| |
| |
eerste bedrijf, eerste toneel
marie, trijn
Maar, nichtje, zijde gij 't? Wat een plezant resconter!
Dat mens spreekt als die paap. Ik dacht eerst, ik verstond 'er
Maar toch begrijp ik niets. Wablief? - Wat zei je daar?
Wie ik ben? Mezelf natuurlijk, klaar.
145[regelnummer]
Wie da' ge zijt, me kind, zou ik dat dan niet weten?
Dat mogen zotten en ondankbaar volk vergeten,
Maar mijns gelijken niet.
| |
| |
(Tot zichzelf)
Een ratteke als gij, dat wil ik in mijn val.
Kom, kijk eens goed naar mij: hedde dan niet onthouwen
150[regelnummer]
Hoe dat eens, 't is al lang geleden, er twee vrouwen...
Hoe dat er vriendekes van ver naar 't Waterland...
Ja, 'k woon in Waterland.
... Hoe dat ik met mijn tant'
Uw brave ouders kwam bezoeken? Wete 't nog?
Je stinkt naar muskus. Wat een stank is me dat toch.
(Ze stopt haar handschoenen weg)
155[regelnummer]
Foei, 't zijn mijn handschoenen.
Uit spelevaren gingen? Maar 'k hoef niet meer blijks.
(Francisco komt op en gaat in een hoek staan luisteren)
Uw oogskes, neus en mondje zouden het verklappen.
Me dunkt, ik zie u nog met blote beentjes stappen
Langs 't water, laat eens zien, niet ver van Amsterdam,
Dat 's waar, 'k woon in Zaandam.
Zaandam, mijn kind, daar was t. 't Is vreemd, maar mijn memorie
Wordt korter met de dag. Toch kan 'k een heel historie
Vertellen van die reis; het was er zo plezant,
Zo lustig, zoet en net, daar in dat Waterland.
165[regelnummer]
Maar gij waart toen nog jong; gij kunt het niet meer weten
Wat er toen is gebeurd; maar ik wil 't niet vergeten.
| |
| |
'k Heb het er goed gehad en 't lekker traktement
Heeft zo'n indruk gemaakt - al zijn we wat gewend -
Da 'k er nog over spreek. Maar uw zoet converseren
170[regelnummer]
Vergeet ik nooit. Dat wil ik aan m'n kindjes leren
En ik vertel hun elke dag met veel plezier
Hoe dat lief meideke, dat nichtje... Kom es hier,
M'n lieveke, da's juist, zo had ik het onthouwe.
Een goei vrouw! Vol vermaak!
Wat heeft z'ons getrakteerd! Wat was ze goed van spraak
En conversatie!! Maar wat staan we hier te kouten
Op straat in wind en slijk!? Kom, laat ik me verstouten...
Nee, nee, ik insisteer, ik laat u zo niet gaan.
| |
eerste bedrijf, tweede toneel
francisco, marie, trijn
(In Maries oor)
180[regelnummer]
Dat meen ik ook wel, Maai! Ik heb u goed verstaan
En ik ken ik uwe zang. Dat vogeltje is binnen.
(Over haar schouder)
Houd gij uw bakkes toe. Hoe kan ze 't ook verzinnen,
| |
| |
Die nobele Fortuin! Kozijn Francisco, vriend,
Gij komt mij goed van pas. Heb ik u ooit gediend
185[regelnummer]
Met mijn presentie, d'uw kan me zeer obligeren.
Laat ons naar binnen gaan, om ons nicht te trakteren,
Mijn vleselijke nicht, men lieve nicht Katrijn:
We moeten deze nacht - en langer - vrolijk zijn.
Maar Nichtje, 't wordt wat laat en ik heb ver te lopen,
190[regelnummer]
Eer ik mijn slaapstee vind.
Ge zult hier blijven slapen,
Dat zweer ik op mijn ziel: wat voor een praat is dat!
Zou ik u laten gaan? 'k Zat liever op het rad.
Voor één keer da'k mijn nicht uit Holland zie verschijnen,
Zou ik dan dat geluk in 't wiegske zien verkwijnen
Kozijn Francisco, kijk, als wij het met ons twee
Niet kunnen redden, zal ik nog wat mensen halen.
Het feest moet nobel zijn, ik kan het best betalen.
Daar twijfel ik niet aan.
(Tot zichzelf)
200[regelnummer]
Ziet het er slordig uit en ruikt het naar 't toilet.
Maar, Nichtje, luister eens, die slaapstee van daarnet,
Dat is die van mijn man, want ik slaap in zijn bed.
| |
| |
205[regelnummer]
Ge doet me lachen, nicht. Dat had ik niet gepeinsd.
Ge houdt ons voor de zot met streken en ge veinst.
'k Meen dat ik wel verstand van maagden heb, en zou
De tekenen herkennen, bij een man of vrouw;
En gij, gij zijt nog maagd of is een kraai geen vogel!?
210[regelnummer]
Maar mijn man is er één, een zeer parmante vogel,
Zo fris, zo flink, zo fiks, daar kan ik hem voor prijzen,
En als hij straks nog kan, zal hij zijn deugd bewijzen.
Waar is die man dan wel? Niet te imaginere
Dat gij getrouwd zoudt zijn, hoe 'k 't ook considerere.
215[regelnummer]
Waar is die man dan toch, als hij althans bestaat.
Het is er één die flink op beide benen staat,
En mij ontmaagdde toen het pas gaf, vijftien weken
Na Wormer Beestenmarkt, vandaag twee jaar verstreken.
| |
| |
Maar kind, waar is hij dan? Toe, zeg het, is hij hier?
