnoot182
En stellen haer soo vast (dat noyt en is gehoort)Ga naar voetnoot183
Een Oost en Wester punt, als dat van Zuyd en Noord.Ga naar voetnoot169/84
Ga naar voetnoot184
| |
De dichter vond geen weerklank voor zijn idee van een zeestraat en nam zich voor, zijn plan op schrift te stellen (r. 185-224).185[regelnummer]
't Hiet all onvindelick wat ick dus langh verhale,Ga naar voetnoot185
En, wat ick preken moght, men hiel geen' ander taleGa naar voetnoot186
Van Haegh en Zee aen een te knoopen met een' Wegh;Ga naar voetnoot187
De weerklanck van mijn Wegh en was niet als, wegh, wegh;Ga naar voetnoot188
En op, Aen een, sloegh Neen; en 't waren siecke droomen:Ga naar voetnoot189
190[regelnummer]
Wat mocht ick mijmeren, daer kost geen deegh afkomen.Ga naar voetnoot190
Het sand vermeesteren met een' gebacken baen,Ga naar voetnoot191
Waer, om begaen, niet vreemd, maer ydel, om bestaen;Ga naar voetnoot192
Was ick een Hagenaer, en kenden ick ons sand niet,
En hadd ick noyt gelett hoe 't even over 't Land schietGa naar voetnoot194
| |
[pagina 22]
| |
195[regelnummer]
Als AEtna met sijn' Asch, van onderen geterghtGa naar voetnoot195
Door d' ingeslopen Zee, of't Napelsche geberght?Ga naar voetnoot196
Hadd ick geen' heugeniss van onse Winter slagen?Ga naar voetnoot197
'k Hadd heden wat gewrocht; men souw my mergen vragen,Ga naar voetnoot198
Waer is die harde Wegh, die klare klinckaert heen?Ga naar voetnoot199
200[regelnummer]
Met sulcken lossen sand, en wel soo lossen re'en,Ga naar voetnoot200
Vielm' oud en jongh op 't Lijf. Ick pooghde my te weeren;
Ick pleitte, Sand was Sand, Sand quam, en Sand kost keeren,Ga naar voetnoot202
't En was noch Steen, noch Stael, en soo 't, als Stael of Steen,Ga naar voetnoot203
Daer 't eens gedreven was gepackt waer over een,Ga naar voetnoot204
205[regelnummer]
Dat Haegh en Scheveningh van over lange jaerenGa naar voetnoot205
Onwedernakelick van een gescheiden waeren,Ga naar voetnoot206
Met spijtiger Geberght en naerder aen de LochtGa naar voetnoot207
Dan daer den Africaen sijn' Leger over brocht:Ga naar voetnoot208
Dat onse heuvelen best schenen te gelijcken,Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
Het dagelicksche lot van Armen en van Rijcken,
Altoos in 't ongewiss, na 't stormen van den tijd,Ga naar voetnoot211
Dan weeldrigh en voll op, dan kael en alles quijt.Ga naar voetnoot212
Maer pleiten gingh niet aen: men leende my geen' Ooren,Ga naar voetnoot213
| |
[pagina 23]
| |
Daer 't sinnelickst geweld van Reden in kon booren;Ga naar voetnoot214
215[regelnummer]
Onreden stont'er voor, en onmacht, mogelijck.Ga naar voetnoot215
Van mijn' te weke tongh, of dez' en die gelijck.Ga naar voetnoot216
Soo maeckten ick meer Zeils, en paste schoot te vieren,Ga naar voetnoot217
Om, in Ty, maer voorwind, mijn' haven te bestieren.Ga naar voetnoot218
Ick kende mijn' onkund' en mijn' onmondigheit;Ga naar voetnoot219
220[regelnummer]
En hoopte dat mijn' hand wat bondiger bescheidGa naar voetnoot220
En meerder nadruck soud' en meerder indruck geven,Ga naar voetnoot221
Ten minsten het Geschrift den schrijver over leven,
En, als ick wegh sou sijn, een vroom mann mogelijckGa naar voetnoot223
Van herten seggen sou, Die brodder hadd gelijck.Ga naar voetnoot224
| |
Uitweiding over de betekenis en de waarde van op schrift gezette gedachten boven de ijdele praat van onberaden babbelaars (r. 225-284).225[regelnummer]
Dat hebbense voor uyt, Papieren; langer levenGa naar voetnoot225
Als die haer 't leven gaf, sijn' kind'ren, sijn' nanevenGa naar voetnoot226
En 't uyterste geslacht; wanneer die langh verbyGa naar voetnoot227
En rott zijn in haer Graf, soo gaen Papieren vry.Ga naar voetnoot228
Danck hebben de goe Lien die s' eerst te voorschijn brachten,
230[regelnummer]
Die Gall, dat Coperood, dat Linnen en die Schachten,Ga naar voetnoot230
| |
[pagina 24]
| |
Daer door de sterflickheit haer selven overleeft,Ga naar voetnoot231
En van 't onsterffelick wat voorsmaecks heeft en geeft.
O, dooden die soo leeft, en na dit halve sterven,Ga naar voetnoot233
De gansche Wereld roept om van uw goed te erven,Ga naar voetnoot234
235[regelnummer]
(Want of het goed geruckt, gepluckt, ge-eigent wordt,Ga naar voetnoot235
By Dusenden, soo valt den inboel noyt te kort)Ga naar voetnoot236
O, dooden die noch zijt, ô Boecken die ick eere,Ga naar voetnoot237
En soo gemackelick en soo geern mé verkeere,Ga naar voetnoot238
Hoe komt gy my te stae, dien 't ydele geruchtGa naar voetnoot239
240[regelnummer]
Van dagelicks geklapp noch vreughd en geeft noch vrucht?Ga naar voetnoot240
Waer ick my henen wend', ick vind mijn' arme ooren
Soo veel onlijdelicks gedwongen aen te hooren,Ga naar voetnoot242
Dat ick het schouw en vlucht, en bergh my onder u.Ga naar voetnoot243
Want, schoon de Wereld eer niet wijser waer als nu,Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
(Ick vrees sy was 't nochtans; en sie geen' Sterren lichtenGa naar voetnoot245
Dien 't voor die van eertijds niet toe en stae te swichten)Ga naar voetnoot246
Dit weet ick, wat Papier bevolen is geweest,Ga naar voetnoot247
Was sekerlick de vrucht van een' bedaerden geest:Ga naar voetnoot248
Die Schrijver satt'er toe, en waer het in 't vermogenGa naar voetnoot249
| |
[pagina 25]
| |
250[regelnummer]
Van sijn vernuft geweest sijn selven t'overpoogen,Ga naar voetnoot250
En doen meer dan hy deed', en beter dan hy schreef,
Het hadd in 't Witt gestaen: de schael hingh recht en scheef,Ga naar voetnoot252
En wipte menighmael ter slincker en ter rechter,Ga naar voetnoot253
Eer hy, sijn eigen Roe, sijn eigen scherpe Rechter,Ga naar voetnoot254
255[regelnummer]
Het vonniss vellen dorst, en seggen eens op 't lest,
Ick weet het nauwer niet te siften, dit's mijn best.Ga naar voetnoot256
Hoe anders, Hemelen, sienw' ons de Hoofden breken,
By menschen, meestendeel, die metter haest eerst spreken,Ga naar voetnoot258
En dan bedencken! Volck, dat ons by loss gevallGa naar voetnoot259
260[regelnummer]
Haer wilde tael toebraeckt, en woorden by 't getal,Ga naar voetnoot260
Geen' Reden by 't gewicht met reden en manierenGa naar voetnoot261
Will, noch weet voor te doen, noch, will, noch kan vertieren.Ga naar voetnoot262
Want kunnen hoeft sijn' tijd, sijn' stae, sijn' overslagh.Ga naar voetnoot263
Oock is my onbewust wat stercker geest vermagh:Ga naar voetnoot264
265[regelnummer]
Mijn swacke werckt soo traegh op wat hy heeft te wercken,
Verbijstert sich soo licht in watter staet te mercken,Ga naar voetnoot266
Van 't geen by rappe lien en rapper tongen wordtGa naar voetnoot267
| |
[pagina 26]
| |
Met beckens, mogelick met emmers, uyt gestort,
Dat, my, dien 't lamm gesegh of sluymeren of geewen,Ga naar voetnoot269
270[regelnummer]
Of walgen doet op 't lest, my brenght het snelle schreewenGa naar voetnoot270
Van scherpe kakelaers in onmacht van begripp,
En 't fijnste gae ick quijt, als tusschen Kaey en Schip.Ga naar voetnoot272
Is 't vreemd dat my doo Li'en haer blad'ren best behagen?Ga naar voetnoot273
't Zijn bladeren voll fruyt: en doo Li'en derv' ick vragen,Ga naar voetnoot274
275[regelnummer]
En vragen vraegh op vraegh, wie, wat, waerom en hoe,
En, wat ick vraegh en vraegh, sy werden quaed noch moe.Ga naar voetnoot276
Mijn Leser is 't hier bei, soo 'ck lichtelick vermoede:
Oock voeld' ick 't komen; maer men houd' het my te goede,
Daer viel geen houden aen: als 't hert van onderen
280[regelnummer]
Aen 't blixemen geraeckt, will 't boven donderen:Ga naar voetnoot279/80
Genegentheit slaet door, en is niet meer te dwingenGa naar voetnoot281
Als in eens Vryers mond het spreken en het singen
Van die sijn hert besitt. En, leser, weest vast bly,Ga naar voetnoot283
't Sal wel gevochten zijn, geraeckt ghy hier mé vry.Ga naar voetnoot284
| |
De dichter vertelt hoe hij zijn betoog over een zeeweg op papier zette, beginnend met de argumenten - eer, vermaak en voordeel -, voorts handelend over de wijze van financieren, en met weerlegging van de mogelijke bezwaren; en hoe hij er ten overvloede nog een kernachtig gedicht aan wijdde (r. 285-326).285[regelnummer]
'k Hebb my ten deel voldaen: om op mijn pad te keeren,Ga naar voetnoot285
Als ick geen' herten sagh met seggen te bekeeren,Ga naar voetnoot286
| |
[pagina 27]
| |
Bestond ick 't met die Penn, die, als 't my heeft belieft,Ga naar voetnoot287
Mijn schrijvens onderwind niet nood en heeft gerieft:Ga naar voetnoot288
Ick bracht mijn Leger uyt, en stelde 't in slaghoorden,Ga naar voetnoot289
290[regelnummer]
Slaghoorden op Papier van geen' onduytsche woorden,Ga naar voetnoot290
En plaetsten yeder een, soo veel en verr my docht,
Daer 't slaend of weerende ten besten gelden moght.Ga naar voetnoot292
'k Sei, Scheveninger Straet was een bestaen voll eeren,Ga naar voetnoot293
En geen soo heerlick om 's Lands luyster te vermeeren,Ga naar voetnoot294
295[regelnummer]
En dan den luyster van dien luyster, onsen Haegh,Ga naar voetnoot295
Ja mijnen van de Wiegh, daer ick mijn' roem op draegh;Ga naar voetnoot296
Ick seide, geen vermaeck van alle de vermakenGa naar voetnoot297
Van in en om den Haegh en soude dit genaken;Ga naar voetnoot298
Ick seide, geen gemack en waer soo wel besteedt,Ga naar voetnoot299
300[regelnummer]
Als om arm Scheveningh te helpen uyt het sweet;
Ick sei, gewisse winst was uyt het werck te malen,Ga naar voetnoot301
En, quam het op de baen, hoe en waer sou men 't halen?
