Trijntje Cornelis
(1997)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 207]
| |
De edities van Trijntje CornelisSinds het begin van de negentiende eeuw is Trijntje Cornelis meermalen en op uiteenlopende wijzen geëditeerd. Willem Bilderdijk (Bilderdijk 1824-1825) gebruikte de versie uit de tweede druk van Korenbloemen (K 2) als bron. J.A. Worp was de eerste die de handschriften uitgaf. In het vijfde deel van De gedichten van Constantijn Huygens nam hij de autograaf als basis, aangevuld (en gecorrigeerd) met materiaal uit de apograaf. Zo ook Trijntje Cornelis in het vijfde deel. Daar kregen ook de ‘Bijschriften’ (Griekse en Latijnse citaten) een plaats. De voetnoten bevatten een selectie uit de varianten van apograaf en drukken. Maar de totstandkoming (genese) van de autograaf wordt voor moderne begrippen onvoldoende uitgelegd. Worp geeft geen tekstverklaringen: dat zou ondoenlijk geweest zijn. H.J. Eymael nam voor zijn uitgave van Trijntje Cornelis de tekst van Worp over, met weglating van de ‘Bijschriften’. Hij besteedde vooral aandacht aan de verklarende noten, die zeer uitgebreid zijn en bijna altijd adequaat. In de inleiding behandelt hij de waarderingsgeschiedenis. Hij sluit zich aan bij degenen die Trijntje Cornelis volslagen ongeschikt achten voor vertoning, vanwege de ‘onkiesheden’ die erin voorkomen. Hij spreekt wel zijn bewondering uit voor de compositie en de taal van Huygens' klucht. Als bronnen voor het spel noemt hij ‘Het nieuwsgierig Aagje van Enkhuizen’ en Aluta van Macropedius. In een aanhangsel komen verschillende onderwerpen aan de orde, onder andere de ‘kwestie-Oudaen’. De editie van Bolckmans gaat terug op K 2. In zijn commentaar maakt hij dankbaar gebruik van Eymaels annotaties. De inleiding bevat een verdienstelijk overzicht van het komische toneel in de zeventiende eeuw. Zijn waardering van Huygens' tekst is literair-historisch en taalkundig gefundeerd, los van morele vooroordelen. Harrie Hermkens heeft in de jaren 1987-1992 een studie-uitgave verzorgd, waarvoor hij de autograaf, de apograaf en de zeventiende-eeuwse drukken nauwkeurig met elkaar heeft vergeleken. Het eerste deel (in twee volumina) van deze uitgave is vooral manuscriptologisch. Het eerste volumen bevat als leestekst de autograaf, met manuscriptologische aantekeningen. Daarin wordt het ontstaan van de tekst zichtbaar gemaakt; alle doorhalingen, veranderingen, en toevoegingen zijn opgespoord, ook als | |
[pagina 208]
| |
Huygens dat onmogelijk dacht te hebben gemaakt. Het variantenapparaat is zeer uitgebreid. De ‘Bijschriften’ zijn in een apart hoofdstuk opgenomen en van manuscriptologische aantekeningen voorzien. In het tweede volumen zijn autograaf en apograaf in scherpe facsimile's gereproduceerd. Het tweede deel (eveneens in twee volumina) is voornamelijk filologisch van aard. Het eerste volumen bevat inleidende hoofdstukken over zakelijke gegevens, onder andere de personages, de inhoud van de klucht (met een volledige reconstructie van Trijns tocht door Antwerpen), de kleding van Trijn, en Huygens' gebruik van het Hollands en het Antwerps. Een woordregister verwijst naar de tekst en naar taalkundige paragrafen. Het tweede volumen bevat de tekst van K 2 (1672) in facsimile, met prozavertaling en uitvoerige annotaties. De Griekse en Latijnse ‘Bijschriften’ zijn vertaald en van annotaties voorzien. Hun betekenis voor Huygens' klucht wordt er uitvoerig behandeld. | |