220[regelnummer]
Al is hij pas getrouwd, hij gaat niet aan de zwier,
Zoals de dwazen doen. Hij houdt zijn woord, hoor moer,
En 't vrouwvolk van zijn lijf. Als elk op zijn koers voer,
Dan zou er minder schande zijn in 't schippershuis,
Waar lustig wordt gespeeld, door 't vrouwtje eenzaam thuis,
225[regelnummer]
Die als een jonge non in 't klooster na drie dagen
Op 't dak naar mansvolk speurt, naar mans begint te vragen.
'k Vraag u er maar naar één, uw man, mijn lieve kind,
Kom, haal hem voor den dag: is hij uw beste vrind,
Dan is hij ook de mijne. 'k Zweer het op mijn eer,
230[regelnummer]
En da's mijn liefste pand.
Mijn man ligt hier aan 't veer,
Niet ver van 't Hoofd vol Bier...
Het Bierhoofd, wil ze zeggen.
Van 't Bierhoofd (noem je 't zo? Ik ken hier heg noch stegge).
Uw man? Die ligt hier aan de kaai?
Dat loopt verkeerd af, Maai,
| |
| |
235[regelnummer]
Wat duvel, hare man in 't stad.
Dat is Klaas Gerritse, mijn man, en heel wat mans.
(Francisco en Marie onder elkaar)
Per dio, dat zit scheef, Maai, wij hebben geen geluk.
Och, arme hinkepoot, hoe komde aan een kruk?
Heeft iets mij ooit gestopt? Waar hedde dat vernomen?
240[regelnummer]
En in wat kwaliteit is Kozijn Klaas gekomen?
Noem je dat kwaaie tijd? De tijd is goed dit jaar,
Maar dat hij kwalijk tijd om t' eten vindt, dat 's waar,
Zo bezig was hij deze ochtend met zijn makker.
De lading van een schip is 't koren op de akker.
245[regelnummer]
Door 't lossen van het schip, haalt Klaas de oogst van 't veld.
Me dunkt, hij is nu klaar, want hij werkt met geweld.
Ik vroeg u naar Signor Kozijn Niklaas' vocatie
Nu denk ik, Nichteke, behoudens uw goei gratie,
Wat dacht je dat hij was?
250[regelnummer]
Een vellenploter soms? Een vuilak eerste klas?
Nee, nee, zo gaan de zaken niet bij Klaas en mij:
Wij horen bij het puikje van de burgerij.
| |
| |
'k Hoor met contentement dat 't mijn familie goed gaat.
Maar, Nichtje, nog een vraag, wanneer ge mij dat toestaat.
255[regelnummer]
Als uwe lieve man in 't Stad wil gaan logeren,
Dan doet hij dat gewis zoals de chique heren.
Waar is zijn herberg dan, opdat sinjeur Kozijn
Francisco in mijn naam hem eens van dienst kan zijn
Met een kus op zijn hand?
Zijn hand? Hij lijkt wel gek!
260[regelnummer]
Daar geef je toch geen kus! Die zijn zo zwart als pek!
Laat dat maar uit je hoofd; we doen niet aan die mode.
En zoek je zijn hotel, dat 's op zijn eigen bodem,
Zijn eigen erf, zijn hout, zijn eigen stevig scheepje,
Daar is hij baas, ik vrouw, dat is ons hele sleepje.
265[regelnummer]
Zou dus Ser Nicolo Gerardi, ons Kozijn,
Op 't schip gaan slapen? Hier op 't Scheld? Dat kan niet zijn!
Of ge 't nu wilt of niet, ik zal een boodschap sturen,
Al is 't wat ver van hier, lang zal het wel niet duren
Eer hij zijn vrouwtje ziet, dat kan ik u beloven.
270[regelnummer]
En zegt het spreekwoord niet, door bieden en door loven
Komt men tot vergelijk? Dan zal hij mogen kiezen
Wat hij bij mij in huis kan winnen of verliezen
Bij 't scheepse logement. Da's toch niks voor zo'n vent.
Wij waren vroeger wel wat groter chic gewend
275[regelnummer]
Maar met de kwaaie tijd raakt iedereen ten achter,
Zowel de eigenaar als ook zijn arme pachter.
En of we niet genoeg miserie hadden, nicht,
De geestelijkheid maakt eerst onze beurzen licht
En dan stuurt het Kasteel zijn Señores Soldados:
280[regelnummer]
Die worden graag geëerd als Hidalgos Honrados
| |
| |
En roven onze beurzen leeg tot de laatste duit.
Hier wordt de burger kaalgeplukt tot op de huid.
Toch schiet er nog wat over, mag ik althans hopen,
Om een goei schotel voor goei vriendekes te kopen.
285[regelnummer]
En dan nog een zacht bed.
(Bij zichzelf)
Dat kan wel zijn misschien
Maar heel veel rijkdom valt er hier niet echt te zien.
Je kunt mijn man wel halen, maar hem ook doen blijven?
Dat zie ik je niet doen, al was je met zijn vijven.
Daar is hij t' eigenwijs en veel t' eenkennig voor.
290[regelnummer]
Wie niet kent, niet bemint, zo luidt de zegswijs, hoor!
Ge zult het straks wel zien. 'k Stuur er mijn juffer hene:
Die kan goed praten en heeft flink gevormde benen.
Een juffer naar hem sturen? Rustig, malle moer,
Laat dat maar uit je hoofd. Klaas Gertse zoekt geen hoer.
295[regelnummer]
Ik ben hem vrouws genoeg en jong genoeg van lenden.
Nicht, excuseer, maar ik bedoel: mijn meisje zenden,
Mijn meid, hoe noemde gij 't? Mijn dienstmaagd! Hoe subtiel
Is jullie taal bij d' ons; dat zweer ik op mijn ziel.
'k Wil nog eens uitgebreid in uw schoon land op reis
(Bij zichzelf)
Wat men haar ook vertelt, dat kind gelooft het al,
Eerst had ik het niet door, maar nu zie ik de val
| |
| |
Waaraan ze denkt, die Maai, de kwaaiste aller meiden.