Mijn' armoed stondt'er voor, ick wou de mann wel zijn,Ga naar voetnoot302/303
| |
[pagina 28]
| |
Soo geen Bors op en wou, men socht het in de mijn';Ga naar voetnoot304
305[regelnummer]
Op redelick bespreck, dat niemand sou beswaren,Ga naar voetnoot305
En doen my schad' ontgaen, en noch wat oversparen.Ga naar voetnoot306
Maer, om geen' eigen-baet te schijnen na te gaen,Ga naar voetnoot307
Ontleedd' ick 't heel geheim van all' mijn overslaen,Ga naar voetnoot308
En gaf het Stadt en Staet, en wie het waer, te kiesen,
310[regelnummer]
By mogelick gewinn geen mogelick verliesen:
Al watter tegen viel te dencken, wierp ick neer,Ga naar voetnoot311
En blies 't gewichtighste daer henen als een' veer.Ga naar voetnoot312
Ten overvloed verscheen het scherpst van mijn' Geweeren;Ga naar voetnoot313
Ick socht het ongeloof met Dichten te bekeeren:Ga naar voetnoot314
315[regelnummer]
Dit wist ick by de proef, dat Rijmens soete machtGa naar voetnoot315
Veel' Herten, meer als dwangh van redenen, verkracht:Ga naar voetnoot316
't Gedicht is als de wind door een' Trompett gedreven,Ga naar voetnoot317
De nauwte geeft hem 't scherp, en een veel sneller sweven,Ga naar voetnoot318
Dan of de selve wind vloogh door een' open locht.Ga naar voetnoot317/19
Ga naar voetnoot319
320[regelnummer]
Dus hadd ick alles in een bondelken gebrocht:Ga naar voetnoot320
| |
[pagina 29]
| |
‘Waer 't niet als Eerlijck, niet als Voorderlijck alleen,
Niet als Vermakelijck, daer voor hier werdt gestreden,
Mijn seggen waer gegrondt: Ja kiest van dryen een,
In een van dryen is voll overwicht van reden.Ga naar voetnoot321/24
325[regelnummer]
Hoe blijfter dan yet goeds, yet doenlijcks ongedaen,
Daer Eer, en Voordeel, en Vermaeck te samen gaen?’Ga naar voetnoot326
| |
Maar de tijd was niet rijp om de mensen te overtuigen; hetgeen de dichter ertoe brengt zich af te vragen hoe het komt dat de mensen niet willen aannemen wat hun als voortreffelijk wordt aangeboden; terwijl ze voorts, getuige de Franse mode, op dwaze nieuwigheden verzot zijn, maar nuttige nieuwe zaken met onverschilligheid tegemoet treden (r. 327-368).Dit roerde sommige, die 'k mede scheen te slepen:Ga naar voetnoot327
Maer daer het gelden most en wierd het niet begrepen.Ga naar voetnoot328
Geeft goede drancken in; en blijft des wel gewiss,Ga naar voetnoot329
330[regelnummer]
Haer werck en doet geen werck eer 't zeer aen 't rijpen is.Ga naar voetnoot330
De Kind'ren weten tijd van Knickeren en Koten,Ga naar voetnoot331
En, sonder Almanack, en is 't haer noyt ontschotenGa naar voetnoot332
Wanneer 't goed knickeren, wanneer 't goed koten wordt;
Soo langh schiet alle kracht van redenen te kort:Ga naar voetnoot334
335[regelnummer]
Tijd doet, en Tijd doet niet, Tijd geeft, en will niet geven:Ga naar voetnoot335
All wie wat goeds versint mach 't niet altoos beleven.Ga naar voetnoot336
| |
[pagina 30]
| |
Geen dingh en werdt verkracht; daer hoort wat rijpens toe,Ga naar voetnoot337
Soo lange staet men still en loopt sijn selven moe.Ga naar voetnoot338
Soo lagh die Mispel daer, en scheen te moeten rotten,
340[regelnummer]
Eers' eetbaer werden sou: het meer en minder spottenGa naar voetnoot340
Van meest onkundige stond ick geduldigh uyt:Ga naar voetnoot341
Ick kostse laten doen, 't en gingh niet door de huyt;Ga naar voetnoot342
Daer is geen' gaere spijs voor magen die het woelen
Van scherpen etens lust van binnen niet en voelen:Ga naar voetnoot343/44
345[regelnummer]
Haer walgen maeckte my noch yverloos, noch gramm:Ga naar voetnoot345
Mijn' Tafel bleef gedeckt, om of haer honger quam.Ga naar voetnoot346
Door eene twijffelingh weet ick my niet te redden;Ga naar voetnoot347
Neemt redenloos Gediert; ick weet en derv' het wedden,Ga naar voetnoot348
Het neemt gewilligh aen wat hem te stade kom';
350[regelnummer]
Stelt het sijn oorboor voor, ten sendt het niet weerom.Ga naar voetnoot350
Wat lett de menschlickheit? wy, redelicke dieren,Ga naar voetnoot351
Waer halen wy van daen d' uytsinnige manierenGa naar voetnoot352
Van, wat ons werdt verboôn, te willen met geweld,
En, wat ons werdt geboon en vriend'lick voorgesteltGa naar voetnoot353/54
Ga naar voetnoot354
| |
[pagina 31]
| |
Oude Scheveningseweg, met in de verte de kerktoren van Scheveningen; tekening P.C. la Fargue, 1778.
355[regelnummer]
Te haten en te vlien? ick meen het is te halenGa naar voetnoot355
Uyt d' eerste Appel-schuld, die wy soo dier betalen,
Dat elck genegen is 't verboden na te gaen.Ga naar voetnoot355/57
Maer waerom tasten wy 't gebodene traegh aen?Ga naar voetnoot358
Geleerder volck als ick, 'k laet u den knoop bevolen:Ga naar voetnoot359
360[regelnummer]
Als gh' hem ontbonden hebt, soo vraegh ick noch uw' Scholen,Ga naar voetnoot360
Hoe komt het ydel Niew by menschen soo bemint,Ga naar voetnoot361
| |
[pagina 32]
| |
En tot een dienstigh Niew elck een soo ongesint?Ga naar voetnoot362
Daer hoeft maer eenen Droom van dertele geburen,Ga naar voetnoot363
Die onse kleederen by dagen en by urenGa naar voetnoot364
365[regelnummer]
Aen niewe snipp'ren sny, van d'een aen d'and'ren daghGa naar voetnoot365
En siet mender niet uyt gelijck men gistren sagh:
Spreeckt van huys-backen Niew, van ingeboren vonden,Ga naar voetnoot367
Daer hooren jaren toe eers' yemand konnen monden.Ga naar voetnoot368
| |
Hoe er tenslotte van hogerhand belangstelling ontstond voor Huygens' ontwerp en hoe hij, zelf in het buitenland verblijvend, toestemming gaf zijn kasten open te breken en het ontwerp ter beschikking te stellen (r. 369-390).En dit's mijn lot geweest: nae langer jaren tijdGa naar voetnoot369
370[regelnummer]
Verloste 't Vaderland sijn selven van 't verwijtGa naar voetnoot370
Van all te tragen sucht tot niewe nuttigheden,Ga naar voetnoot371
Of nutte niewigheit: allenghskens wierd het reden,Ga naar voetnoot372
Dat altijd reden was, maer soo niet heeten moght,Ga naar voetnoot373
Doe 't ongesiene kind ter Wereld wierd gebrocht.Ga naar voetnoot374
375[regelnummer]
Men socht het in de wiegh daer 't eertijds was geboren;Ga naar voetnoot375
't En wasser niet te sien: Men wou den Vader hooren;Ga naar voetnoot376
Hy was veel mijlen verr van 't Noorden om de Zuyd;Ga naar voetnoot377
| |
[pagina 33]
| |
Maer met beleeft geweld van Brieven vondm' hem uyt.Ga naar voetnoot378
Wat sou daer tegen staen? all 't vorige verachtenGa naar voetnoot379
380[regelnummer]
Verachten ick soo geern als droomige gedachten,Ga naar voetnoot380
En altijd was 't my lief, altoos quam 't my te passGa naar voetnoot381
's Lands dienst te voorderen met wat ick wist of was;Ga naar voetnoot382
En die sich emmermeer daer in dorst laten soecken,Ga naar voetnoot383
Verdiende noyt Rapier te handelen, of Boecken.Ga naar voetnoot384
385[regelnummer]
Gebrack 't aen sleutelen, Smits haeckwerck quam te baet,Ga naar voetnoot385
Om Kassen op te doen, daer Scheveninger StraetGa naar voetnoot386
Niet in het sand en lagh, maer in Papier begraven,
Met all den ommeslagh die haer mijn' sorgen gaven,Ga naar voetnoot388
En 't sprekende Papier wierd soo beleeft onthaeltGa naar voetnoot389
390[regelnummer]
Als vriendelick verschaft; daer was ick mé betaelt.Ga naar voetnoot390
| |
Nu de weg voltooid is, prijst de dichter de bestuurscolleges die zorg gedragen hebben voor de aanleg; hij verdedigt de aan weerszijden van de weg opgeworpen dammen en wijst op het nut van de geplante bomen voor de wandelaar (r. 391-431).'t Gevolgh was soo wy 't sien: wel zy de wijse Raden,Ga naar voetnoot391
Die 't Kind verheerlickten met meer en meer çieraden:Ga naar voetnoot392
| |
[pagina 34]
| |
Sy zijn soo geestigh, soo voorsichtelick besteedt,Ga naar voetnoot393
Dat die het niet en looft niet loffelicks en weet.Ga naar voetnoot394
395[regelnummer]
Men damt Rivieren in met wederzijdsche Dijcken,
Om dollen overvloed van Wateren t'ontwijcken;
Hier werdt den overloop van Beest en onverlaetGa naar voetnoot397
Met Dijcken wederzijds gehouden van de Straet.
