Vitaulium. Hofwyck. Hofstede vanden Heere van Zuylichem onder Voorburgh
(1977)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 292]
| |
Bijlage 2 Aen Vrouw Geertruijd HuijgensGa naar voetnoot+ geseght Doublet, Vrouwe van St. Anneland, etc.1 Me Vrouw en Waerde Moeije;Ga naar voetnoot1 2 De Wijsen van eertijds hebben't soo verstaen, ende het is altoosGa naar voetnoot23 waerachtigh gebleven, dat Vrught en Vreughd, Voordeel en VermaeckGa naar voetnoot2/3 Ga naar voetnoot34 in een getwernt den deughdelixten draed maken. Daer op sagh ick datGa naar voetnoot45 mijn Vader gesien hadde, als hij sich gelusten liet de lichamelickeGa naar voetnoot4/5 Ga naar voetnoot56 lusten van sijn Hofwijck soo te bescrijven, datse de ziel raeckten;7 makende van die Wandeling een' Handeling, die naer hem sijn' Erven,Ga naar voetnoot78 oock naerden ondergangh vande plaetse, te stade komen moght.Ga naar voetnoot8 9 Ende het soete voornemen alsoo uijtgevoert heeft mij te dienstigenGa naar voetnoot9 | |
[pagina 293]
| |
10licht gedocht voor de Corenmate; daer onder het geschapen was voorGa naar voetnoot9/10 Ga naar voetnoot1011 eerst te smooren, sonder de moeijte die ick aengewent hebbe, om hetGa naar voetnoot10/11 Ga naar voetnoot1112 oock onse eeuwe te moghen bekent maken. Hoe het dese neus-wijseGa naar voetnoot1213 Wereld sal op nemen, staet te sien. Bij V.E. en meen ick geenenGa naar voetnoot1314 ondanck verdient te hebben. De Stichter van Hofwijck is haer te lief,Ga naar voetnoot14 15om een stuxken wercks van den Dichter te verwerpen. Een stuxkenGa naar voetnoot1516 Bijwercks noemde ick het beter: dewijle wij heel wel weten, en qualickGa naar voetnoot1617 gelooven konnen, dat hij daeraen all gaende en staende niet meer enGa naar voetnoot1718 heeft besteedt, als de brockelinghen van vier der druckste maenden die19 hij beleeft heeft; sonder dat ijemand getwijffelt hebbe, dat hij in'tGa naar voetnoot17/19 Ga naar voetnoot19 20gewoel van soo vele andere besigheden ijet sulx onder de leden soudeGa naar voetnoot19/2021 hebben. Nu het Kind schielick ter wereld is gekomen, ende mij, denGa naar voetnoot20/21 Ga naar voetnoot21 | |
[pagina 294]
| |
22oudsten vande Voor-kinderen, als het jongste van 't tweede BeddGa naar voetnoot2223 vertrouwt, weet ick het niet beter te besteden als bij V.E. beider oudste24 Moeije; die ick wenschte dat sich somwijlen daermede wilde verlustenGa naar voetnoot23/24 25tegens de swaermoedigheden die haer overigh moghen zijn, zedert sijGa naar voetnoot24/25 Ga naar voetnoot2526 de twee lieve derdendeelen van haere eighen Bedde-vruchten uijt derGa naar voetnoot2627 tijd heeft sien halen; wel goeds tijds, in ons gevoelen; maerGa naar voetnoot26/2728 ontwijffelijck te goeder tijd, dewijl het Gods tijd was. Hem bidd ickGa naar voetnoot2829 V.E. in alle tijden ende naer alle tijden te segenen met tijdelick endeGa naar voetnoot29 30eewigh wei-zijn, blijvende,
31 Me Vrouw en Waerde Moeije, | |
[pagina *1]
| |
|