Ze zoekt hem zogenaamd, maar tracht hem te vermijden,
305[regelnummer]
Zodat men hem niet vindt en zij intussen hier
Haar slag kan slaan met hulp van flink wat wijn en bier.
Maar bij Sint-Jan, ik ook! 'k Zal ook mijn slag slaan, Maaike,
Op mijn manier. Per Dios, dit Hollands papegaaike
Kan elke edelman plezier doen. Vel is vel
310[regelnummer]
En vlees is vlees, da 's waar, maar 't Hollands scheelt toch wel
Bij 't Brabants, en men moet van alles toch eens proeven.
Kom, stop met uw gepeins. Ge moet u niet bedroeven,
Mijn lieve Nicht: Uw Klaas zal cito bij u zijn.
Drink ondertussen eens een teugske Spaanse wijn:
315[regelnummer]
Wie moe is van het lopen moet dat niet versmaden.
'k Heb voor ons per persoon een kieken laten braden.
En ook nog een kapoen, met oesters gegarneerd
En tevens een kalkoen, met worsten gelardeerd
En snippekes daarbij, twee koppeltjes patrijzen
320[regelnummer]
En nog wat vogeltjes. En om u te bewijzen
Hoe Brabant kan trakteren: wat kardoen erbij
Wat selder, zout en olie, ja, dat vinden wij
Het beste wat er is. En om u te vermaken
Met wat variëteit van spijzen en van smaken,
325[regelnummer]
Heb ik meteen ook iemand uitgestuurd om vis,
Twee moten zalm, het neusje, als het beschikbaar is,
Een karperke om droog in een servet te winden,
Wat spiering en wat baars, en als men het kan vinden,
Wat verse kabeljauw, wat schelvis, wat pladijs,
330[regelnummer]
Wat bot en ook wat tong, die weleens de patrijs
Der zee genoemd wordt, en...
(Terzijde)
Wat schept ge daar weer op,
Maai, schei er toch mee uit!
| |
| |
Ik weet wel wat ik zeg. 'k Zie 't aan uw ogen, Trijn,
Da'ge daar zit te peinzen: 't is hier veel te klein
335[regelnummer]
Om zo veel pottekes vanavond te doen koken.
Maar zet dat uit uw hoofd. Dat braden en dat roken,
Daar doen wij hier niet aan. Dat vinden wij niet goed,
't Verpest het huis geheel met rook en as en roet.
Gelukkig zijn er nu wel honderd braderijen,
340[regelnummer]
Nicht, da's de beste vondst van oud' en nieuwe tijden.
Wat dat ge ook bestelt, de schotel wordt verzorgd
- Het lijkt wel toverij - en op verzoek bezorgd.
En opgediend met veel respect.
'k Mag lijden dat het hem de mond in loopt als drek,
345[regelnummer]
De eerste man die spek in fijne repen snee
En door de vogels reeg. Alleen al het idee!
(Terzijde tegen Marie)
Amai, die is niet rap content,
Zo laf als gij. Zwijg stil en laat haar maar begaan,
350[regelnummer]
Ze pimpelt rustig door, dat staat mij best wel aan.
Met slokjes stijgt de wijn haar naar het hoofd. Zeg, liefke,
Wanneer gij soms moet gaan, hiernaast is het geriefke,
Nee, ik zal 't wel zeggen als ik moet.
Bij ons beheersen we ons achterste heel goed,
| |
| |
Daar durf ik op vertrouwen:
Da's net als wij, denk ik, en dan vooral de vrouwen.
Maar wat een groot verzuim! Ik heb niet eens een ei
Voor bij de dis besteld, en geen zoete pastei,
Niet een amandeltaart en zulke aardigheidjes.
Maar wacht, daar horen nog pasteitjes
Van merg, van zwezerik, van hanenkammen toe.
Je maakt veel kosten. 'k Ben van dat geschrans al moe
't Is ruim voorzien. De kans om zoveel op te dienen
365[regelnummer]
Laat ik me niet ontgaan. Dat is zo ons manier,
Ook al trakteerde maar een gast of drie of vier.
Hoe vreemd zal onze Klaas staan kijken van dit eten!
Ik wilde dat ik hem meteen kon laten weten
Hoe 't hier gesteld is. Nicht, duurt het nog lange tijd
370[regelnummer]
Voordat hij komt, mijn man? En waar blijft toch je meid?
Nog wat geduld, mijn schat. Laat ons een uurtje praten,
Totdat hij arriveert. 't Zijn hier wat langer straten
| |
| |
Dan bij u in Leerdam - 'k wil zeggen in Noordam.
(In haar oor)
Wat raaskalt ge nu weer! Stom wijf, zeg toch: Zaandam,
In Zaandam, wou ik zeggen.
Pardon, ik was verstrooid; ik was aan 't overleggen
Welk soort van brood en kaas 'k zou geven als besluit,
En een zoet smaakje toe. Maar drink uw glas eerst uit
Eer ik daarover spreek, want wijn wil niet echt smaken
380[regelnummer]
Op zoetigheid. En zou dit kruikske leeg geraken
Eer Klaas hier arriveert, er is genoeg te drinken.
Zeg Nicht, kent gij dat spel, van kussen bij het klinken?
Hedde bij jullie al eens op een kus gedronken?
Dat is echt heel plezant! Zie Sinjoor Frans eens lonken,
385[regelnummer]
Die wil u wel te lijf. Dat kan hij pertinent.
Kom zitten, lekker stuk, ge zijt dat toch gewend.
Ik drink op u en Nicht; en één, twee, drie vier kuskes.
Voilà, dat hebben wij geleerd van al de muskes.
Nu is 't aan u, Kozijn, kieskeurig ben ik niet.
390[regelnummer]
Nu is 't aan u en Trijn, kom, doe me geen verdriet.
Dat klinkt, da's goed! Is 't leeg? Giet het dan op de nagel!