Wat is uw ongemack, bedillers, in 't bekrammenGa naar voetnoot399
400[regelnummer]
Van 't uytsicht van eertijds, Wat doen u groene Dammen
Voor overlast in 't oogh; zijt ghy den dorren DuynGa naar voetnoot401
Van ouds niet moe gesien, en kan u geenen Tuyn
Geen enckel wandel-pad volkomentlick behagen,
Soo gh'aen dat wandelpad geen' lijst en vindt van Hagen,
405[regelnummer]
Van Hagen daer veeltijds geen ander nutt af kom',Ga naar voetnoot405
Dan dats' u moeyelick ontduyst'ren kruyd en Blom?Ga naar voetnoot406
En is het daer soo goed, het schoon gesicht te weeren,
En is het hier soo quaed, het leelicke t'onbeeren?Ga naar voetnoot401/08
Ga naar voetnoot408
Lijdt met beleeft geduld wat hier te lijden is,Ga naar voetnoot409
410[regelnummer]
Dewijl dit lijdens end niet als verblijden is.Ga naar voetnoot410
't Zijn gunsten diem' u doet; aenvaerdtse maer ten beste:Ga naar voetnoot411
| |
[pagina 35]
| |
Onwijse gaen ondiep, wel-wijse sien op 't leste:Ga naar voetnoot412
Maer neemt, de wandelingh en vall' u niet te soet:Ga naar voetnoot413
Wy weten, hoofd voor hoofd, dat elck eens sterven moet,
415[regelnummer]
En van dat sterven sprack een' Wijs' in oude dagen,Ga naar voetnoot415
Is 't sterven niet te swaer, soo kan ick 't licht verdragen;Ga naar voetnoot416
Soo 't swaer om dragen is, ten minsten is het kort;Ga naar voetnoot417
En dat 's de selve troost die hier gegeven wordt.Ga naar voetnoot418
Twee vierden van een' uer zijn haestigh omgeloopen;Ga naar voetnoot419
420[regelnummer]
Wie sou voor dat verdriet die vreughd niet willen koopen,Ga naar voetnoot420
Van door d'onlustigheit van een' benauwden PandGa naar voetnoot421
Sijn adem rijckelick te scheppen op een Strand?
Is 't niet genoegh gesorght voor all wat u kan deeren?Ga naar voetnoot423
De Sonn, die boose Sonn, heeftm' u gesocht te keeren:Ga naar voetnoot424
425[regelnummer]
En siet, de schaduw komt van menig' groenen tack,
Die in geen' lange wijl sal groeyen tot een Dack.Ga naar voetnoot426
Gebreeckt'er noch meer sorghs, en schrickt ghy voor de Winden?Ga naar voetnoot427
Die sullen oock eer langh haer' krachten in sien binden,
Eer lange staet die Straet gemantelt op een' RyGa naar voetnoot429
430[regelnummer]
Met drymael dobblen Elst aen d'een' en d'ander' zy:Ga naar voetnoot430
Meer waer te veel begeert, daer meer niet is te wenschen.Ga naar voetnoot431
| |
[pagina 36]
| |
De dichter richt zich tot de Scheveningers, die er moeite mee hebben, aan de weg door de duinen te wennen (r. 432-478).Maer hebb ick 't uyt een' droom, arm' Scheveninger menschen,
Of is 't u uyt den mond gevallen, 't weeldrigh woord,Ga naar voetnoot433
Daer van ick schrickende het galmen hebb gehoort?Ga naar voetnoot434
435[regelnummer]
Is 't wel gelooffelick dat oyt in uw' gedachten
Gedachten zijn gegroeyt van opspraeck en van klachten,Ga naar voetnoot436
Als of men u, eilaes, groot leed hadd aengedaen,Ga naar voetnoot437
Als gh' over klinckertjens verbonden wierdt te gaen,Ga naar voetnoot438
En slijten Schoen, of Kous, of kousseloose Voeten,
440[regelnummer]
Die in 't bekende Sand geen' Keyen en ontmoeten,Ga naar voetnoot440
En veel min distelen, en Slangen allerminst,
Soo dat u 't niewe pad verlies bood, maar geen' winst?
Zee-buren, arm geslacht, tot Slaverny geboren,Ga naar voetnoot443
Was u dat seggen ernst, soo moet ghy ernstigh hooren,
445[regelnummer]
Wat ick in ernst verhael, en u te hooren staet:Ga naar voetnoot445
Uw' Voeten hebben my gebracht op dese Straet;
Uw' Hoofden oock niet min: in tijden en ontijdenGa naar voetnoot447
Sagh ick haer' drachten aen met deerlick medelijden,Ga naar voetnoot448
En my en docht de Sonn soo klaer niet op den Noen,
450[regelnummer]
Als dat elck schuldigh was u wat onthefs te doen.Ga naar voetnoot450
Daer deden 't met haer' Bors, en, mogelick, van desen,Ga naar voetnoot451
| |
[pagina 37]
| |
Als 't pass gegeven heeft, hebb ick wel willen wesen:Ga naar voetnoot452
Maer uw noodsaecklickheit te keeren in vermaeck,
Maer uw noodsaecklickheit te keeren in vermaeck,Ga naar voetnoot453
En uwen last in lust, hiel ick een' beter' saeck.Ga naar voetnoot454
455[regelnummer]
Ey, sluyt uw' herten voor ondanckbare gedachten:
Ghy waert het, kinderen, daer ickse minst af wachten.Ga naar voetnoot456
En, over Kous en Schoen en blooten Voet en all,Ga naar voetnoot457
Zijt ghy met my t'onvre'en, 't is onverdiende gall:Ga naar voetnoot458
't Was dobbel wel gemeent, en beter uytgevallen:Ga naar voetnoot459
460[regelnummer]
Denckt hoe ghy zijt en waert, het moet u wel gevallen:Ga naar voetnoot460
Scheelt singen uyt de borst, en sténen niet van een,Ga naar voetnoot461
En dribb'len over Straet van door heet Sand te tre'en?Ga naar voetnoot462
Gaet dribb'len naer de Merckt, en komt al singend' weder:Ga naar voetnoot463
Valt u den Hemel hard met hard en onsoet weder,Ga naar voetnoot464
465[regelnummer]
Het hard dat onder light versaft dat boven drijft,Ga naar voetnoot465
Soo dat het eene hard het andere verdrijft:
Het sachte pad viel hard, daer valt geen seggen tegen,Ga naar voetnoot467
Nu valt het harde sacht: gedenckt eens wat een segen,Ga naar voetnoot468
Dat u de volle Mand min onder weegen weegh',Ga naar voetnoot469
470[regelnummer]
Dan die ghy door het Sand na Huys droeght licht en leegh.
Wijckt yemand onder u noch voor gevoel noch Reden,Ga naar voetnoot471
| |
[pagina 38]
| |
En noemt hy met geweld sijn oude, lieff'lick treden,Ga naar voetnoot472
Sijn niew, onlijdelick, hoort, Wijven, 't gaet u aen,Ga naar voetnoot473
De Duynkant staet u vry, ghy mooght hem wel begaen;Ga naar voetnoot474
475[regelnummer]
Gaet douwter door en door, het is een soet vermaken:Ga naar voetnoot475
Maer, waer ick in 't bewind, men soud u hier bewaken,Ga naar voetnoot476
En, quaemt ghy eens de Straet te roeren met een' voet,Ga naar voetnoot477
Men keurde Mand en Visch den Tollenaer verboett.Ga naar voetnoot478
| |
Over de tol en de mogelijkheden om de opbrengst ervan te doen toenemen (r. 479-530).Ghy, goede Tollenaer, die sluyten en ontsluytenGa naar voetnoot479
480[regelnummer]
Wel-wettelick verkoopt voor Stuyvers en voor Duyten,Ga naar voetnoot480
Past op uw eigen recht, tolt alle Wiel en Been;Ga naar voetnoot481
Maer onder Been en Wiel laet Scheveningh met vre'en:Ga naar voetnoot482
De wel-besteede gunst en magh men 't niet besnijden.Ga naar voetnoot483
Oock sal u noyt gebreck van Wandelen en Rijden,
485[regelnummer]
Van gins en weder-reis bejegenen, soo langhGa naar voetnoot485
Als 't woeste Noorder Natt sal woelen tegen 't Strangh.Ga naar voetnoot486
Maer, wilt ghy tusschen ons' vier oogen en vier oorenGa naar voetnoot487
Een' niewen overslagh van wat meer voordeels hooren?Ga naar voetnoot488
Een' onbesproken winst staet alle neeringh vry:Ga naar voetnoot489
| |
[pagina 39]
| |
490[regelnummer]
Dus trachten ick mijn' Pacht te bet'ren, raeckten 't my:Ga naar voetnoot490
De Zee geeft wonderen: sy sendt ons groote Vissen:Ga naar voetnoot491
Elck isser u een' waerd', dat sal u selden missen:Ga naar voetnoot492
Sy voert ons Schepen toe, dan heel, dan half vergaen:Ga naar voetnoot493
Daer moet den Haegh op uyt; 't en kan u niet ontstaen;Ga naar voetnoot494
495[regelnummer]
Sy sendt ons het geluyd van droeve Zee-gevechten;
Daer will een yeder heen met Kinderen en Knechten;
Men haet dat donderen, en lange zijn wy 't moe;Ga naar voetnoot497
Noch wilder yeder eens bekommeringh na toe:Ga naar voetnoot498
Jae 't kon u lichtelick meer heugen als verveelen,Ga naar voetnoot499
500[regelnummer]
Wat onse fiere Buert haer' drijvende CasteelenGa naar voetnoot500
U hebben aengevoert voor kijck-geld over hoop;Ga naar voetnoot501
(God gunn' u selden kans van sulcken overloop)Ga naar voetnoot502
Maer Vloten en Gevecht, en groote Visch en WrackenGa naar voetnoot503
En zijn van geen gevolgh, maer seldsam' ongemacken:
505[regelnummer]
Ick denck op 't dagelicks verlichten van uw' Pacht,Ga naar voetnoot505
En, soo ick niet en dool, dus hebt ghy 't in uw' macht:Ga naar voetnoot506
| |
[pagina 40]
| |
Het minste niew gerucht kan ons ten Haegh uyt drijven:
Saeyt soete tijdingen van niewe tijd-verdrijven;Ga naar voetnoot508
Doet spreken onder 't Volck van weddingen op Strand,Ga naar voetnoot509
510[regelnummer]
Om prijsen aengestelt op allerhanden trant,Ga naar voetnoot510
En huert'er loopers toe te Voet, te Paerd, te Wagen:Ga naar voetnoot511
't Verschot sal minder zijn, als wat de Toll kan dragen.Ga naar voetnoot512
'k Hebb Londen leegh gesien (arm Londen, nu soo leegh?)Ga naar voetnoot513
Om d'ongemeene Maer, die 't in sijn' Straten kreegh,Ga naar voetnoot514
515[regelnummer]
Van diere Weddingen op een' verwaende Deeren,Ga naar voetnoot515
Die 't rappe Mannevolck sijn roemen af wou leeren,Ga naar voetnoot516
En loopen een' verby die van de rapste was:Ga naar voetnoot517
Dat haelde Duysenden uyt Duysenden haer' Tass,Ga naar voetnoot518
En noch meer Duysenden ontliepen werck en huysen,
520[regelnummer]
Om 't Wedspel by te zijn. Wat soudt ghy oortjens pluysen,Ga naar voetnoot520
Wat all Toll-dubbeltjens; gaf u den Hemel in,Ga naar voetnoot521
Somtijds yet voor te slaen van dien of and'ren sinn!Ga naar voetnoot522
Indien die vreughd verslijtt, denckt weer op vreemder vonden,
Die 't volck, of om haer niew, of om haer' waerde, monden:Ga naar voetnoot524
525[regelnummer]
Brenght Wagens onder Zeil: daer leeft 'er noch wel een,Ga naar voetnoot525
Betakelt by Stevin en van sijn' Vorst bere'en:Ga naar voetnoot526
| |
[pagina 41]
| |
De tol aan het begin van de Oude Scheveningseweg; tekening P.P. Schiedges, 1889.