Het leven van HuygensWie Huygens als mens, kunstenaar, geleerde en diplomaat nader wil leren kennen, kan beginnen met enkele levensbeschrijvingen. Allereerst is er Huygens' autobiografische, oorspronkelijk in het Latijn geschreven schets van zijn jeugdjaren, recentelijk opnieuw vertaald door C.L. Heesakkers (Heesakkers 1987, zie voor een eerdere vertaling Kan 1971). De korte biografie van L. Strengholt (Strengholt 1987) is zeer toegankelijk voor de geïnteresseerde lezer. Het boekje bevat een overvloed aan informatie en is bovendien prachtig geïllustreerd. Een nog beknoptere levensbeschrijving is te vinden in Strengholt 1977, de tekst van negen radio-uitzendingen. De biografie van Jac. Smit (Smit 1980) is veel uitgebreider en eveneens geschikt voor niet-specialisten. Huygens' leven en werken worden uitstekend beschreven. In een bijlage worden enkele belangrijke studies en tekstuitgaven besproken. De studie van H.A. Hofman (Hofman 1983) is een onmisbare aanvulling op de andere levensbeschrijvingen; zij beschrijft de loopbaan van Huygens als diplomaat en als secretaris van de Oranjes. Zie voor de wetenschappelijke kant van Huygens: Bots 1973. Van Gelder 1957 bevat portretten van Huygens en de zijnen. Een afbeelding van Suzanna van Baerle, Huygens' vrouw, ontbreekt daarin; van haar was op dat ogenblik geen portret bekend. In 1991 is dit tekort opgeheven door de verrassende ontdekking van een dubbelportret van Constantijn en zijn ‘Sterre’, zo goed als zeker geschilderd door Jacob van Cam- | |
[pagina 209]
| |
pen, Huygens' architect en vriend. In 1992 heeft het Mauritshuis in Den Haag het kostbare stuk kunnen verwerven. De studie van het literaire werk van Huygens is lange tijd voorbehouden geweest aan een kleine kring van wetenschappers en fijnproevers. Belangrijk pionierswerk werd verricht door T. Jorissen (Jorissen 1871) en G.J. Buitenhof (Buitenhof 1923); in de tussentijd had J.A. Worp de monumentale uitgave van Huygens' dichtwerk (Worp 1892-1899) bezorgd. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen de eerste impulsen voor een krachtige herwaardering van Huygens van buitenlandse onderzoekers (zie Colie 1956 en Bachrach 1962). In de jaren zestig leverden met name Jac. Smit (Smit 1966) en L. Strengholt (Strengholt 1976) belangwekkende analyses van afzonderlijke teksten van Huygens. | |
Het jubeljaar 1987In 1987 was het driehonderd jaar geleden dat Huygens stierf. In dat jaar vond er in Den Haag een congres plaats waar vele aspecten van zijn leven en werk aan bod kwamen. De voordrachten die toen gehouden zijn, werden opgenomen in een speciale aflevering van het tijdschrift De Zeventiende Eeuw (derde jaargang, 1987, aflevering 2); op ons onderwerp heeft betrekking de lezing van H.M. Hermkens, ‘De omzwervingen van Trijntje Cornelis door Antwerpen’. Onder redactie van A. Th. van Deursen e.a. verscheen in datzelfde jaar een bundel studies: Veelzijdigheid als levensvorm (Van Deursen e.a. 1987). Twee bijdragen daarin hebben te maken met Trijntje Cornelis: H.M. Hermkens, ‘Syntagma's uit de omgangstaal bij Huygens’; en W.N.M. Hüsken, ‘Trijntje Cornelis en Tesselschade: reminiscenties aan een pennestrijd?’ De laatstgenoemde auteur gaat uitgebreid in op het verhaal ‘Het nieuwsgierig Aagje van Enkhuizen’ als bron voor Huygens' klucht. Trijntjes avontuur in Antwerpen ziet hij als een dwaaltocht met een verborgen religieuze betekenis: de protestantse vrouw die de dupe wordt van roomse intriges zou een verwijzing kunnen zijn naar Huygens' hartsvriendin Maria Tesselschade, die zich tot het katholicisme had bekeerd. Misschien heeft Huygens haar hier willen voorstellen als verdwaalde en als slachtoffer van het roomse ‘misverstand’? In 1987 werden er bovendien twee tentoonstellingen aan Huygens gewijd: in de Koninklijke Bibliotheek en in het Museon, beide in Den Haag. Bij de eerstgenoemde expositie verscheen een uitvoerige catalogus, Huygens herdacht (Eyffinger 1987), met daarin aandacht voor uiteenlopende aspecten van zijn leven: Huygens in zijn gezin; Huygens in dienst van | |