(Terzijde tegen Marie)
Amai, zo'n Hollands wijf, dat kust zo rap als hagel!
Er is nog meer op komst! Ze bloost al, ziede wel?
De Spaanse wijn begint te blinken door haar vel.
| |
| |
395[regelnummer]
Nu moet ik toch eens gaan, je weet wel; 't kan niet missen,
Ja, zeg het maar: die moet veel pissen.
't Is feest, ge doet dus wat ge wilt. Kom, ga maar vrij
Dat hoekske om, mijn lief. Hoog water, goed getij.
(Trijn gaat naar achter)
| |
eerste bedrijf, derde toneel
marie, francisco
Wat vinde daar nu van? Ge hadt eerst niet veel moed,
Verdoeme, dat loopt goed!
Gij zijt een duivelin. Dat heb ik nooit gezien.
Hoe loopt ze in de val! Da's pas een stomme trien.
We zullen haar, per Dios - ze zal ons niet ontlopen -
In onze klauwen krijgen en haar hemd losknopen
405[regelnummer]
En dan kleden we z' uit en stelen heel haar boel
En roven schip en vracht!
Stom rund, houd uwe smoel!
Daar komt ze. Kijk toch eens, om Gods wil, naar haar benen,
| |
eerste bedrijf, vierde toneel
marie, trijn, francisco
Nicht, pas toch op voor die stenen,
De vloer is ongelijk. 'k Wacht op de metselaar
| |
| |
(Ze pakt Francisco bij het hoofd)
Kom, koning, geef me 'n zoen. Je speelt met mijn verlangen!
Daar straf ik je wel voor, met kussen op je wangen.
(Ze kust hem over zijn schouder)
Maar hé, dat ist-ie niet. Ik dacht al, dat 's niet goed,
Hoe komt die rare vent aan 't pluimpje op zijn hoed!
415[regelnummer]
Of is 't zijn korenbloem?
Ho! Z' is al in de blommen,
't Gaat naar de bonen toe.
Maar 'k heb zojuist gehoord dat we hem spoedig zien,
We drinken er nog één op zijn succes.
Bij get, dat is goed nieuws; 'k weet waar ik ze kan laten.
420[regelnummer]
Ik heb ruim baan gemaakt. En wil je erbij praten
En zoentjes wisselen, Monsieur, mijn wang is 't doel.
(Ze kust hem weer)
Hoe meer ik denk aan Klaas, hoe heter ik me voel.
Courage, achternicht, laten we nog een teug
Op zijn gezondheid drinken, ieder naar zijn meug.
425[regelnummer]
Maar ik sta droog! Wat overkomt mij nu toch weer?
De Brabander drinkt traag, mijn keeltje dorst naar meer.
'k Moet zoeken naar mijn glas als met een luizenkam,
't Is net of jullie niet graag zien dat ik hier kwam.
Zo'n soort van bekertjes zet je mij voor de neus!
430[regelnummer]
Heb je geen groter glas in huis? Vive le geus!
Ik drink er drie op jou, François, of is het Frans
| |
| |
Of Sint-Franciscus? Zeg, wat ben je voor een hans?
Ik ben al wat ge wilt, mijn lieveke, mon coeur,
Ik heet, hoe was 't ook weer? 'k Heet uwe serviteur.
435[regelnummer]
Ge wilt hem eens goed raken? Weg, dat lijsterbakske!
Doe weg dat ding, vooruit, en hang het aan een takske:
Dat 's goed gezegd, Kozijn,
Gesproken als een man. Hoe kan men vrolijk zijn
Met een tekort aan drank?]
Hé daar, ik wil niet horen
440[regelnummer]
Dat mijn nicht zeggen zou da 'k het feest wil verstoren.
(Ze geeft Trijn een volle fluit wijn)
Blaas op dat fluitje eens een liedje als ge kunt.
Hier is een glas vol wijn, en hartelijk gegund.
Een liedje? Ja, dat 's leuk. Ik heb er een onthouwe
Dat heel goed klinkt. Joechei!
(Zij zingt)
Wilhelmus van Nassouwe...
445[regelnummer]
Maar eerst moet 't fluitje leeg, nietwaar, mijn vrienden?
Daar twijfel ik niet aan.
'k Begin. Doe me maar na.
(Zingt weer)
| |
| |
En volg me na, na, na, zo spraken alle veugels.
Wat denk je, nichtje, heeft een schellevisje vleugels?
Jandrie, ik ken dat lied. Maar 'k zing het nu niet uit:
450[regelnummer]
'k Wil minder zingen. Ik blaas liever op de fluit.
O fluitje van de vreugd, je kan bij mij logeren,
Kom hier! Maar één is geen! Wie wil dit retourneren?
De duivel mag ze halen, die kan heel wat op!
Maar lang kan dat niet duren, 't stijgt naar hare kop.
(Hij geeft haar een tweede fluit)
(Zij wil er wat uit gieten)
Voorzichtig met die fluit!
Dat is geen eerlijk spel. Dat kan toch niet! Ten halve
Loopt dat nog mis. Pas op. Die volle koe moet kalven.
(Trijn braakt en valt op de vloer)
Daar ligt de viezerik, het beest in 't kinderbed;
Hoe is 't, gij sloor, gij slet?
Hoe is 't, Nicht Katelijn? Wat! Zijde dood? Of leefde?
Is dat niet meer plezier dan iemand ooit beleefde?
De stad is ingenomen, 't fort is nu van ons
Victorie, Maai! Ze slaapt, als lag ze in het dons.
| |
| |
465[regelnummer]
En nu aan 't plunderen! De poorten zijn gesprongen,
De schildwachten zijn dood. Ik barst schier uit mijn longen
Ik hoor iets als een sluis!
Dat kan goed zijn: ze pist.
Kelaas, Kela..., Kela..., Kelaasje.
470[regelnummer]
Ze droomt van hare Klaas.
Nog, nog! Nog, nog een glaasje.