Ick gev' u niet alleen mijn' Haegenaers te wachten,Ga naar voetnoot527
Heel Delft, heel Rotterdam sal Ross en Rad bevrachten,Ga naar voetnoot528
Om 't oud-niew wonderwerck te soecken op het Strand,
530[regelnummer]
Daer 't een Zuyd-weste storm doe vliegen over 't Sand.Ga naar voetnoot530
| |
De dichter wekt de Haagse jongelui op, naar Scheveningen te rijden; de zee kan stof leveren voor complimenteuze of ook ernstige vergelijkingen (r. 531-590).Maer ghy, schoon Haegsch gedrocht, gy Danten en gy quanten,Ga naar voetnoot531
Die niet als om 't Voorhout en weet te lanterfanten,Ga naar voetnoot532
| |
[pagina 42]
| |
't Voorhout, die Kalverstraet, daer yeder brenght te MertGa naar voetnoot533
't Jongh goed, of 't niet genoegh op stall gesocht en werd.Ga naar voetnoot534
535[regelnummer]
Werdt ghy niet wervelsieck van dat mall mole malen,Ga naar voetnoot535
Werdt het u niet van noo den aêm eens op te halen,Ga naar voetnoot536
In plaetse van die rond', in een' gestreckte Laen,Ga naar voetnoot537
Die naer het oud Voorhout sijn' eer begint te staen?Ga naar voetnoot538
Wat soeckt ghy in 't Voorhout? (want die u sien en hooren,Ga naar voetnoot539
540[regelnummer]
Komt dat langh draeyen voor, als waerder wat verloorenGa naar voetnoot540
Dat niet te vinden is) wat soeckt ghy? niet met all.Ga naar voetnoot541
Ey, wendt na Scheveningh; daer is noch Bergh noch DalGa naar voetnoot542
Dat u gemack verstoor', en uw' Gelasen kassenGa naar voetnoot543
En vindend'er noch Asch, noch Slijck, noch Puyn, noch Plassen;Ga naar voetnoot544
545[regelnummer]
En, light'er sand gestroyt, de klinckertjens te baet,Ga naar voetnoot545
Soo veel velricht men u 't gerommel van de Straet:Ga naar voetnoot546
Daer hoort geen swijgen toe; hebt ghy wat soets te praten,Ga naar voetnoot547
| |
[pagina 43]
| |
Ghy hebt het hier noch min als in 't Voorhout te laten;Ga naar voetnoot548
Danck hebbe d'open' Baen en d'onbedompte lucht.Ga naar voetnoot549
550[regelnummer]
Noch meerder is 't verschill van des' en die genucht:Ga naar voetnoot550
Daer ginght ghy nergens heen, waer sult ghy hier belenden?Ga naar voetnoot551
Op 't heerlicke gesicht van een van 's Werelds enden;Ga naar voetnoot552
Daer 't ronde van de Locht aen 't platt-rond van de ZeeGa naar voetnoot553
Soo dicht schijnt aen gewelft, als warense geen' twee.
555[regelnummer]
Vindt ghy de Golven vlack en still en ongeresen,
Slaet allen voorval gae, maer past voor all op desen,Ga naar voetnoot556
Ghy, Vryers, praets gesint, het is uw rechte slagh;Ga naar voetnoot557
Verthoont uw' Joffertjens, hoe lieffelick 't gelachGa naar voetnoot558
Van 't soete weder is; hoe grouwelick daer tegen
560[regelnummer]
Het bruyssen van de Zee in baren opgestegen;
En seght haer, Kinderen, dus gaet het t'uwent mé,Ga naar voetnoot561
Ghy kunt soo vriend'lick en soo suer sien als de Zee:Ga naar voetnoot562
Maer lett eens op 't verschill van 't een en 't ander wesen,Ga naar voetnoot563
Ghy sult ons altoos soet, en noyt bars willen wesen.Ga naar voetnoot564
565[regelnummer]
Lacht, lieve schepselen, en neemt uw voordeel waer,Ga naar voetnoot565
Wy soecken 't, jae, voor ons, maer 't gaet u vry wat na'er.Ga naar voetnoot566
Daer staet geen schoon soo vast, 't en kan sich wel ontçieren,Ga naar voetnoot567
Dat hanght aen meer en min bevallicke manieren;Ga naar voetnoot568
| |
[pagina 44]
| |
't En is geen' schoone Vrouw die suer siet op een' Mann,Ga naar voetnoot569
570[regelnummer]
't En is geen' leelicke die vriend'lick wesen kan.
Is 't wijser onderhout dat ghy hebt uyt te houwenGa naar voetnoot571
By vracht van meerder ernst; seght, Mannen, en seght, Vrouwen;Ga naar voetnoot572
Siet ghy dat water wel? t'hans siet ghy 't soo niet meer;Ga naar voetnoot573
Voor middagh gingh 't te rugh, van avond komt het weer,
575[regelnummer]
En mergen soo weerom; en dat en sal niet enden,Ga naar voetnoot575
Voor dat ons Die 't ons schiep het laetste Vyer sal senden.Ga naar voetnoot576
Wat stellen wy ons hert op voor of tegenspoed?Ga naar voetnoot577
In all het Wereltsche gaet even sulcken Vloed,Ga naar voetnoot578
En sulcken Ebb te rugg: siet Menschen, Huysen, StatenGa naar voetnoot579
580[regelnummer]
En Koninghrijcken aen: daer is geen toeverlatenGa naar voetnoot580
Op evenstandigheit; die schael moet op en neer;Ga naar voetnoot581
Die nu meent vast te staen valt morgen wel om veer;
Het Huys dat heden bloeyt zy mergen op sijn hoede
Voor onvoorsienen slagh die 't om stoot' of verwoede:Ga naar voetnoot584
585[regelnummer]
Wy hoeven geen bewijs van heel en half gesont,Ga naar voetnoot585
Dat yeder lichtelick door all sijn leven vond;Ga naar voetnoot586
De Rijcken waggelen, de Konincklicke Steden,
En die men gisteren sagh staen, waer zijn sy heden?