[pagina 210]
| |
Oranje; Huygens en de wetenschap; de dichter Huygens; Huygens en de vrije kunsten; Huygens en de bouwkunst; Huygens en de muziek. De catalogus van de tentoonstelling in het Museon (later ook nog in Paleis Het Loo te bezichtigen geweest) bevat eveneens veel materiaal over het leven en werk van Huygens (Kootte 1987). Ook in Groningen werd Huygens herdacht met een symposium. De daar gehouden lezingen zijn verzameld in Huygens in noorder licht (Streekstra & Verkuyl 1987). Voor Huygens als dialoogschrijver is de bijdrage van M.M.H. Bax van belang: ‘De gespreksvoering in Trijntje Cornelis in pragmatisch perspectief’. Bax geeft een overzicht van de beoordeling van het stuk door literair-historici en andere auteurs, die tot voor kort voornamelijk gebaseerd blijken te zijn op zedelijkheidsnormen. Zelf bepaalt hij zich tot taalkenmerken van het stuk. Hij concludeert dat Huygens' dialogen zeer levensechte omgangstaal bevatten. Aansluitend op de golf publicaties in 1987 verscheen in 1988 nog Soeticheydt des Buyten-levens. Leven en leren op Hofwijck (Freijser 1988). Deze bundel bevat zeer instructieve artikelen van verschillende auteurs over de opvoedingsmethoden in de familie Huygens. De herdenking van Huygens' geboortedag in 1996 leverde minder publicaties op. In Groningen werd opnieuw een Huygens-symposium gehouden. Van de daar gehouden lezingen hebben er twee betrekking op Trijntje Cornelis: H.M. Hermkens, ‘Huygens als dialectkenner’ en A. Keersmaekers, ‘De (her)waardering van Huygens' Trijntje Cornelis in de 19de eeuw’. N.F. Streekstra bespreekt de ruim achthonderd publicaties uit de periode 1960 tot 1994 waarin Huygens centraal staat of zijdelings ter sprake wordt gebracht. De bijdragen aan dit symposium zijn gebundeld in Streekstra 1997. | |
Huygens en het kluchtgenreHet komische toneel van de zeventiende eeuw is bij onderzoekers decennialang weinig populair geweest. Er bestaat geen recent overzicht van het komische toneel in de zeventiende eeuw; wie een inzicht wil krijgen in het zeventiende-eeuwse klucht- en blijspelrepertoire is nog steeds aangewezen op J.A. Worps onvolprezen Geschiedenis van het drama en van het tooneel in Nederland, dat in de jaren 1904-1908 in twee delen werd uitgegeven. Wel zijn er de laatste jaren studies verschenen waarin een deel van het zeventiende-eeuwse repertoire aan een analyse wordt onderworpen (zie Leuker 1992 en Van Stipriaan 1996). Van Leuvensteijn 1991 geeft een, | |
[pagina 211]
| |
inmiddels enigszins verouderd, overzicht van de stand van onderzoek; een korte populariserende inleiding op de zeventiende-eeuwse komische toneelcultuur biedt Van Stipriaan 1993. De laatste jaren verschijnen er steeds meer studies die de komische en virtuoze kant van de dichter Huygens belichten. Tineke ter Meer geeft in Snel en dicht (Ter Meer 1991) een boeiende analyse van de puntdichten van Huygens. Ton van Strien gaat in zijn editie van een deel van Korenbloemen (Van Strien 1990) in op Huygens' door duisterheid en dubbelzinnigheid gekenmerkte opvattingen over dichtkunst. |
|