Geen nood, dat zal wel overgaan,
Dat kaarsje flikkert in de kandelaar. De maan
| |
| |
Zakt in een zwarte wolk en zal niet gauw meer schijnen
O, Spaanse wijn der wijnen,
475[regelnummer]
Wat komd' ons goed van pas! Wat was 't een nobel man
Die u eerst uit de druif, in 't vat en in de kan
En in zijn keeltje goot! Wat zijde zoet en krachtig,
Zie daar: ze slaapt waarachtig
Dat doet ze ook, Maai, maar
Daar kijk ik niet eens naar,
Da's zo gekuist. Maar kom, laat ons het spel beginnen.
Eerst deze zilv'ren riem. Ik zou lang moeten spinnen
Eer ik die kopen kon. En nu die gouden knop.
Amai, wat is die zwaar! Nu 't mutske van haar kop:
485[regelnummer]
Dat linnen is heel fijn. Daar kan ik wat van maken
Dat mij goed passen zal. Ik zal het zo vermaken
Als was 't voor een prinses. Nu 't lijfken uit: hou vast,
Sta daar niet zo, help mee. En dit, is dit damast?
Och nee, het is katoen, maar prima kwaliteit!
490[regelnummer]
Als 'k dat moest maken, kostte het me heel wat tijd.
Zie wat een borstjes, Maai, zie wat een boezem, zie,
| |
| |
Zot, ge peinst toch niet dat die
Wat meer zijn dan de mijn? 't Is vel zoals een ander.
Maar kijk, ze staan zo stijf, zo stevig uit elkander.
495[regelnummer]
Doe voort, gij beuzelaar, we hebben niet veel tijd
Om zo te frutselen. Hier, sukkel dat ge zijt,
Til deze lap eens op, ik kan de strik niet vinden
Van 't schortje. Sta toch stil! 'k Probeer hem los te binden
Hij zit goed in de war... Voilà! Zo! Nu de rok,
500[regelnummer]
De rok los. Waar 's de spleet? Hij is rond als een klok:
Francisco, waar 's de spleet?
Daar weet ik niks van af, toch niet van dat soort spleten.
Hier is ze, vlak van voor. Wat doet zo'n ding nu daar?
Die boerenkleren zitten aardig in elkaar.
505[regelnummer]
Kijk, Frans, da's pas een rok, echt laken, kijk, en koord!
En wat een dure voering! 'k Heb nog nooit gehoord
- Van heel mijn leven niet - van zo veel praal en pracht.
En nu de onderrok. Waar gaat die open? Wacht!
Waar is de spleet? Van voor, van achter of ter zijde?
510[regelnummer]
Alweer van voor. Da's sterk! Hoe weten z' het te snijden,
Zit uw spleet ook daar niet?
| |
| |
Niet in die hutspot trap!
Laat ons ze wat verschuiven.
Amai, dat stinkt hier zwaar naar vers geperste druiven!
515[regelnummer]
Zijde daar vies van, Frans...? De onderrok is uit,
En, par ma foi, dat is zowat de beste buit.
Zie, wat een ondergoed, met kant en broderie
En lintjes. Draagt dat volk zelfs ook nog lingerie
Om naar de wei te gaan? Stapt het zo door de dauw?
520[regelnummer]
Eens zien: is 't lang genoeg? Ja, maar het is wat nauw.
Ik ben wat meer voorzien dan Trijn, om 't zo te zeggen,
Maar er zit speling in. Ik zal het wel uitleggen...
Ge wilt wat snuffelen. Goed, pak ze dan, parbleu,
Is dat al wat ge me geeft, Marie,
In ruil voor al mijn trouw? Ik ben niet gelijk wie!
'k Heb ook een woordje in te brengen, da's verdiend.
We moeten eerlijk blijven, 'k ben toch uwe vriend.
| |
| |
Ja, ja, het is al goed. Gekijf geeft ongemak!
530[regelnummer]
Trek haar twee kousen uit en steek ze in uw zak.
Aan kousen geen gebrek: 'k ben rijkelijk voorzien
Da's waar, maar laat eens zien.
Ik doe hier een goei zaak, meer dan ik had gedacht!
Da's één, da's twee. Puur zij! Amai! Zo duur en zacht!
Wel waar, of 'k mag verrekken!
Ik wil z' op goed geluk direct eens aan gaan trekken.
Goddorie, daar zal ik eens fraai mee gaan flaneren,
Dan kan ik me pas echt aan chic volk presenteren.
Mijn laarzen zijn zo oud en zo dikwijls gelapt
540[regelnummer]
Da 'k mij daarover schaam.
Hoe kan een vrouwenkous aan mannenbenen passen?
Ja, ja, dat weet ik wel. 'k Laat er een stuk aan lassen
Van wollen stof of taf. De broeken zijn nu lang:
Dat vrouwelijke zal men niet zien aan mijn gang.
545[regelnummer]
Ik ben ermee content. Dus trek het u niet aan!
Laat mij mijn goesting doen.
Ziede die ster daar staan?
| |
| |
Die staat al een stuk verder dan daarstraks. 't Wordt laat:
Hanneken-Uit, de nachtwacht, is al lang op straat,
De nacht is schier voorbij. We moeten plannen maken
Hoe dat we die figuur hier kwijt kunnen geraken.
Dat is heel juist. Stel dat die kerel, hare man,
Haar wist te vinden, hetgeen best gebeuren kan,
Wat moeten we dan doen? Het zijn heel sterke boeven,
Dat Waterlands gespuis: als dat u af zou troeven
555[regelnummer]
Met draaien om uw oren... Nee, da's niks voor mij.
Hun vuisten zijn te hard, ik zoek geen vechtpartij.
Hedde dan geen rapier en zijde gene krijgsman?
't Rapier kan alles niet, al wint het wel de prijs van
De meeste wapens; maar die gasten zijn zo snood:
560[regelnummer]
Ze trekken gauw hun mes van wel twee handen groot
En snijden u in repen, maken u te schande.