Soo draeyt der dingen Rad, en die dat stuyten will,Ga naar voetnoot589
590[regelnummer]
Sat beter op sijn' rust en hiel sijn' handen still.Ga naar voetnoot590
| |
[pagina 45]
| |
De jongelui kunnen ook uit de koets stappen en nog wat wandelen langs het strand; de meisjes hoeven niet meer bevreesd te zijn in zee gedragen te zullen worden, want die gewoonte is in onbruik geraakt (r. 591-618).Als 't lang gekruyt sal zijn, ten Oosten of ten Westen,Ga naar voetnoot591
Naer 't Sonn' en Wind gedooght, langhs des' ons' buyten-vesten,Ga naar voetnoot592
Daer van men heel die Zee de Grachten heeten magh,Ga naar voetnoot593
Sult ghy noch lichtelick een steertjen van den Dagh
595[regelnummer]
Aen beter' oeffeningh van moe-geseten ledenGa naar voetnoot595
(Want alle veel verveelt) met wandelen besteden.Ga naar voetnoot596
En vreest hier Slijck noch Stoff, jongh volckje, nett geschoeyt,Ga naar voetnoot597
Of, als ick 't seggen magh, moetwilligh soo geboeyt,Ga naar voetnoot598
Dat geen' gevangene meer lijden in haer' holen,
600[regelnummer]
Het droevige vernacht van donckere gijolen;Ga naar voetnoot599/600
Treedt af; daer light een Vloer van witt' Sand, daer den HaeghGa naar voetnoot601
Sijn' beste Kameren mé moy maeckt alle Daegh;Ga naar voetnoot602
En treedt gerustigh toe, moy' Meissjes; 't mall vermaken
Daerm' uw' vrouw Moedertjens den Zeekant om de'e lakenGa naar voetnoot604
605[regelnummer]
Is langh in ongebruyck; daer valt niet meer te doenGa naar voetnoot605
Aen Vrouwen-spoelery, spijt nieuwe Kous of Schoen:Ga naar voetnoot606
| |
[pagina 46]
| |
De Wereld, seght men ons, wordt alle daegh wat booser;Ga naar voetnoot607
En 't is waerschijnelick: ten minsten wordt sy looser;Ga naar voetnoot608
Ten minsten weet men nu wat beter als men placht,Ga naar voetnoot609
610[regelnummer]
Dat twee Li'en leed te doen, al waer 't maer met gedacht,
Sijn selven en sijn' Vriend, is haperingh van sinnen:Ga naar voetnoot611
Hoe veel min schickt het sich van Vrienden tot Vriendinnen,Ga naar voetnoot612
Die m' eertijds handelden als warens' in de pijn,
Die menschen overkomt, van Honden doll Fenijn:Ga naar voetnoot613/14
615[regelnummer]
Die doopers soo my dunckt, verdienden self het doopen,
Soo sotten waerdigh zijn haer' sotheit te bekoopen,Ga naar voetnoot616
En, diese nu sagh doen dat doe soo geestigh stond,Ga naar voetnoot617
Sou seggen, daer 's vergift aen 't wercken van een' Hond.Ga naar voetnoot618
| |
Over schelpen en hun bewonderenswaardige bouw, precies afgepast op hun bewoners (r. 619-650).Maer beter besigheit kan u den Tijd wegh helpen:Ga naar voetnoot619
620[regelnummer]
Raept Schelpen, die het lust: en seght niet, 't Zijn maer Schelpen:Ga naar voetnoot620
Neemt eene letter uyt, 't zijn Schepen, en gewissGa naar voetnoot621
Dat yeder Schelp wel eer een Scheepje was voll' Viss,
Ja Schell-viss, die sijn' Schell, dat is sijn Huys, ten lesten,Ga naar voetnoot623
| |
[pagina 47]
| |
Moe levens, heeft geruymt, en gaf het ons ten besten.Ga naar voetnoot624
625[regelnummer]
Het meer of minder groot en doet niet tot de waerd';Ga naar voetnoot625
Daer swemt gediert in Zee, daer gaet'es over d' Aerd'Ga naar voetnoot626
Van ongelijcke form: een Walvisch by een' HaringhGa naar voetnoot627
Maeckt machtigh onderscheit; een' Mier die aen een Haer hingh
En woegh het haer niet door; wat meent een Oliphant?Ga naar voetnoot629
630[regelnummer]
Hy is, gelijck die Mier, een maecksel van Gods Hand;
En bei die maeckselen voll van gelijcke wond'ren:Ga naar voetnoot631
Geheimen die de Konst heeft onlanghs op doen dond'ren,Ga naar voetnoot632
Als s' ons' onkundigheit, door kleine stuckjens Glas,
Als in een' Werld gevoert daer niemand oyt en was,
635[regelnummer]
Heeft Schepselen ondeckt, en door en door doen kijcken,Ga naar voetnoot633/35
Die voor de machtighste ter Wereld niet en wijcken,Ga naar voetnoot636
In onbegrijplickheit van Leden en gewricht;Ga naar voetnoot637
Maer in 't verschill alleen van omloop en gewicht.Ga naar voetnoot638
Siet wat all wonderwercks wy achteloos vertreden,
640[regelnummer]
En of all 't menschelick vernuft, met all' de redenGa naar voetnoot640
Daer 't sich op roemen magh, een Schelpjen machtigh is,Ga naar voetnoot641
| |
[pagina 48]
| |
Een Schelpen Horentje te bouwen, daer een VissGa naar voetnoot642
Sijn leventjen in berg' voor groote die het jagen:Ga naar voetnoot643
Och of wy op 't besteck van dees' gebouwtjens sagen,Ga naar voetnoot644
645[regelnummer]
Hoe wisten wy ons self te huysen in 't gemack
Van geen te ruymen en van geen te nauwen Dack!Ga naar voetnoot646
Elck Vissjen past in 't sijn, daer hadden wy te leerenGa naar voetnoot647
De rechte regelen van Huysingh en van Kleeren;Ga naar voetnoot648
Te ruym en schickt sich niet, te nauw valt suer en bangh,Ga naar voetnoot649
650[regelnummer]
De middelmaet en geeft noch flodderingh, noch dwangh.Ga naar voetnoot650
| |
Een in de mond van een zeedier gelegde tirade tegen de wisselvalligheid en dwaasheid van de mode (r. 651-726).Waer ick een sprekend Beest ('t scheelt weinig, sult ghy seggen)Ga naar voetnoot651
Een sprekend Vissjen maer, 'k wist veel meer uyt te leggen,
En bet're lessen veel, dan nu zijn uytgeleit,Ga naar voetnoot653
Of uyt te leggen zijn: Ick vraeghde Knecht of Meid,Ga naar voetnoot654
655[regelnummer]
Van meer en minder slagh, en Joffertjens en Heertjens,Ga naar voetnoot655
Werdt ghy noyt Spiegel-wijs aen onse Schelpe Kleertjens,Ga naar voetnoot656
En sult ghy noyt verstaen hoe redelicken dinghGa naar voetnoot657
't Standvastigh wesen is by sta'ge wanckelingh?Ga naar voetnoot658
Hoe langh mishagen u de Wetten van den Hemel,Ga naar voetnoot659
| |
[pagina 49]
| |
660[regelnummer]
En haer schoon Even-eens by 's Werelts kindsch gewemel?Ga naar voetnoot660
Hoe langh en derft ghy niet gesien zijn, soete lien,Ga naar voetnoot661
Soo ghy soo weinigh tijds voor desen wierdt gesien?Ga naar voetnoot662
Hoe lange sult ghy noch uw' niewste vonden prijsen,Ga naar voetnoot663
En die van gisteren verfoeyen en verwijsen?Ga naar voetnoot664
665[regelnummer]
Wy wierden eens gekleedt, en blijven 't soo altijd;Ga naar voetnoot665
Ghy brenght u met geweld in eigen spott en spijt:Ga naar voetnoot666
Van daeg' versnippert ghy uw goed aen Rock en Mouwen,Ga naar voetnoot667
Daer stracks niet op en volght als meesterlick berouwen,Ga naar voetnoot668
Met een neuswijse waen, van altoos bet en betGa naar voetnoot669
670[regelnummer]
Te weten, hoe het hoort, en dan een niewe WettGa naar voetnoot670
In versche Fransche tael arm Holland voorgelesen;Ga naar voetnoot671
Een' Staelen Wett? ô Jae, die mergen Stroo sal wesen.Ga naar voetnoot672
Wat deed de Schepper wel, die 't Schepsel Neus en Mond,Ga naar voetnoot673
En oor en oogen-paer elck hechtten aen sijn' grond,Ga naar voetnoot674
675[regelnummer]
En hiet staen daer sy staen, en blijven soo sy stonden?Ga naar voetnoot675
Licht sagh men, sonder dat, hier Oogen en daer Monden,Ga naar voetnoot676
Hier Ooren, daer een' Neus van daegh uyt sijn gelidt,
En mergen mogelick vergunt sijn oud besitt,Ga naar voetnoot678
| |
[pagina 50]
| |
Naer de Parijsche Beurs haer Wissel-brieven melden;Ga naar voetnoot679
680[regelnummer]
Want daer aen hangt uw heil, en, die 't soo niet en stelden,Ga naar voetnoot680
Souw voor een wangeboort verschijnen op het pad.Ga naar voetnoot681
Denckt huyden, tot een' proef, hoe schoon een' Juffer sat,Ga naar voetnoot682
Die geen Cometen-staert en sleepte langs de Vloeren,
En dweilde se schoon op: 'k siet eerlicke, 'k siet hoeren,Ga naar voetnoot684
685[regelnummer]
'k Siet tot de Kind'ren doen; en, hoe'cker meer op lett,Ga naar voetnoot685
Hoe 'ck min bevroeden kan, wat regel en wat Wett
De menschen beestigh maeckt, wat oordeel haer, wat redenGa naar voetnoot687
Met staert-stof overlaedt. Noch is het van de LedenGa naar voetnoot688
Die Beesten nodigh zijn; haer staert is als haer Roer,Ga naar voetnoot689
690[regelnummer]
En als haer hand veeltijds; maer, lieve Flodder-moer,Ga naar voetnoot690
Wat doet ghy met uw' Staert, wat hebt gh'er mé te stieren?Ga naar voetnoot691
Uw Schip van Ydelheit? O Tijden, O Manieren!Ga naar voetnoot692
De Rocken wegen u, en dies' u eerst aen trockGa naar voetnoot693
Verdiende weinigh dancks, en knoopt ghy Rock aen Rock?Ga naar voetnoot694
695[regelnummer]
Maer knoopt ghy lock aen lock (want dit 's een ander toontje,
En dat wat hooger luydt?) Hoort hier, ghy jonge Schoontje,Ga naar voetnoot696
Wat sitt ghy daer en krult? is 't eigen goed, of leen,Ga naar voetnoot697
Of aengekochte waer? Ick vrees voor een van tween,
| |
[pagina 51]
| |
En dat of Galgh of Rad noch met de Koppen proncken
700[regelnummer]
Daer dese krulletjens aan hooren, eerse stoncken.Ga naar voetnoot700
Siet waer ghy moy mé sijt, en of oyt eenigh BeestGa naar voetnoot701
Met roof-goed, haer of pluym, behangen zy geweest.Ga naar voetnoot702
Dit raeckt de Meissjes, ja, met haer oneigen Vlechtjens,Ga naar voetnoot703
Maer 't raeckt uw' Rekeningh wat nader, soete Knechtjens,Ga naar voetnoot704
705[regelnummer]
Die tweemael Dieven werdt, en eerst u selfs berooftGa naar voetnoot705
Van wat uw erfdeel was, en dan een anders Hoofd.