Bah ja, ik weet het niet. Een mens heeft toch ook handen?
Als iemand, wie dan ook, me aan zijn mes wou rijgen,
Dan zou ik hem... ik zou... hij zou me niet klein krijgen!
Ja, maar zo'n mes mag er ook wezen!
Maar zie, wij kouten maar, als was er niks te vrezen,
Als zaten we bij 't vuur en deelden vrijers uit
En vrijsters met de tang. En ik vrees dat die guit
Die nu zijn wijf al mist, als hij niet al te zat is,
570[regelnummer]
Haar gangen nagaat en met iedereen op pad is
| |
| |
Da's waar, wie vraagt die zal er komen,
Al wou hij naar Parijs, of van Parijs naar Rome.
Maar zij gerust, ik heb die dingen niet zomaar
Vandaag bedacht. Ik heb mijn planneke al klaar;
575[regelnummer]
'k Heb het goed overwogen, heel de avond lang.
Ik regel dat wel, Frans; zij voor die man niet bang.
Ik ben niet bang, maar mijd 't gevaar als het kan zijn.
Ja, ge bedoelt: men vindt geen most in den azijn.
En gij, gij houdt uw lijf veel liever onverlet
580[regelnummer]
En gaat bij voorkeur met een hele huid naar bed.
Vooruit, Marie, kom op ermee!
Ik heb een eerste klas idee:
't Is de subtielste vondst die ooit al door een vrouw
Te voorschijn is gebracht.
585[regelnummer]
En red me van de dood. Ik zou het gaarne weten.
Het is een wonder ding, me dunkt, zo'n slecht geweten,
Want waar ik me ook keer, ik zie die sukkelaar,
Die smeerlap, die vervloekte schipper achter haar,
Met zijn vlijmscherpe mes.
| |
| |
Laat mij die boon maar doppen.
Schijtebroek! We zullen haar verstoppen,
Ge zult wel zien. Kom hier, eerst moet dat dooie lijf
Naar achter voor 't geval dat er een man of wijf
Komt kloppen aan mijn deur. 's Nachts is hier veel te doen.
Kijk, Maai, dat dingske hier, dat is vast hare schoen,
595[regelnummer]
Bezie toch eens hoe chic.
Dat zijn haar sloffen, lompe!
Daar stappen ze zo in, als een boer in zijn klompen
Als hij zijn bed uit komt. Dat past bij zijden kousen,
Nietwaar? Dat volkje schikt de schotels naar de sausen.
Kom aan, til op. Ik hier. Pakt gij haar kop, ja daar.
600[regelnummer]
Amai, die trien is zwaar.
Misschien is ze wel dood?
| |
| |
Nee, serieus, laat mij eens zien... Geen nood!
Goddank, ze ademt nog. Ze blaast er zelfs wat bij,
Als zat ze voor een kom met hete rijstebrij.
605[regelnummer]
Hoor haar eens ronken, Maai. Ze zal straks nog wel meer doen,
Me dunkt, ik riek het al.
We moeten haar geen zeer doen,
Z' heeft ons geen kwaad gedaan, de sloor!
(Ze dragen haar naar achter, komen weer op)
| |
eerste bedrijf, vijfde toneel
marie, francisco, paschier
De dode is ter kerk gebracht, maar zonder baar.
Ze ligt daar goed en warm, beschut voor alle winden:
610[regelnummer]
De schipper zal, me dunkt, zijn vrouw beslist niet vinden.
Ik weet het niet. Als hij hier komt, zal hij gelijk
In 't kamerke gaan zien en vallen over 't lijk.
Er wordt geklopt. God Seminis toch, Maai,
Zwijgt stil! Wa's dat voor een lawaai?
| |
| |
Een goeie! Kom, doe open.
Wat zijn dat voor manieren? Is die hoer bezopen?
Kend' uw moedertaal dan niet, gij aap!?
Señor, ge stoort m'in mijne slaap.
De rode vlag hangt uit. 't Zal niet gaan deze week.
Wat is me dat voor streek!
Wat zijde toch doortrapt! Wie was 't?
| |
| |
Paschier! Die loopt een blauwtje, zeg!
Dat doet behoorlijk zeer, aan allebei zijn schenen.
Och, Maai, eerst was ik bang! Nu is mijn schrik verdwenen.
625[regelnummer]
Wel, pas dan op de deur. Ik ga het arrangeren
En mijn huisapotheek terdege prepareren.
Het beste middeltje, het allerbeste kruid
Voor ons probleem, dat is: 't verstoppen van de buit.
Ga gauw en komt rap terug. Ge weet wat ik bedoel:
630[regelnummer]
Hoe da'k mij ook in hart en nieren krijgsman voel,
| |
eerste bedrijf, zesde toneel
francisco
En als er iemand komt? Of klopt? Wat dan gedaan?
Ik ga toch zeker niet staan wachten, nondeju,
Op die vent met zijn mes! Nee, hoerenpoort, salut!
635[regelnummer]
Nee, goeienavond, zeg! Ik heb een beter plan.
En denk nu niet dat ik alleen maar drinken kan!
'k Heb al zoveel gezopen met dat Hollands Truike
Da'k geen goesting meer heb: een mens heeft geen twee buiken.
Zwijg stil, ik wil gaan zien of ze nog ligt te woelen
640[regelnummer]
En of ze in haar slaap van mij nog wat kan voelen.
| |
eerste bedrijf, zevende toneel
marie
Ik blijf niet lang weg, Frans, om u niet bang te maken...
Waar is die vent nu heen? Heeft hij niet durven waken?
Die schipper maakt hem veel te bang, wat een paljas!
| |
| |
Hij had het al begeven, als ik er niet was.
645[regelnummer]
Maar toch, laat zien, waar is die hondsvot dan gebleven?
God, is hij weg? - Amai, ik voel mijn benen beven
En trillen als een riet. Wat moet ik nu beginnen?
Ik heb zijn hulp echt nodig. - Nee, hij is nog binnen!
Ik dank de moeder Gods, de deur is nog op slot.
| |
eerste bedrijf, achtste toneel
marie, francisco
(Francisco komt half lachend op)
650[regelnummer]
Daar is de schijtebroek! Hé wel, wat is 't, gij zot?
Ge zijt van schrik gaan kakken, zeker?
Zo'n schijter ben ik niet, al denkt gij ook van wel.
'k Ben onze dode gaan bezoeken in de kist,
Uit curiositeit, ge kent dat wel.
655[regelnummer]
Francisco, zeg eens, man, wat hedde daar bedreven?
Kom hier, beken het maar. Ik zal het u vergeven,
Als ge het eerlijk biecht. Wat hedde daar gedaan?
Ik heb haar wat gedekt. Wat kwaad is daar nu aan?
Ze lag zo in de kou, het was niet te verdragen
660[regelnummer]
Voor zulk een teer gestel. En mocht z' een kindje dragen...
...Wie zou de vader zijn? Gij, denk ik.
| |
| |
Ze heeft toch al een man! Ge legt me nogal wat
In mijne mond, Marie. Ge moet zoveel niet vragen.
Is het geen wonder ding? Ik zie het alle dagen
665[regelnummer]
En met verwondering, wat de Natuur toch kan!
Een naakte vrouw! Mijn god! Hoe zou er menig man
Door 't vuur voor lopen! Maar de vrouwen zijn ook mensen.
Wij zitten zelf ook vast aan lusten en aan wensen
En elk verlangt het meest naar dat wat hij niet heeft.
670[regelnummer]
De mensheid had ook anders niet zo lang geleefd.
Ja, 't is al goed! Als ge nu gaat filosoferen,
Dan gaat ons plan niet door. De maan begint te keren,
De dag breekt aan. Gauw, Maai, waar is uw medicijn
Die ons genezen moet? Kom, help me uit de pijn.
675[regelnummer]
Da's mijn drogisterij, zo droog gedroogd als noten
God! Ik was bijna verschoten!
Ik wist niet wat ik zag. Wat is dat toch? Een hoed -
Een wambuis - en een broek! - Vanwaar komt al dat goed?
Is 't van de luizenmarkt? Of van de galg gedropen?
680[regelnummer]
'k Heb eens een knecht gehad, maar die gast is gaan lopen.
Ja, dat scheelde zoveel niet:
| |
| |
Zo gaat het hier somtijds.) En 't pak dat ge hier ziet
Was zo versleten da'k een nieuw had moeten maken.
Maar 'k heb dat uitgesteld, op hoop van beter zaken,
685[regelnummer]
Die nog te komen zijn; en d' ouders van de knecht
- Die stuurden 't goed terug en zo kwam 't weer terecht.
Ja, 't was de moeite niet die kostbare livrei
Maar dat is toch niks voor mij:
We trekken dat hier aan die boerentrien haar gat
690[regelnummer]
En zetten z' ergens neer...
(Ja, waar de bruid op zat.)
...Een straat of zes van hier. Gij klaart dat klusje wel.
Wat? Vreesde voor uw vel?
Wat zoude zeggen als ik die eens tegenkwam?
695[regelnummer]
En als zich dat geval nu eens zou presenteren,
| |
| |
Da's klaar: ik zou hem smeren
Op alletwee mijn beentjes.
Dat wordt uw dood! Hedde geen hersens in uw kop?
En zoud' uzelf dan door uzelf laten verraden?
700[regelnummer]
Amai, wat zijde slim! Ik wil me laten braden
Als gij hier zogezegd met een doodzatte man
Gaat lopen langs de straat en dan nog iemand kan
Vermoeden wie het is! Och, lieve man, er gaat
Veel vrouwvolk nu in mannenbroeken over straat:
705[regelnummer]
En daar zit dan niets in! Ze rijden zelfs te paard
En durven oorlog voeren - en da's heel wat waard:
Zo tonen ze dat wij alleen van naam verschillen
En dat we mans zijn, als we 't mogen zijn of willen.
En deze moet man zijn, dat is in ons belang.
710[regelnummer]
Blijf gij hier wachten, Frans, nee, nee, het duurt niet lang:
'k Doe haar die vodden aan. Maar laat me nu met vrede
Al waard' er gaarne bij, ma foi, dat is geen reden.
Ik moet haar hemd uitdoen en dat is nog wat nat.
En ook, een naakte vrouw, da's niks voor u, mijn schat!
715[regelnummer]
Wat zijn we toch bezorgd! Wat kunde toch goed spreken,
De duivel wil soms ook de passie weleens preken.
Maar goed, ga dan alleen, als het zo wezen moet.
(Marie gaat af)
| |
eerste bedrijf, negende toneel
francisco
Och, varken, nu begrijp ik waarom ge dat doet.
Die prij! Zij loert op 't hemd van onze half-gevangene,
720[regelnummer]
Als dat niet waar is, dan wil ik me laten hangen.
| |
| |
Het is een prachtig hemd, met kantwerk aan de hals
En aan de mouwen. Dju! Wat zijn die hoeren vals!
Ze was benauwd dat ik mijn deel ervan zou vragen,
Voor zakdoeken, of zo, dat zou me wel behagen.
725[regelnummer]
Die kans is nu verspeeld; nu vang ik zeker bot.
Nu heeft ze 't veld alleen; wat ben ik toch een zot.
Adieu mijn hemdeke. - Amai, da's geen fatsoen,
Zo lang wegblijven om wat vodden aan te doen.
't Wordt, bij Sint-Jan, te laat. - Hedde nog niet gedaan?