Wat zijt ghy, Meid of Knecht? waer 't niet aen Keurs of Broecken,Ga naar voetnoot707
Ick wist geen' Mannetjens van Wijfjens uyt te soecken,
En, als ick soecken souw, waer vond ick Neus of Mond,
710[regelnummer]
Soo doncker staens', in 't holl van een' bekrulden grond.Ga naar voetnoot710
Noch schortter wat, om ons ter deegh te doen verwijven:Ga naar voetnoot711
Waer magh de klevery van Plaester-Vliegjens blijven?Ga naar voetnoot712
Daer ick geen' weergae toe en vinde, wat ick soeck,Ga naar voetnoot713
Als by Corenten in een blancken Boeckwey-koeck.Ga naar voetnoot714
715[regelnummer]
Heet dat Gods even-beeld verbet'ren of bederven?Ga naar voetnoot715
Monseurtjens, hoe het heet; ghy kont het qualick derven:Ga naar voetnoot716
't Is Meesterlick bedocht, en meer als oyt of Viss,Ga naar voetnoot717
Of Schelp bedencken kost, dat kladden, çieren is.Ga naar voetnoot718
Soo sprack ick, als ick Schelp of Viss waer, of yet minders;Ga naar voetnoot719
720[regelnummer]
Nu hebb ick 't niet geseght: weest wel te vreden, Kinders,
| |
[pagina 52]
| |
En houdt my wat te goed', op eens soo veel weerom;Ga naar voetnoot721
Ick wist mijn' reden wel, en gunn elck sijn waerom;Ga naar voetnoot722
Ick steeck vol misverstands, en onkund' en onwijsheit;Ga naar voetnoot723
Die my dat als een' Viss op Menschelicker wijs seitGa naar voetnoot724
725[regelnummer]
Sal van mijn' Vrienden zijn; ick eisch gelijcke Munt,
En 't sal mijn Vriend niet zijn, die my die niet en gunt.Ga naar voetnoot726
| |
De dichter raadt de jongelui aan, verse vis te kopen en die hetzij naar Den Haag te laten brengen, hetzij in een herberg in Scheveningen te verorberen (r. 727-806).Maer, Vrienden, and're Munt sal hier stracks gangbaer werden.Ga naar voetnoot727
Siet ghy dat Schuytjen wel, en kont ghy 't noch wat herden,Ga naar voetnoot728
Tot dat het zeilen strijck' en door de Barning spring',Ga naar voetnoot729
730[regelnummer]
Daer is Versch-Zee-Voer in, en levend leckerding.Ga naar voetnoot730
Doet beid uw' Borsen op, uw' Buydels en uw' Magen;Ga naar voetnoot731
Hier is dat beide licht verdouwen en verdragen;Ga naar voetnoot732
Mijnt voor de Joffertjens en stelt u in de ry:Ga naar voetnoot733
Maer, Vryers, past'er op, de Vrijsters staend'er by,
735[regelnummer]
En 't goedje siet scherp toe; sy weten haest t'ondeckenGa naar voetnoot735
Wat ghy voor Koopluy zijt, of milde maets, of vrecken,Ga naar voetnoot736
| |
[pagina 53]
| |
En, waer eens 't masker af, en, die nu vrijt, getrouwt,Ga naar voetnoot737
Hoe nauw hy 't nemen soud op d' Erwten en op 't Sout.
Nu stiert de Zoo Duyn op, de Zee-straet langs te dragen,Ga naar voetnoot739
740[regelnummer]
Tot aen uw' eigen haerd: of vreest ghy te beklagenGa naar voetnoot740
Dat tusschen Haegh en Strand, hoe versch het goedje zy,
Voor Haegsche Tongetjens den hals gebroken zy;Ga naar voetnoot742
Of zijt ghy van 't gevoel, dat, buyten-Huys-verteeren,Ga naar voetnoot743
De smaken van goed cier by wijlen kan vermeeren;Ga naar voetnoot744
745[regelnummer]
Daer hangen Ketels ree niet half soo diep in 't Land,Ga naar voetnoot745
Als Scheveninger Kerck en Kerckhof staen van 't Strand:
Want onse Bergen zijn gelegen, niet van MuysenGa naar voetnoot747
(Als eertijds Bergen wierdt verweten) maer van Huysen.Ga naar voetnoot748
Geviel u Soetenburgh en waer de soete MannGa naar voetnoot749
750[regelnummer]
Die 't bouwde soo uw' Vriend als ick hem noemen kan;
Ghy kreeght sijn' Deur wel op met wat beleefde woorden,Ga naar voetnoot751
En Sael en Keuken-tuygh met wat daer meer toe hoorden;Ga naar voetnoot752
Om daer een' vrolick' uer te spillen onder dack,
En de gesoden Zoo te nutten met gemack.Ga naar voetnoot754
755[regelnummer]
Ontsiet gh' u mann of maeghd in Vriends Huys te verstooren,Ga naar voetnoot755
Daer zijnder voor uw Geld, en die daer toe behooren;Ga naar voetnoot756
| |
[pagina 54]
| |
Men wenscht aen d'over zy om soo gestoort te zijn,Ga naar voetnoot757
En staet ghy op de keur van Vloed of Ebbe-wijn,Ga naar voetnoot758
('t Zijn woorden van de kunst) men kander u gerieven,Ga naar voetnoot759
760[regelnummer]
En ghy en uw gevolgh bevelen na believen.Ga naar voetnoot760
Terwijl de Keucken smoockt, terwijll uw soete Viss,Ga naar voetnoot761
Eens vry van 't soute, weer in 't soute Water is;
Bespraeckte Vryertjens, versuymt geen' tijd van praten:
De Meissjens luysteren, als ofse woorden aten,
765[regelnummer]
Als woorden, t'haerer eer betreckelick en soet,Ga naar voetnoot765
De monden vullen met des herten overvloed.Ga naar voetnoot766
Neemt vensteren te baet ('t magh om den A vond wesen)Ga naar voetnoot767
En thoont haer hoe de Sonn het selve lieve wesen,Ga naar voetnoot768
Dats' uyt den Bedde bracht, weer soo te bedde leght,
770[regelnummer]
En, Schoone, dus doet ghy, dus doen de stralen, seght,Ga naar voetnoot770
Die 's mergens, niet uw' Sonn, maer uw' twee Sonnen spreiden,Ga naar voetnoot771
Tot dats', ons moe gebrandt, allenghskens van ons scheidenGa naar voetnoot772
En kruypen in haer bedd: Maer hier is 't groot verschill:
Die Son laet ons gerust en onse nachten still,Ga naar voetnoot774
775[regelnummer]
Die Sonnen houden ons in een gestadigh woelen,Ga naar voetnoot775
Gesien en ongesien; het Hert en kan niet koelen,Ga naar voetnoot776
't Smoockt alle nachten door van den geleden brandGa naar voetnoot777
| |
[pagina 55]
| |
Daer aen geen helpen is als met uw' Rechter hand.Ga naar voetnoot778
Heilzame Rechter hand, wanneer will 't u behagenGa naar voetnoot779
780[regelnummer]
Een eewigh Sonneschijn voor dese donck're DagenGa naar voetnoot780
Te brengen over my? hoe lange light de hoop
In dit vertwijffelt hert met wanhoop over hoop?Ga naar voetnoot782
Hoe langh. Maer daer 's de Viss; en eten gaet voor vryen.Ga naar voetnoot783
Gaet, jongh Volck, gaet'er u vrypostigh in verblyen,Ga naar voetnoot784
785[regelnummer]
En past op geen' Doctoor, 't is Haeghsche Kind'ren voer,Ga naar voetnoot785
En van Viss eten seght den Haegh, soo 't quam soo 't voer.Ga naar voetnoot786
Derft yemant twijffelen of dat stout seggen waer is?Ga naar voetnoot787
Die sie door Scheveningh, of Vleesch en Bloed daer klaer is,Ga naar voetnoot788
En of die ruyge maets haer' tronjen Vissich staen,Ga naar voetnoot789
790[regelnummer]
En of die van de Hall de haer' te boven gaen,Ga naar voetnoot790
En of die Meissjens, met haer incarnate koonen,Ga naar voetnoot791
De minste tekenen van erger voetsel thoonen,Ga naar voetnoot792
Als daer men in den Haegh de darmen mé verkropt,Ga naar voetnoot793
En door goed levens kunst langh levens loop mé stopt.Ga naar voetnoot794
795[regelnummer]
Een' Haeghsche Maegh nochtans, die Scheveninger Vissen
| |
[pagina 56]
| |
Heeft te vermeesteren, en magh sich niet vergissen;Ga naar voetnoot796
All is de Schelvisch dood, hem komt wat swemmens toe,Ga naar voetnoot797
In beter als sout natt, het zy van Ebb' of Vloe:Ga naar voetnoot798
Ja Spagnen, daer ons meer verdriets van is gekomenGa naar voetnoot799
800[regelnummer]
Dan 't een t'herdencken lust, heeft ons, veeltijds, benomenGa naar voetnoot800
De quellingh die 't ons gaf, door druyfjens van sijn' Kust,
Daer alle leed van Hoofd en Maegh mé werdt gesust.Ga naar voetnoot802
Neemt van het soete sapp gedropen uyt die rancken,
En giet het by de rest, ghy sult'es u bedancken,Ga naar voetnoot804
805[regelnummer]
En vinden mergen vroegh uw selven fraey en frisch,Ga naar voetnoot805
En naer het Visschen-mael gesonder als een Visch.Ga naar voetnoot806
| |
De vis-maaltijd wordt besloten met onschuldige vrolijkheid van kussen, dansen en zingen, tot het tijd is huiswaarts te keren (r. 807-842).Hoe gaet het, jonge luy; zijn d'hertjens wat beglommen,Ga naar voetnoot807
En zijn de dampjes wat na bovene geklommen?Ga naar voetnoot808
Daer rijmt wel Sommen op, soo valt het m' in mijn' sinn:Ga naar voetnoot809
810[regelnummer]
Weest niet te neuswijs om een soentje meer of min;Ga naar voetnoot810
't Is Hollands oude stijl, en 't magh de niewe blijven,
Spijt Zuydsche Volckeren, die ons, quanswijs, bekijvenGa naar voetnoot812
Om ontucht voor de Werl'd; daer, onder dat gelaet,Ga naar voetnoot813
| |
[pagina 57]
| |
Die kijvers schuldigh zijn aen meer verholen quaed.Ga naar voetnoot814
815[regelnummer]
Verhaest u nochtans niet: want isser een' Vrouw Moeder,Ga naar voetnoot815
Die op de Kudde past, gelijck een Schapen-hoeder,
De sijne tegens Beer en Wolven gade slaet,Ga naar voetnoot817
Haer komt den eersten Kuss; uyt redenen van Staet;Ga naar voetnoot818
Het geen sy geerne lijdt, en sal sy niet verbieden,Ga naar voetnoot819
820[regelnummer]
En 't klappen van de Sweep is wat voor oude lieden;
Werdt sy dan 't sitten moe, Madame, helpts'er af,Ga naar voetnoot821
En, dat sy 't qualick voel', van 't Pas gaen aen den Draf:Ga naar voetnoot822
Is 't van de vieste niet, en heeft sy maer min tandenGa naar voetnoot823
Als doe sy jonger was, maer voeten vry en handenGa naar voetnoot824
825[regelnummer]
Van Exteroogh en Gicht, en Hoofd noch Heupen kromm,Ga naar voetnoot825
Van duysend tegen een, sy springht wel eens rondom,
En schroomt sich niet de Jeughd een Liedjen voor te singen,Ga naar voetnoot827
Noch, voor verdiende straff van Kerck en Ouderlingen:Ga naar voetnoot828
Sy heeft het aen Mameer, en Grootemoer gesien;Ga naar voetnoot829
830[regelnummer]
Die waeren vrolick, jae, maer deughdelicke Lien.Ga naar voetnoot830
In 't ende doets' haer ampt, en spreeckt in ernst van scheidenGa naar voetnoot831
All schijnt'er niet wat Maens om 't heir na Huys te leiden;Ga naar voetnoot832
Het half licht overschot van sulck een' somer-Dagh
Maeckt dat de tijd noch nacht noch avond heeten magh.
835[regelnummer]
Soo komen Koetsen uyt en wel gevoerde Paerden;Ga naar voetnoot835
| |
[pagina 58]
| |
Dien maer de spraeck gebreeckt, om na verdienst en waerdenGa naar voetnoot836
De niewe klinckertjens te loven dagh voor dagh,Ga naar voetnoot837
Gedenckende de plaegh die haer ten halse lagh;Ga naar voetnoot838
Does' onder het gejuych van luye jonge luydenGa naar voetnoot839
840[regelnummer]
In 't Scheveninger sand haer' longh te bersten kruyden,Ga naar voetnoot840
Die nu, 't zy natt of droogh, 't zy 't avond zy, of nacht,Ga naar voetnoot841
Na huys toe danssen gaen, soo vrolick als de vracht.Ga naar voetnoot842
| |
Een overpeinzing over de vluchtigheid van de kostbare tijd en over de geoorloofdheid van gepaste ontspanning, mits ernstige bezigheden er niet om veronachtzaamd worden (r, 843-882).Die dagh is soo gespilt: ick weet niet of het Wijsen,Ga naar voetnoot843
Of Gecken vaerdigh staen te laken of te prijsen;Ga naar voetnoot844
845[regelnummer]
Ick houd hem wel besteedt, soo beter BesigheitGa naar voetnoot845
Om spelen-varen niet van kant en is geleit.Ga naar voetnoot846
Noodsakelick gaet voor; daer staet niet mé te gecken;Ga naar voetnoot847
'k Weet niet hoe 't andre gaet; my kan geen' vreugd vreugd strecken,Ga naar voetnoot848
Daer ernst om werdt versuymt: sy werdt my schier een' pijn,Ga naar voetnoot849
850[regelnummer]
Gelijck haer 't lacchen is die in swaer lijden zijn.Ga naar voetnoot850
O slibberige maet van wesen en bedrijven,Ga naar voetnoot851
| |
[pagina 59]
| |
O kostelicke Tijd; wat soecktm'? u te verdrijven?Ga naar voetnoot852
U met de schouderen te stooten, als een' vodd,Ga naar voetnoot853
Die nergens goed voor is? soo verr' verhoed' my GodGa naar voetnoot854
855[regelnummer]
Mijn eigen moordenaer, mijn eigen dief te wesen:
Wy hoeven 't in geen' hoop ouw' Boecken na te lesen,
Hoe schichtigh de Rivier des Tijds is, wat een PijlGa naar voetnoot857
Geschoten uyt Gods Hand, en wat een' kleine wijlGa naar voetnoot858
Elck Tegenwoordigh is, jae liever wat een stippel,Ga naar voetnoot859
860[regelnummer]
Die niet te noemen is voor dat hy ons onthippel',Ga naar voetnoot860
Soo dat ons niet en staet te seggen als, Dat was,Ga naar voetnoot861
En Dat sal sijn, (soo 't luckt) Dat is, komt noyt te pas.
De Boecken seggen 't oock; maer alss'er niet en waren,Ga naar voetnoot863
De blinde voelden 't by elck een sijn wedervaren,Ga naar voetnoot864
865[regelnummer]
Verwarde mymeringh en even wel gewiss!Ga naar voetnoot865
Wat blijft'er overigh, daer Nu noyt Nu en is?Ga naar voetnoot866
En loopt ons leven soo, en soeckt men 't noch te quistenGa naar voetnoot867
Aen min als ydelheit? de Zee-luy die soo gisten,Ga naar voetnoot868
Verquistten hier een Ty en daer een' laeger wall,Ga naar voetnoot869
870[regelnummer]
En raeckten sluymerend' in 't uyterst ongevall.Ga naar voetnoot870
Maer all is ydelheit: Dat is niet af te praten;Ga naar voetnoot871
| |
[pagina 60]
| |
En, hoe wy 't schilderen, in all ons doen en latenGa naar voetnoot872
Is Ydelheit de vreughd en Ydelheit de vrucht:Ga naar voetnoot873
Waer toe dan steedschen ernst voor tijdige genucht?Ga naar voetnoot874
875[regelnummer]
Bedaerde tijdigheit en hebb' ick niet te laken,Ga naar voetnoot875
En 't overhands gedoen is menschelick vermaken:Ga naar voetnoot876
Jae Beesten hebben 't lief, en allom de Natuer,
En lacchen heeft sijn tijd, en pruylen heeft sijn' uer,
En daer in heeft men elck sijn welgevall te gonnen:Ga naar voetnoot879
880[regelnummer]
Maer, om weer aen te gaen tot daer wy 't flus begonnen,Ga naar voetnoot880
Tijd moet gesleten zijn, soo moeten wy 't verstaen:Ga naar voetnoot881
Maer 't scheelt onendelick, wanneer, waerom, waer aen.
| |
De dichter spreekt zijn afkeuring uit over kaartspelen om geld, dat allerlei hartstochten gaande maakt, die in het bijzonder de meisjes misstaan (r. 883-958).Noch een woord, Joffertjens; siet of ick Rijm, of Reden,Ga naar voetnoot883
Of bei gevonden hebb: het jonge Volck dat heden
885[regelnummer]
Te Scheveningh soo was, als ick 't u hebb vertaelt,Ga naar voetnoot885
Heeft uyt die oeffeningh, mijns dunckens, meer gehaelt,Ga naar voetnoot886
Als 't Volckje van uw' slagh, dat in den Haegh geseten
Van Noen te Middernacht (ick wenschte 't niet te weten)Ga naar voetnoot888
| |
[pagina 61]
| |
Sijn Geld, sijn' dieren Tijd aen Blaedjens heeft gespilt,Ga naar voetnoot889
890[regelnummer]
Daer mede wie best kan sijn' even naesten vilt.Ga naar voetnoot890
Naer lieden van geloof derv' ick de waerheit seggen:Ga naar voetnoot891
Men siet'er alle minn en heusheit onder leggen,Ga naar voetnoot892
Men siet'er Gierigheit aen 't roer van elcke schuyt,Ga naar voetnoot893
Die elck will laden met sijn' Vriend onthaelden buyt;Ga naar voetnoot894
895[regelnummer]
Men siet'er aensichten van schoone ommetreckenGa naar voetnoot895
Haer selven uyt haer vorm, als een gramm Vischwijf, recken,Ga naar voetnoot896
Men siet'er Nijd en spijt in openbaren swangh.Ga naar voetnoot897
En maken 't Jofferen malkanderen soo bangh,Ga naar voetnoot898
En heet dat spelen Spel, en dat Spel tijd verdrijven?
900[regelnummer]
't Is waer, 't en schaedt u niet als 't plagh, getrouwde Wijven:Ga naar voetnoot900
Ghy hebt uw' hooghste prijs gegolden by uw' Mans:Ga naar voetnoot901
Maer, Meiskens, denckt ghy niet dat een' verkeerde kans
Onstuymigh uytgestaen, de Vryers, die maer linckenGa naar voetnoot903
Hoe 't met uw hoofjen staet, den yver wat doet sincken,Ga naar voetnoot904
905[regelnummer]
En dencken, ister soo gestelt in 't jonge groen,
Als 't groen versleten is wat sal het dorre doen?Ga naar voetnoot905/06
En datter andere waer nemen, hoe het winnenGa naar voetnoot907
| |
[pagina 62]
| |
Uw' gansche Ziel ontkleedt en all' haer' drift van binnen?