730[regelnummer]
Hedde geen hulp van doen, mag ik naar binnen gaan?
| |
eerste bedrijf, tiende toneel
marie, francisco, trijn
Dat is niet nodig, nee. Hier komen we gewandeld;
Wat zegde van dat pak? Is dat niet goed verhandeld
Ja, maar haar hemd dan ook?
Heeft ze 't nog aan? Ik wed van niet. Gij, lelijk spook,
735[regelnummer]
Waar hedd' haar hemd gelegd?
Wilde mij daarmee plagen?
Ge zei zelf deze nacht: ‘Ge moet zoveel niet vragen.’
Blijf staan, Zaandammerke. Sta op uw beentjes, man!
Ze heeft geen beentjes, zie, ze kan niet gaan.
| |
| |
Wacht, dat ik het eens probeer.
740[regelnummer]
Amai, wat een misère. Daar ligt 't kind alweer.
Wat een verschil met gister... Zie 't spektakel aan!
Ja, lieven Heer, 't is kras! Hoe kan 't een mens vergaan!
Hoe kan een rijke vrouw een bedelaarster worden,
'k Wou dat ge niet zo morde,
745[regelnummer]
Mijnheer de Filosoof. Met al dat redeneren
Wordt het nog veel te laat. Stop nu met prakkiseren.
Daarstraks hadde veel haast.
(Trijn valt bijna)
Hola, blijf staan, mijn jonker.
(Tot Francisco)
Dat 'k straks in het donker
Me blootstel aan gevaren en mijn lieve lijf
750[regelnummer]
En leden op het spel zet om die Klaas zijn wijf.
Hoe loopt dat af? Wat zal ik erbij kunnen winnen?
En gij loopt geen gevaar, gij blijft hier veilig binnen,
Vooruitbetaald en al. Ben ik dan uwe knecht?
Ge wilt da'k u beloon? Wel ja, da's uw goed recht.
755[regelnummer]
Kom langs wanneer ge wilt. 'k Zal u royaal fêteren,
Gans gratis en voor niks. Maar ge moet accepteren
Dat het vandaag niet gaat. Ik heb wat aan de hand
En morgen komt er volk, 't zijn mensen van de kant
Van Leuven of van Bergen, vraag niet hoe ze heten,
| |
| |
Dus overmorgen, naar mijn weten,
Dan ben ik welkom hier! Beloofd?
Maar ga nu gauw op weg! Verlos me van die klant.
Hij doet zijn ogen open! Breng een kaars.
Hij wil wat zeggen ook. Zie naar die mond.
765[regelnummer]
Een beker, Klaas, een be... een bekertje klein bier.
Nu zal hij leren lopen, kijk, hij kan 't al schier;
Het werk is half gedaan. Hij zal zo wat gaan sputteren
Met halve woordekens, en mompelen en pruttelen.
Trek u daar niks van aan: da's dronkemans getier.
770[regelnummer]
Ga nu en als ge dan zo ver weg zijt van hier
Dat ze mij niet verdenken, leg hem op een koer
Of ergens anders neer, bij het verteerde voer
Van paarden en van koeien.
En ga dan rap naar huis en denk er niet bij na.
775[regelnummer]
En let op wat ge zegt, als iemand ooit zou kouten
| |
| |
Mijn bakkes is van hout, en
Mijn voorhoofd van metaal, als iemand wil proberen
Om mij ook nog een slecht geweten aan te smeren.
En mocht het toch zo zijn, het zal me leren veinzen.
780[regelnummer]
Adios, juffrouw Marie, voilà, nu gaan we reizen.
(Ze slaat een kruis in hun richting en kijkt ze lachend na)
Loop door! Of wilde niet? Ik zal 't u leren, man.
(Hij sleurt en schopt haar)
| |
eerste bedrijf, elfde toneel
marie
De zeilen zijn gehesen. 't Schip gaat goed door 't water.
Bij Lo, 't is juist op tijd. Was het een uurke later,
785[regelnummer]
Ik had het niet gewaagd. 't Ga met Francisco voort
Zoals het God zijn heiligen belieft. Mijn poort
Gaat dicht en mijn licht uit. Maar wacht, d'r komt wat bij.
(Ze haalt Trijns beurs uit haar zak te voorschijn)
Het is nog niet gedaan: daar steekt in die pastei
Een stukje wildgebraad, dat altijd lekker smaakt.
790[regelnummer]
Dat botte Franske was zozeer verblind geraakt;
Dat hij niet aan 't voornaamste dacht, 'k bedoel aan 't geld!
Die zot was veel te veel op Trijntjes borst gesteld;
Ik dacht: betast haar maar, 'k voel ook wat! En, och Here,
In minder dan geen tijd was 't beursje uit haar kleren.
| |
| |
795[regelnummer]
Wel, mensen, goedenacht, ik ga wat zitten tellen:
Als 't kunstje u bevalt, dan moogde 't voortvertellen.
| |
eerste bedrijf, twaalfde toneel
francisco, trijn
Vooruit, gij zatte kont. - Wat ben ik afgemat
En moe van 't slepen met dat overlopend vat!
Hij is m' al twintig keer ontvallen en ontschoten,
800[regelnummer]
Botst tegen elke steen en rolt in alle goten.
Was 't niet voor Maai - die hoer, die ik niet kan vergeten,
Hoewel ik kamfer slik - 't had mij al lang gespeten.
Maar zie, 't is afgelopen. - 'k Heb hem al gevonden,
De mesthoop die ik zocht. En hierlangs gaat de ronde
805[regelnummer]
Van Sieur Hanneken-Uit. Hier mag ik dus mijn pak
Gaan lozen! - Zo, Jan Gat, zit neer op uw gemak.
Hij valt in slaap. Dat dacht ik wel.
(Zij slaapt weer in)
Mij maakt het niet meer uit. Adieu, gij vuil fatsoen,
810[regelnummer]
Ik zoek mijn veiligheid. 'k Heb hier niks meer te doen.
|
|