Daer helpt geen masker aen, men siet u door de huyt;Ga naar voetnoot909
910[regelnummer]
Verliesen gaet aen 't Hert, en d'Oogen brengen 't uyt,
En winnen doet sijn werck; dats even swaer om decken.Ga naar voetnoot911
Telt dan de winst eens op waer mé ghy sult vertrecken,
'tZy dat gh' een' Bors mé draeght met swaer Geld overstelpt,Ga naar voetnoot913
Of, met een' ledige, Mama aen 't pruylen helpt.Ga naar voetnoot914
915[regelnummer]
Mamatjens, wijser Volck dan ick hoef t'onderwijsen,
Elck in ons' eigen saeck zijn wy de minste wijsen,
Een oogh en siet sich niet, het heeft van buyten aenGa naar voetnoot917
Een anders hulp van doen, die 't waerschouw' en vermaen',Ga naar voetnoot918
Gedooght ghy dat ick spreeck soo 't dese grauwe haerenGa naar voetnoot919
920[regelnummer]
Niet all te qualick voeght, geeft menighte van jaerenGa naar voetnoot920
Goe woorden wat gesaghs, (ick hebber sonder baerdGa naar voetnoot921
De Wereld voorgestelt, daer vruchten van gebaertGa naar voetnoot922
En noch in wesen zijn) laet u van my geseggen,Ga naar voetnoot923
Is 't doenlick desen Tuysch uw' Dochteren t'ontleggen,Ga naar voetnoot924
925[regelnummer]
Ontleght hem haer by tijds: ick hebb niet half gepleitt,
All wat ick pleiten moght van watter tegen leit.Ga naar voetnoot926
'k Verdoem het spelen niet, soo langh het Spel magh heeten:Ga naar voetnoot927
| |
[pagina 63]
| |
Maer onversad'lickheit van worstelen en sweeten
Naer onbevoeght gewinn, en onder dat gewoelGa naar voetnoot929
930[regelnummer]
Gevaeren van verlies dat m' in sijn' renten voel';Ga naar voetnoot930
Dats vuyle troggelingh, en Maeghden soo oneigen,Ga naar voetnoot931
Dat, hadd ick Dochteren, met smeken of met dreigen
Haeld' ickse van die merckt, en gaf haer ander werck;Ga naar voetnoot933
Niet altoos binnens doors, niet eewigh in de Kerck;Ga naar voetnoot934
935[regelnummer]
Maer huysselicken ernst getempert met vermakenGa naar voetnoot935
Daer geen verwijt aen waer: een' roll van dusend sakenGa naar voetnoot936
Wist ick te leveren die daer toe dienen kost,Ga naar voetnoot937
En daer, by wijlen, selfs een Caertjen onder most:Ga naar voetnoot938
Maer spulletjes gewijs, en daer verlies noch winnenGa naar voetnoot939
940[regelnummer]
In 't ende smarten sou, of kitt'len in 't beginnen;Ga naar voetnoot940
In korte woorden, daer het swaerste van 't gelaghGa naar voetnoot941
Met jock te koelen waer en hertelick gelach.Ga naar voetnoot942
Hier hebb ick my den haet berockent van veel' Dieren,Ga naar voetnoot943
Daer van ick hooren sal, Wat magh hy liggen tieren,Ga naar voetnoot944
945[regelnummer]
En kladden schoon Papier, en all te dieren Int,Ga naar voetnoot945
Om soo verquist te zijn, aen praetjens in de wind:Ga naar voetnoot946
Best liet hy ons in rust, en besighde sijn' sinnenGa naar voetnoot947
| |
[pagina 64]
| |
Om levens middelen in sijn beroep te winnen,Ga naar voetnoot948
Het is veel saliger dat elck sijn pelsje pluys':Ga naar voetnoot949
950[regelnummer]
t'Scheep seght men met verstand, Elck kraeck' sijn eigen Luys.Ga naar voetnoot950
Dit 's van den soetsten slagh; daer salder and're scheldenGa naar voetnoot951
Met woorden overhoop, die 'ck niet en derve melden.Ga naar voetnoot952
En waeren 't woorden maer: ick sie my 't goedje lichtGa naar voetnoot953
Met schoone nageltjens te vliegen in 't gesicht:
955[regelnummer]
Dan of het mogelick vijf malle soo behaeghden,Ga naar voetnoot955
Ick wist my wel een' hulp van ruym vijf wijse Maeghden;Ga naar voetnoot956
En, kreegh ick soo voor eerst het soete Volck aen een,
't Souw wel gevoordert zijn, en daer mé streeck ick heen.Ga naar voetnoot957/58
| |
Het eerste slot: een woord van geruststelling tot de vermoeide lezer, nu het einde in zicht is; en aanbieding van het gedicht aan de drie bestuurscolleges die de aanleg van de zeestraat hebben laten uitvoeren (r. 959-994).Hoe is u, Leser-lief; begint ghy niet te swijmen,Ga naar voetnoot959
960[regelnummer]
En voelt ghy noch uw' pols in dit gedrangh van Rijmen,
En wenscht ghy 't spel niet uyt, en 't Liedjen op een end?
Maeckt geen' bekommeringh, Wy zijnder weer belendtGa naar voetnoot962
Daer ick u uytgeleid': Is 't niet heel uytgelesenGa naar voetnoot963
| |
[pagina 65]
| |
Dat gh' uyt gelesen hebt, hebt ghy 't maer uyt gelesen,Ga naar voetnoot964
965[regelnummer]
Ten minsten vondt g'er in, daer ick u 't hoofd om brack,Ga naar voetnoot965
's Lands eere, 's Lands profijt, en alle mans gemack.Ga naar voetnoot966
Het streck' u een beworp van çierlicker bedencken,Ga naar voetnoot967
Die my verbeteren en sullen my niet krencken;Ga naar voetnoot968
Maer eer en groote gunst en volle vriendschap doen,
970[regelnummer]
Gevalt het hun haer' voet te steken in mijn Schoen,Ga naar voetnoot970
Om op een trotser tred, en aengenamer wijsen,Ga naar voetnoot971
Ten prijse van het werck mijn prijsen t'overprijsen,Ga naar voetnoot972
En maken kind'ren en kinds kinderen bekendt
Dat niet vergaen en moet' als met des Werelds end.Ga naar voetnoot974
975[regelnummer]
Ghy, Groote Mogentheit des Vaderlands: ghy Heeren,Ga naar voetnoot975
Die Hollands Eigendom met een gemoed voll eerenGa naar voetnoot976
Soo langh berekent hebt, en langh met dat gemoedGa naar voetnoot977
Gesonde Rekenaers van Holland blijven moet:Ga naar voetnoot978
Ghy trouwe Momberen van 's Graven schoonen Hage,Ga naar voetnoot979
980[regelnummer]
Daer ick, arm Hagenaer, den trotsen naem af drage;Ga naar voetnoot980
Dry Machten, die Gesagh en Middelen en RaedGa naar voetnoot981
| |
[pagina 66]
| |
Te samen hebt gebracht ten uytvoer van mijn' Straet
(Vergeeft my 't moedigh woord, en dat ick 't uwe mijne;Ga naar voetnoot983
Ten minsten is sy mijn' alss' elck een is de sijneGa naar voetnoot984
985[regelnummer]
Die'r goed gevall in heeft, en mogelick wat meer,Ga naar voetnoot985
Soo 'ck niet verydelt werd met overmaet van eer)Ga naar voetnoot986
Misduyt mijn' plichten niet; my docht ick wass' u schuldigh,Ga naar voetnoot987
En droegh d'uytlandige Vier jaeren min geduldigh,Ga naar voetnoot988
Bekommert dat de draed mijns Levens kracken moght,
990[regelnummer]
Eer ick dit laetste kind ter Wereld hadd gebrocht.Ga naar voetnoot990
Ontfanght het in uw' gunst, en vreest niet dat na desenGa naar voetnoot991
Mijn' hand uw' oogen meer sal pijnigen met lesen,
Schoon u dit Liedeken te laf vall' en te langh,Ga naar voetnoot993
Daer 's goe vertroostingh by, het is mijn Swanesangh.Ga naar voetnoot994
| |
Het tweede slot: de dichter getuigt, dat hij op nog slechts twee wegen acht slaat: de weg van alle vlees, wie weet hoe nabij voor hem; en de ‘hoge’ weg van de christen naar het eeuwige leven (r. 995-1024).995[regelnummer]
'k Hebb Weghs genoegh gedaen om hier te Weegh te brengenGa naar voetnoot995
(Soo 't Nijd en Tijd na my genadelick gehengen)Ga naar voetnoot996
Dat wat geruchts van my na my in 't leven blijv';Ga naar voetnoot997
| |
[pagina 67]
| |
En wie weet of daer toe dit welgemeint Bedrijf,Ga naar voetnoot998
By welgesinde Lien en danckbaere na-nevenGa naar voetnoot999
1000[regelnummer]
Van Haeghsche-Kinderen, wat hulp sal konnen geven?Ga naar voetnoot1000
Het gae daer mé soo 't kan als ick in d' Aerde legg:
Ick pass voorts maer op een' en noch een' and'ren Wegh,Ga naar voetnoot1002
Die 'ck te betrachten hebb en moet, en will vertreden,Ga naar voetnoot1003
'k Moet dien van alle Vleesch (wie weet?) of flus, of heden,Ga naar voetnoot1004
1005[regelnummer]
Of morgen mogelick vertreden in mijn' Kist;Ga naar voetnoot1005
In dat verwachten werdt noyt noodeloos gegist.Ga naar voetnoot1006
Maer, Wegh van allen Geest, die voor Gods heiligh WesenGa naar voetnoot1007
Verheilight t'samen en vereewight hoopt te wesen,Ga naar voetnoot1008
U hebb ick te vertre'en voor 't laetst van mijn gepoogh;Ga naar voetnoot1009
1010[regelnummer]
En als ick u alleen in 't Hert krijgh of in 't Oogh,Ga naar voetnoot1010
Werdt alle laeger Wegh mijn Hert en Oogh soo tegen,Ga naar voetnoot1011
Als poelen dick van dreck en ongekuyste stegen.Ga naar voetnoot1012
Maer steil en engh is 't pad dat dien Wegh henen leidt:Ga naar voetnoot1013
En wat hebb ick daer toe, meer als Genegentheit,Ga naar voetnoot1014
| |
[pagina 68]
| |
1015[regelnummer]
En Onmacht? Ghy alleen, ghy, Waerheit, Wegh en Leven,Ga naar voetnoot1015
Die die oprechte sucht mijn' Ziel hebt ingegeven,Ga naar voetnoot1016
Ghy kont haer by den will oock met de macht versien.Ga naar voetnoot1017
O, Die haer van der Jeughd uw' wond'ren hebt doen sien,Ga naar voetnoot1018
En met een' gunst geleidt die 'ck noyt en kan erkennen,Ga naar voetnoot1019
1020[regelnummer]
Weest met haer soo Ghy waert, leert haer van hier ontwennen,Ga naar voetnoot1020
En van dit menschelick by tijds soo wel ontslaen,Ga naar voetnoot1021
Dats', als ghy roepen sult, te vlugger moge gaenGa naar voetnoot1022
Tot daer Gerechtigheit en Ghy woont: Eewigh wesen,Ga naar voetnoot1023
Gunt haer die hooge rust, en allen die dit lesen.Ga naar voetnoot1024
|
|